ECLI:NL:RBDHA:2025:4487

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
NL24.16610
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met problemen met cult Eiye en seksuele geaardheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 14 september 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 19 maart 2024 te horen dat zijn aanvraag ongegrond was verklaard door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank behandelt het beroep op 11 februari 2025, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende onderzoek heeft gedaan naar de biseksuele gerichtheid van eiser en de problemen met de cult Eiye, waarvan eiser beweert dat hij lid is geweest en dat hij bedreigd wordt. De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de asielaanvraag ongegrond is, en verklaart het beroep van eiser ongegrond. De rechtbank wijst erop dat de procedure niet onzorgvuldig is verlopen en dat er geen aanleiding is voor een hernieuwde behandeling van de zaak. De uitspraak wordt gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, in aanwezigheid van griffier mr. N. El-Amrani.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.16610

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 maart 2025 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. E. Özel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 14 september 2019 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 19 maart 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2. De rechtbank heeft het beroep op 11 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft gesteld dat hij is geboren op [dag en maand] 1985 en de Nigeriaanse nationaliteit heeft. Eiser vreest dat hij in Nigeria wordt vermoord door leden van de cultgroep Eiye, waarvan hij lid is geweest. Eiser heeft geweigerd een opdracht voor de cult uit te voeren en is nu zelf doelwit geworden van de cult. Verder is hij weggegaan uit Nigeria omdat hij biseksueel is, wat in Nigeria strafbaar is gesteld. Eiser loopt vanwege zijn seksuele geaardheid bij terugkeer naar Nigeria een risico op vervolging en onmenselijke behandeling.
Eerdere procedure
6. Eiser heeft op 14 september 2019 zijn asielaanvraag ingediend. De minister heeft deze eerder, bij besluit van 12 augustus 2021, in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, heeft het daartegen ingediende beroep van eiser op 28 juli 2022 [2] gegrond verklaard. De rechtbank heeft in die uitspraak geoordeeld dat de minister niet in overeenstemming met paragraaf 2.1.3 van Werkinstructie (WI) 2019/17 eiser heeft gehoord en de gestelde biseksuele geaardheid is daardoor niet zorgvuldig onderzocht. De minister had namelijk naar aanleiding van eisers verklaring in het nader gehoor dat hij in Nederland een partner heeft door moeten vragen over deze relatie. Ook is er door de minister niet doorgevraagd over eisers kennis van de Nederlandse situatie van LHBTI’ers, terwijl zijn antwoorden op deze punten hiertoe wel aanleiding gaven. Naar aanleiding hiervan heeft de minister het bestreden besluit van 19 maart 2024 genomen.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst,
2. behoren tot de cult Eiye,
3. de cult Eiye wil eiser vermoorden,
4. biseksuele gerichtheid.
De minister volgt eiser in zijn verklaringen over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst. Dat eiser lid is van de cult Eiye wordt niet geloofwaardig geacht door de minister. Ook eisers verklaring dat de cult Eiye hem wil vermoorden wegens het niet uitvoeren van een opdracht wordt niet geloofwaardig geacht. Tot slot worden de verklaringen over eisers biseksuele gerichtheid niet gevolgd. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag van eiser ongegrond is op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Onzorgvuldig gehoor
8. Eiser voert aan dat het aanvullend gehoor onzorgvuldig is afgenomen. Het aanvullend gehoor heeft plaatsgevonden op 2 november 2022. Daarin had de minister de biseksuele gerichtheid van eiser nader moeten uitvragen. Tijdens het gehoor zijn echter ook vragen gesteld die niet gaan over de biseksuele gerichtheid van eiser. De vragen die wel gaan over de biseksuele gerichtheid van eiser en zijn romantische relaties zijn oppervlakkig en kort, waardoor de minister onvoldoende grondig onderzoek heeft gedaan. Ook zijn er onhandige pauzes genomen tijdens het gehoor en de tolk gaf aan moeite te hebben met tolken. Om die reden heeft de minister zelf ook in het bestreden besluit de keuze gemaakt om te verwijzen naar het nader gehoor. Gezien het tijdsverloop kan eiser meer verklaren over zijn seksuele gerichtheid. Hetzelfde geldt voor de problemen met de cult Eiye. Op het moment dat de minister het aanvullende gehoor afnam, wist de minister al welke tegenstrijdigheden zouden worden tegengeworpen. Het ligt voor de hand om eiser met deze tegenstrijdigheden te confronteren tijdens het aanvullend gehoor.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat in onderhavig geval voldoende is gevraagd over de biseksuele gerichtheid van eiser en de gestelde problemen met de cult Eiye. De gehoormedewerker heeft tijdens het aanvullende gehoor op 7 november 2022 voldoende vragen gesteld over zijn eerdere relaties, zijn relatie in Nederland en zijn kennis van de LHBTI-gemeenschap in Nederland en Nigeria. Niet valt in te zien welke andere vragen de gehoormedewerker had moeten stellen. Verder geeft eiser ook niet aan wat hij dan wel had willen verklaren of op welke wijze het gehoor niet goed ging. Het gehoor is in overeenstemming met WI 2019/17 verricht, waardoor de gestelde biseksuele geaardheid zorgvuldig onderzocht kon worden. Hiermee heeft de minister ook voldaan aan de opdracht in de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag. [3] De rechtbank ziet gelet op het betoog van eiser geen aanleiding in het aanvullende gehoor om te oordelen dat eiser onvoldoende zorgvuldig is gehoord. Hetzelfde geldt voor de vragen die door de gehoormedewerker heeft gesteld over de gestelde problemen met de cult Eiye. Door eiser is niet gesteld waarom en op welke wijze het gehoor tekortschoot. Bovendien is eiser zowel tijdens het nader gehoor, als tijdens het aanvullend gehoor geconfronteerd met tegenstrijdigheden. [4] Ook is eiser door het uitbrengen van een voornemen voldoende in de gelegenheid gesteld om te reageren op de tegengeworpen tegenstrijdigheden. [5] Dat de gehoormedewerker pauzes nam tijdens het gehoor is gebruikelijk en onvoldoende voor het oordeel dat er sprake is van een onzorgvuldig gehoor. Eiser gaf immers zelf aan dat hij de Engelse taal goed genoeg begrijpt om het gehoor af te leggen en de tolk goed te hebben verstaan. [6] Verder gaf hij ook aan geen opmerking te hebben over de werkwijze van de tolk. [7] Deze beroepsgrond slaagt niet.
Tijdsverloop procedure
9. Verder betoogt eiser dat door het tijdsverloop in deze procedure niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en inzichtelijke asielprocedure. De procedure is zodanig rommelig verlopen dat de minister de gehele asielprocedure opnieuw dient doen, waarbij een compleet nieuw gehoor moet plaatsvinden.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank is in onderhavig geval geen sprake van een zodanige lange of onzorgvuldige procedure waardoor de procedure opnieuw zou moeten plaatsvinden. De duur van de procedure heeft onder andere te maken met de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, waarin de rechtbank de minister de opdracht heeft gegeven om eiser aanvullend te horen. De minister heeft tijdens het nader gehoor namelijk geen vragen gesteld over eisers partner in Nederland en is niet doorgevraagd over zijn kennis van de Nederlandse situatie van LHBTI’ers. Tijdens het aanvullende gehoor op 7 november 2022 zijn deze onderwerpen voldoende aan bod gekomen, zoals is geoordeeld in rechtsoverweging 8.1 van deze uitspraak. Verder heeft eiser niet onderbouwd waarom de procedure zodanig onzorgvuldig is verlopen dat deze opnieuw gedaan moet worden.

Conclusie en gevolgen

10. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en de afwijzing van zijn aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Rb. Den Haag (zp. Den Haag) 28 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:7740.
3.Rb. Den Haag (zp. Den Haag) 28 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:7740.
4.Zie pagina 9 van het rapport aanvullend gehoor en bijvoorbeeld pagina 14 en pagina 18 van het rapport nader gehoor.
5.ABRvS 22 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:182.
6.Zie bijvoorbeeld pagina 6 en 21 van het rapport aanvullend gehoor.
7.Zie bijvoorbeeld pagina 21 van het rapport aanvullend gehoor.