ECLI:NL:RBDHA:2025:4430
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende afwijzing asielaanvraag
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Het verzoek is ingediend tegen de beslissing van de Minister van Asiel en Migratie, die op 17 juni 2024 de aanvraag van verzoeker heeft afgewezen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, waarop de minister op 12 februari 2025 heeft beslist. Echter, verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing op het bezwaarschrift, wat van belang is voor de ontvankelijkheid van het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen beroepsprocedure loopt tegen het besluit op het bezwaar. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk kan beoordelen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, conform artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.