ECLI:NL:RBDHA:2025:4438

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
AWB 24/13822
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag wijziging verblijfsvergunning op humanitaire gronden

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, een vrouw uit Bangladesh, die in beroep ging tegen de afwijzing van haar aanvraag tot wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning naar ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’. Eiseres had eerder een verblijfsvergunning als gezinslid, maar deze was ingetrokken omdat haar moeder niet meer voldeed aan de voorwaarden. Eiseres diende een aanvraag in voor een nieuwe verblijfsvergunning, maar deze werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die haar verblijf in Nederland rechtvaardigden.

De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had overwogen dat de omstandigheden die in bezwaar waren aangevoerd, niet konden leiden tot een andersluidend besluit. Eiseres had geen verblijfsrecht meer en moest Nederland binnen vier weken verlaten. De rechtbank concludeerde dat de minister niet verplicht was om eiseres te horen of nader onderzoek te doen, aangezien de bezwaargronden geen bijzondere omstandigheden bevatten die haar verblijf in Nederland rechtvaardigden. Eiseres had ook niet onderbouwd waarom haar seksuele geaardheid als lesbische vrouw in Bangladesh een bijzondere omstandigheid zou zijn.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af. Eiseres kreeg geen gelijk en werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/13822

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2025 in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

geboren op [geboortedatum]
uit Bangladesh,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. S. de Vaal),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] de minister
(gemachtigde: mr. P. Loijenga).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning naar ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’. Eiseres heeft geen verblijfsrecht meer en moet binnen vier weken de lidstaten van de Europese Unie [2] verlaten.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het besluit

2. Eiseres had vanaf 29 december 2021 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als gezinslid bij haar moeder.
3. Die vergunning is op 16 februari 2024 met terugwerkende kracht ingetrokken vanaf 31 januari 2023, omdat eiseres’ moeder niet meer aan de beperking ‘studie’ voldeed. Daarom verviel het afhankelijke verblijfsrecht van eiseres ook. Het bezwaar hiertegen is ongegrond verklaard.
4. Eiseres heeft op 17 april 2023 een aanvraag ingediend tot wijziging van de beperking van haar verblijfsvergunning naar ‘niet-tijdelijke humanitaire gronden’. De minister heeft deze aanvraag op 10 augustus 2023 afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor die vergunning. [3] De hoofdpersoon (eiseres’ moeder) beschikte namelijk over een verblijfsvergunning van tijdelijke aard. Ook is niet gebleken van bijzondere individuele omstandigheden waardoor eiseres in Nederland moet blijven wonen. Met het besluit op bezwaar van 7 augustus 2024 (het bestreden besluit) is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Het beroep van eiseres richt zich tegen dat besluit.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Had het bezwaar aanleiding moeten zijn om eiseres te horen of nader onderzoek te doen?
7. Eiseres stelt dat het bezwaarschrift aanleiding had moeten zijn voor de minister om haar te horen of om aanvullende vragen te stellen over haar positie in Bangladesh. Eiseres wijst erop dat zij het bezwaarschrift zelf heeft geschreven en daarom niet begreep dat zij in moest gaan op bijzondere individuele omstandigheden, zoals haar maatschappelijke positie als alleenstaande vrouw in Bangladesh. Op de zitting heeft eiseres aangegeven dat zij lesbisch is en dat zij daarom niet terug kan naar Bangladesh.
8. De beroepsgrond slaagt niet. De minister heeft terecht overwogen dat op voorhand al bleek dat de in bezwaar aangevoerde omstandigheden niet zouden kunnen leiden tot een andersluidend besluit. [4] Uit de bezwaargronden blijken immers geen bijzondere individuele omstandigheden waardoor eiseres blijvend op verblijf in Nederland is aangewezen. [5] Dat zij graag haar studie in Nederland af wil ronden en los van haar ouders haar eigen beslissingen wil nemen, zijn niet dergelijke omstandigheden. Dit geldt te meer, omdat eiseres in de bezwaargronden aangeeft na haar studie terug te zullen keren naar Bangladesh. Dat eiseres het bezwaar zelf heeft geschreven, maakt daarom niet dat nader onderzoek had moeten worden gedaan door de minister. Bovendien zijn in beroep ook geen omstandigheden aangevoerd die betrokken hadden moeten worden bij de besluitvorming. Eiseres heeft namelijk niet uitgelegd of onderbouwd wat haar positie zou zijn als (lesbische) vrouw in Bangladesh en waarom dat bijzondere omstandigheden zijn die ertoe leiden dat zij blijvend op verblijf in Nederland is aangewezen. De minister heeft verder terecht gewezen op de mogelijkheid om een asielaanvraag in te dienen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid van deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Met uitzondering van Ierland, aangevuld met Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein.
3.De voorwaarden voor de reguliere verblijfsvergunning op niet-tijdelijke humanitaire gronden staan in de artikelen 3.50 en 3.51 van het Vreemdelingenbesluit 2000, artikel 3.24aa van het Voorschrift Vreemdelingen en deze zijn uitgewerkt in paragraaf B9/8.6 en B9/11 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
4.In overeenstemming met de Afdelingsjurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2023:3422 r.o. 4.1. en ECLI:NL:RVS:2022:1918, r.o. 5).
5.In paragraaf B9/8.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 staat uitgelegd dat in dat geval een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘niet-tijdelijk humanitaire gronden’ wordt verleend.