ECLI:NL:RBDHA:2025:4481

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
NL24.21440
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser met politieke overtuiging

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser, van Pakistaanse nationaliteit, heeft op 24 oktober 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 19 september 2022 afgewezen. Na een aanvullend gehoor en schriftelijke vragen heeft de minister op 30 april 2024 de aanvraag opnieuw afgewezen als ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging vanwege zijn politieke overtuiging en zijn betrokkenheid bij de [politieke partij 1]. Hij heeft in het verleden problemen gehad met aanhangers van de [politieke partij 2] en vreest bij terugkeer naar Pakistan te worden vermoord. De rechtbank stelt vast dat de minister de asielaanvraag zorgvuldig heeft beoordeeld en dat de geloofwaardig geachte elementen niet zwaarwegend genoeg zijn om te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Pakistan een reëel risico loopt op vervolging of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en de afwijzing van de aanvraag blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21440

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1]
(gemachtigde: mr. A.N. Lammers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 24 oktober 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij besluit van 19 september 2022 heeft de minister eisers asielaanvraag afgewezen. Tegen deze beslissing heeft eiser beroep ingediend. Op 15 september 2023 is de beschikking door de minister ingetrokken.
1.1.
Na een aanvullend gehoor en schriftelijke vragen, heeft de minister met het bestreden besluit van 30 april 2024 de aanvraag opnieuw afgewezen als ongegrond. Tegen deze beslissing is eiser in beroep gegaan.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag – kort samengevat – het volgende ten grondslag. Eiser is van Pakistaanse nationaliteit en geboren op [datum]. Eiser is aanhanger van de [politieke partij 1] en zoon van een (voormalig) plaatselijke [politieke partij 1]-leider. Hij heeft twee keer problemen gehad met mensen van de tegenpartij [politieke partij 2]. In 2016 heeft eiser twee weken vastgezeten door een valse aangifte en in 2018 is eiser betrokken geweest bij een gevecht waarbij iemand van de [politieke partij 2] gewond is geraakt. Eiser heeft hiervan de schuld gekregen. Ook zijn eisers oom en vader vermoord. Eiser vreest bij terugkeer te worden vermoord door aanhangers van [politieke partij 2].
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • incident 2016;
  • incident 2018;
  • aanhanger van de [politieke partij 1]-partij;
  • politieke overtuiging;
  • overig element: moord op oom en vader.
De minister acht alle elementen geloofwaardig in het bestreden besluit. De geloofwaardig geachte elementen zijn volgens de minister echter niet zwaarwegend genoeg om te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Zorgvuldig voorbereid besluit
6. Eiser betoogt dat de minister het besluit niet voldoende zorgvuldig heeft voorbereid. Zo stelt eiser dat de minister niet duidelijk heeft gemotiveerd of contact is geweest met een landenspecialist. De minister heeft geen overzicht gegeven van de geraadpleegde landeninformatie en heeft ook nergens kenbaar gemaakt dat de door eiser in het vorige beroep overgelegde landeninformatie is betrokken bij de besluitvorming. Nu de minister dit niet heeft gedaan gaat eiser ervan uit dat er geen onderzoek is gedaan door een landenspecialist.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat de minister in het verweerschrift van 12 juli 2024 heeft vermeld dat er een onderzoek heeft plaatsgevonden door een landenspecialist. Deze landenspecialist heeft bij het onderzoek onder meer dezelfde bronnen gebruikt die ook zijn genoemd in de besluitvorming. Op de zitting heeft de minister toegelicht dat bij het interne onderzoek ook actuele bronnen zijn gebruikt die dateren van na de machtswisseling in 2024 en dus actueel zijn. De actuele situatie in Pakistan is dan ook door de minister betrokken in de besluitvorming. Nu niet door eiser is verzocht om het interne onderzoek openbaar te maken, gaat de rechtbank ervan uit dat de minister actuele bronnen heeft gebruikt in zijn onderzoek. De rechtbank ziet immers geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van de minister. Eiser heeft zelf ook niet de juistheid van de bronnen bestreden.
In tegenstelling tot wat eiser betoogt heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank wel gereageerd op de stukken die hij heeft overgelegd. In het voornemen is namelijk vermeld dat eiser tijdens de beroepsprocedure meerdere artikelen heeft overgelegd over de [politieke partij 1] en de situatie in Pakistan. Deze artikelen gaan over bijvoorbeeld de arrestatie van [naam persoon] en het feit dat het leger hard optreedt tegen de [politieke partij 1]. In de correcties en aanvullingen op het aanvullend gehoor heeft eiser ook een screenshot van een artikel over de [politieke partij 1] overgelegd. De minister heeft dit aangeduid als algemeen bekende informatie die niet ziet over de persoonlijke situatie van eiser. Ook is in het bestreden besluit ingegaan op de later overgelegde artikelen. [2] Hiervan stelt de minister niet ten onrechte dat deze artikelen dateren van voor de laatste verkiezingen waarin de [politieke partij 1] heeft gewonnen en daarmee dus niet actueel zijn. Daarnaast is niet toegelicht waarom deze artikelen van toepassing zijn op de situatie van eiser. Daarom maken de artikelen het bestreden besluit van de minister niet anders. Verder heeft eiser niet nader toegelicht op welke wijze de minister onvoldoende de overgelegde stukken heeft meegenomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Politiek activisme en de zwaarwegendheid daarvan
7. De rechtbank stelt vast dat alle asielelementen geloofwaardig zijn geacht door de minister en dat mede daarom niet in geschil is dat eiser een politieke overtuiging heeft. Het betoog van eiser dient dan ook te worden gelezen in het kader van de zwaarwegendheid. Eiser betoogt dat de minister onterecht heeft gesteld dat hij, gelet op zijn individuele situatie, geen gegronde vrees heeft voor vervolging.
Moord op de vader en oom
8. Eiser betoogt dat de minister in de besluitvorming onterecht niet heeft meegenomen dat eisers oom en vader zijn vermoord
.Het is namelijk wel een relevant element, dat als zodanig beoordeeld dient te worden. Het enkele feit dat eiser niet direct na de moorden is vertrokken, betekent niet dat eiser hierdoor geen risico loopt bij terugkeer. Bovendien stelt de minister ten onrechte dat eiser verschillend heeft verklaard over de rol van zijn vader in het aanvullend gehoor. Hij heeft namelijk al in het nader gehoor verklaard dat zijn vader de oprichter was van de lokale [politieke partij 1]. In het aanvullend gehoor heeft eiser verklaard hoe zijn vader dat heeft gedaan.
8.1.
De minister stelt op de zitting dat de moord op de oom en vader van eiser op zichzelf staand geen relevant element is maar in samenhang moet worden bekeken met de politieke overtuiging van eiser. In de besluitvorming volgt ook dat dit element als zodanig is bekeken. Zo is het element, ondanks de aanduiding ervan als ‘overig element’, beoordeeld op geloofwaardigheid en zwaarwegendheid. De rechtbank ziet dan ook niet in dat eiser door enkel de aanduiding van dit element in zijn belangen is geschaad. De minister is daarnaast in de besluitvorming niet ten onrechte ingegaan op de tegenstrijdige verklaringen van eiser over de rol van zijn vader bij de oprichting van de [politieke partij 1]. Ook is in het besluit terecht opgenomen dat niet aannemelijk is gemaakt dat de moord op eisers vader en oom te maken heeft gehad met hun politieke overtuiging. Dit is enkel een veronderstelling. Bovendien heeft de minister in de besluitvorming ook terecht gesteld dat eiser nog 15 jaren in Pakistan heeft kunnen wonen zonder problemen te ervaren met de toenmalige autoriteiten. Eisers oom is namelijk in 1988 vermoord en zijn vader in 2008. Gelet op voorgaande heeft de minister terecht gesteld dat uit dit element niet voortvloeit dat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
Incidenten uit 2016 en 2018
9. Verder voert eiser aan dat de minister ten onrechte heeft nagelaten om het incident in 2016 mee te wegen in het licht van de actuele situatie in Pakistan. Door de gebeurtenissen in 2016 is eiser al eens in de negatieve aandacht komen te staan vanwege zijn steun voor de [politieke partij 1]. Zijn bereidheid om te strijden voor de [politieke partij 1] is daarom bekend bij de Pakistaanse autoriteiten. Daarnaast is het ten aanzien van het incident in 2016 niet duidelijk of de minister hem het voordeel van de twijfel geeft als het gaat om zijn verklaring dat sprake is van een valse aangifte, of dat dit punt voor de minister irrelevant is. Gelet op hetgeen door de minister is gesteld ten aanzien van het incident dat zich heeft voorgevallen in 2018, voert eiser het volgende aan. De minister heeft ten onrechte gesteld dat het niet geloofwaardig is dat eiser de schuld zou krijgen voor het feit dat Eshan Ali gewond is geraakt, omdat eiser heeft verklaard dat hij Eshan Ali niet heeft verwond. Hiermee stelt de minister ten onrechte dat het alleen geloofwaardig is dat eiser van het incident beschuldigd wordt, wanneer eiser wel iets heeft gedaan.
9.1.
De rechtbank stelt voorop dat de minister geloofwaardig heeft geacht dat eiser voor de verkiezingen van 2016 de [politieke partij 1] heeft gesteund en ruzie heeft gekregen met mensen die de [politieke partij 2] aanhangen. Mensen van deze partij hebben toen aangifte gedaan tegen eiser en hij heeft daarvoor twee weken in de gevangenis gezeten. Zoals de minister terecht heeft opgemerkt, heeft eiser echter niet met documenten onderbouwd dat de aangifte is gebaseerd op valse informatie. Eiser heeft een kopie van de aangifte overgelegd, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat deze vals is. Ook als dat wat in de aangifte staat onjuist zou zijn, verandert dit het oordeel niet. Eiser is immers vrijgelaten na een verzoeningsgesprek en is daarna zijn meldplicht bij de politie niet nagekomen. Hij heeft daarvan echter geen consequenties ondervonden. Hierdoor heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij nog steeds in de negatieve belangstelling staat van de [politieke partij 2] en daardoor gegronde vrees heeft voor vervolging bij terugkeer naar Pakistan. Dat hij een sympathisant is van de [politieke partij 1] en ooit eerder is aangehouden, is daarvoor onvoldoende.
9.2.
Wat betreft het betoog van eiser over het incident dat in 2018 plaatsvond wordt het volgende geoordeeld. De minister vermeldt in het verweerschrift van 12 juli 2024 dat hij het met eiser eens is dat het mogelijk is om onterecht beschuldigd te worden van een strafbaar feit. De minister volgt eiser echter niet in zijn stelling dat het besluit om die reden niet draagkrachtig gemotiveerd zou zijn. De rechtbank is het hiermee eens. Eiser heeft immers zelf verklaard dat hij niet gezocht wordt door de autoriteiten of anderen in zijn land. [3] Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij (nog) wordt verdacht van een strafbaar feit. Eiser heeft door zijn betoog niet aannemelijk gemaakt dat hij door dit incident in 2018 in de negatieve belangstelling staat in Pakistan en daardoor gegronde vrees heeft voor vervolging bij terugkeer.
[politieke partij 1]-aanhanger
10. Eiser betoogt dat de minister ten onrechte stelt dat hij bij terugkeer naar Pakistan niet in de negatieve belangstelling staat en daarom geen risico loopt op vervolging of behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Uit de door eiser overgelegde bronnen volgt namelijk dat de Pakistaanse autoriteiten negatief staan tegenover [politieke partij 1]-leden en sympathisanten die zich openlijk pro-[politieke partij 1] uitlaten. Dit betekent dat eiser bij terugkeer in de negatieve belangstelling staat van de [politieke partij 2]. Hij is namelijk een [politieke partij 1]-sympathisant, heeft zich ook in het buitenland (en in Pakistan) positief uitgelaten over de [politieke partij 1] en is de zoon van een bekend [politieke partij 1]-lid. Dat eiser, zoals de minister stelt, slechts een aanhanger is klopt dan ook niet. De stelling van de minister dat uit het Algemeen Ambtsbericht Pakistan van juli 2024, volgt dat alleen prominente leden en aanhangers van de [politieke partij 1] gevaar lopen, wordt niet gevolgd. Eiser stelt dat uit het algemeen ambtsbericht wel is af te leiden dat ook personen zoals hij, gewone internetgebruikers, in de negatieve belangstelling kunnen staan van de Pakistaanse autoriteiten. [4]
Ook blijkt uit het Thematisch ambtsbericht van 2020 dat elke terugkeerder wordt geïnterviewd en dat mensen die beschuldigd of verdacht worden van een strafbaar feit worden ondervraagd door de Federal Investigation Agency (FIA), een overheidsdienst die wordt beschuldigd van marteling. Eiser heeft zich na zijn gevangenhouding als gevolg van het incident in 2016 onttrokken aan de opgelegde meldplicht. Dat eiser dus destijds na dit incident kon vertrekken, betekent dan ook niet dat dit gelet op de actuele situatie geen gevaar oplevert. De Pakistaanse autoriteiten zijn immers op de hoogte van eisers sympathie voor de [politieke partij 1] en bereidheid om voor de [politieke partij 1] te strijden. Ook zullen zij zien wie zijn vader is en daarmee loopt hij risico op vervolging.
Tot slot betoogt eiser dat de minister ten onrechte stelt dat er veel steun is voor de [politieke partij 1] in de Pakistaanse samenleving omdat de onafhankelijke kandidaten die achter [naam persoon] staan (de (voormalig leider) van de [politieke partij 1]) de verkiezingen hebben gewonnen. Hierom blijkt dat eiser heeft te vrezen. [5] Volgens eiser vormt de [politieke partij 1] juist een bedreiging voor de Pakistaanse elite en is dit daarom reden voor deze elite om de [politieke partij 1]-sympathisanten te onderdrukken. De verkiezingswinst en het grote aantal [politieke partij 1]-aanhangers is dus geen reden om aan te nemen dat eiser geen risico loopt op vervolging. De minister kan in elk geval niet uitsluiten dat er wat gebeurt met [politieke partij 1]-aanhangers bij terugkeer naar Pakistan.
10.1.
De rechtbank is het met eiser eens dat uit het algemeen ambtsbericht niet volgt dat enkel ‘prominente’ leden een gegronde vrees hebben voor vervolging. In zoverre schort het op dit punt aan de motivering van de minister. De rechtbank begrijpt het standpunt van de minister echter zó dat de activiteiten van eiser in samenhang bezien en beoordeeld te marginaal zijn om te kunnen stellen dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank deelt dat standpunt en licht dat hieronder nader toe.
10.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Pakistan een reële kans op vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade loopt. De minister heeft dit voldoende gemotiveerd en in samenhang beoordeeld. De minister heeft de situatie beoordeeld naar de huidige stand van zaken in Pakistan, waaruit blijkt dat de [politieke partij 1] momenteel een groot draagvlak heeft. De onafhankelijke kandidaten van de [politieke partij 1] hebben bij de recente verkiezingen de meeste stemmen gekregen. Terecht heeft de minister in dit verband gesteld dat de politieke activiteiten van eiser in Pakistan als [politieke partij 1]-aanhanger marginaal zijn. In het verleden heeft eiser in Pakistan bij een [politieke partij 1]-seminar geholpen met het opbouwen van een tent, eiser ging bij mensen langs om over de partij te praten, hij liep met een vlag van de [politieke partij 1] en doneerde geld. [6] Ook is eiser nooit zelf lid geweest van de [politieke partij 1] en is hij enkel een aanhanger. In Nederland heeft eiser bovendien geen activiteiten voor de [politieke partij 1] verricht. Niet wordt ingezien waarom eiser bij terugkeer naar Pakistan problemen zou krijgen omdat hij [politieke partij 1]-aanhanger is en in het verleden bij een beperkt aantal activiteiten van de partij heeft geholpen. Zelfs als eiser bij terugkeer naar Pakistan dezelfde activiteiten zou verrichten, is niet aannemelijk gemaakt dat hij daardoor problemen zal ondervinden. Eiser heeft immers in Pakistan geen problemen door deze activiteiten ondervonden en ook nooit bedreigingen ontvangen na en naar aanleiding van het incident in 2018.
10.3.
Uit het Algemeen Ambtsbericht Pakistan van juli 2024 volgt ook niet dat alle [politieke partij 1]-aanhangers in de gaten worden gehouden noch dat alle [politieke partij 1]-aanhangers bij terugkeer te vrezen hebben voor vervolging of een reëel risico lopen op ernstige schade. [7] In het ambtsbericht staats immers vermeld dat de Pakistaanse [politieke partij 1]-aanhangers in het buitenland moeilijkheden
kunnenondervinden bij hun terugkeer naar het land. Dit gaat om personen die actief zijn op sociale media en protesten organiseren buiten Pakistaanse ambassades tegen het aanhoudende harde optreden van de autoriteiten in Pakistan. [8] Niet is gebleken dat eiser zich op zodanige wijze uit. Ook volgt uit het ambtsbericht dat het niet zonder meer een gegeven is dat alle sociale media-activiteiten van
alle[politieke partij 1]-aanhangers in het buitenland in de gaten worden gehouden. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat hij wegens zijn activiteiten op sociale media in de negatieve belangstelling staat van de Pakistaanse autoriteiten. Uit het relaas valt immers niet af te leiden dat hij ooit eerder problemen heeft gehad in Pakistan, of in Nederland, door het uiten van zijn politieke overtuiging op sociale media. Van belang hierbij is dat zijn tiktok-account niet te herleiden is naar hem als persoon en een zeer beperkt bereik heeft. Het account van eiser heeft namelijk slechts 57 volgers en eiser volgt zelf 35 mensen. [9] Een ander account op dit platform van eiser bevat geen uitingen van zijn politieke overtuigingen. Gelet op het voorgaande kan daarom niet zonder meer worden geconcludeerd dat eiser vindbaar is en dat zijn politieke posts op sociale media tot zijn persoon te herleiden zijn. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij hierdoor gegronde vrees voor vervolging heeft.
10.4.
Het betoog over het risico op ondervraging door de FIA bij terugkeer naar Pakistan wordt niet gevolgd door de rechtbank. De minister stelt terecht dat niet is gebleken dat eiser momenteel verdacht wordt van een strafbaar feit. Ook na onttrekking van de meldplicht die is opgelegd na het incident dat zich heeft voorgedaan in 2016, heeft eiser geen problemen ondervonden. Ook is niet gebleken dat er een aangifte is gedaan tegen eiser naar aanleiding van het incident dat zich heeft afgespeeld in 2018. Zo heeft eiser zelf verklaard dat de tegenpartij niet naar de politie is gegaan. [10] De minister stelt dan ook terecht dat niet wordt ingezien waarom eiser bij terugkeer naar Pakistan wel problemen zou krijgen wegens het niet nakomen van de meldplicht.
10.5.
De artikelen waarna in de gronden van beroep wordt gewezen, maken het oordeel ook niet anders. Zoals de minister ook al heeft gesteld over de eerder ingediende bronnen bevatten ook deze artikelen algemeen bekende informatie, die niet ziet op de individuele situatie van eiser. Eiser heeft met de verwijzing naar deze artikelen niet aannemelijk gemaakt dat hij een persoon is binnen de grote groep van [politieke partij 1]-aanhangers, die problemen krijgt bij terugkeer naar Pakistan.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Bruins, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Pagina 3 van het bestreden besluit.
3.Nader gehoor van 22 en 28 maart 2024, pagina 12.
4.Eiser verwijst naar pagina 80, 119 en 78 van het algemeen ambtsbericht Pakistan juli 2024.
5.BBC News, ‘Bushra Bibi led a protest to free [naam persoon] - what happened next is a mystery’, December 2024 en BBC News, ‘[naam persoon] supporters call off protest after crackdown’, December 2024.
6.Aanvullend gehoor van 16 januari 2024, pagina 6.
7.Algemeen Ambtsbericht Pakistan van juli 2024, pagina 79.
8.De minister verwijst hierbij naar Algemeen Ambtsbericht Pakistan van juli 2024, pagina 79.
9.De minister verwijst in dat kader naar pagina 9 van het rapport van het aanvullend gehoor.
10.Nader gehoor van 22 en 28 maart 2022, pagina 28.