ECLI:NL:RBDHA:2025:4430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
NL 24.26001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende afwijzing asielaanvraag

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Het verzoek is ingediend tegen de beslissing van de Minister van Asiel en Migratie, die op 17 juni 2024 de aanvraag van verzoeker heeft afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, waarop de minister op 12 februari 2025 heeft beslist. Echter, verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing op het bezwaarschrift, wat van belang is voor de ontvankelijkheid van het verzoek om voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen beroepsprocedure loopt tegen het besluit op het bezwaar. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk kan beoordelen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26001

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], V-nummer: [vnummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. L.K. Matpanözer),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
1.2.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 17 juni 2024 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3.
De minister heeft op 12 februari 2025 beslist op het bezwaarschrift.
1.4.
Verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Het verzoek om voorlopige voorziening gaat over het primaire besluit en het besluit op het bezwaar tegen dat besluit. Tegen dat laatste besluit loopt geen beroepsprocedure. Alleen als dat wel het geval is, kan iemand een verzoek om voorlopige voorziening doen.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van B.A. van der Wiel, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.