ECLI:NL:RBDHA:2025:4490

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
NL25.10211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en informatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 maart 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiseres, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel is gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 25 februari 2025, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd. Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 maart 2025, waarbij eiseres aanwezig was met haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat de informatieplicht van verweerder niet is geschonden, ondanks dat de lichte gronden niet zijn aangekruist in de informatiebrief. De rechtbank concludeert dat eiseres voldoende geïnformeerd is over de redenen van de bewaring en dat zij deze heeft begrepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring, zoals het niet op de voorgeschreven wijze binnenkomen van Nederland, door eiseres niet zijn betwist.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10211

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. van Daalhuizen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. B.J. Pattiata).

Procesverloop

Bij besluit van 25 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2025 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Informatieplicht
1. Eiseres voert aan dat de lichte gronden niet zijn aangekruist in de informatiebrief. Het was voor eiseres dan ook niet bekend welke lichte gronden haar worden tegengeworpen. Verweerder heeft hiermee zijn informatieplicht geschonden.
1.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) rust op verweerder de plicht om de vreemdeling bij het uitreiken van een afschrift van de maatregel van bewaring schriftelijk, in een taal die hij verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij die verstaat, te informeren over de redenen van de bewaring, de rechtsmiddelen die tegen de bewaring openstaan en over de mogelijkheid van gratis rechtsbijstand (de informatieplicht).
1.2.
De rechtbank stelt vast dat de lichte gronden in de informatiebrief niet zijn aangekruist. Anders dan eiseres meent is de rechtbank van oordeel dat het niet aankruisen van de lichte gronden in dit geval echter geen schending van de informatieplicht oplevert. Uit het proces-verbaal van het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling blijkt dat aan eiseres, door middel van een tolk, is uitgelegd welke gronden haar worden tegengeworpen. Ook is aan eiseres gevraagd wat zij van deze gronden vindt. Eiseres reageert hierop door te zeggen dat ze een bankpas heeft en dat ze gaat werken. De rechtbank maakt hier uit op dat eiseres de redenen van bewaring heeft begrepen. Verweerder heeft hiermee de informatie waarop de informatieplicht ziet wel (mondeling) aan eiseres meegedeeld in een taal die zij verstaat. De rechtbank ziet in dit concrete geval dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de informatieplicht heeft geschonden. Daarbij wordt nog opgemerkt dat uit het proces-verbaal van het gehoor blijkt dat eiseres aan het eind van het gehoor desgevraagd heeft verklaard dat alles haar duidelijk is en dat zij de tolk goed heeft kunnen verstaan en begrijpen, zodat aangenomen kan worden dat zij de verstrekte informatie ook heeft begrepen. De beroepsgrond slaagt niet.
De bewaringsmaatregel
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vb, als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Verweerder heeft zware grond 3i ter zitting laten vallen.
2.1.
Eiseres betwist zware gronden 3b en 3c, en de lichte gronden 4a en 4d. De rechtbank stelt vast dat eiseres de zware grond 3a en de lichte grond 4c niet heeft betwist. Deze gronden doorstaan ook de ambtshalve toetsing van de rechtbank en zijn tezamen al voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Er vloeit namelijk uit voort dat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. De bestreden gronden hoeven gezien het voorgaande geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
3. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, gehouden is ambtshalve de rechtsmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring te toetsen. Ook met inachtneming van deze ambtshalve toetsing ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Duijf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.