AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Afwijzing opvolgende asielaanvraag van eiser van Burundese nationaliteit door de minister van Asiel en Migratie
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt Burundese nationaliteit te hebben, diende op 16 februari 2023 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie verklaarde deze aanvraag op 15 november 2024 niet-ontvankelijk. De rechtbank behandelt het beroep op 3 februari 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de minister.
De rechtbank concludeert dat de minister niet onzorgvuldig heeft gehandeld door geen medisch advies aan te vragen voorafgaand aan het gehoor. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend die was afgewezen, en de minister oordeelt dat er geen nieuwe elementen zijn die de opvolgende aanvraag ontvankelijk maken. Eiser voert aan dat hij niet adequaat is gehoord vanwege zijn medische klachten, maar de rechtbank stelt vast dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met eisers situatie en dat er geen verplichting bestond om een tweede uitnodiging voor medisch onderzoek te versturen.
De rechtbank oordeelt verder dat de minister terecht heeft vastgesteld dat eisers Burundese nationaliteit niet vaststaat. De nationaliteitsverklaring die eiser heeft overgelegd, wordt door de minister als onvoldoende betrouwbaar beschouwd, omdat er geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.
Voetnoten
1.AWB 05/24955.
2.WI 2021/12: de minister heeft niet aangegeven dat eisers reden van niet verschijnen geen verschoonbare reden is. Eiser wijst ook op artikel 24 van de Procedurerichtlijn.
3.WI 2021/9, pagina 4.
4.Eiser wijst in dat kader op een uitspraak van rb. Den Haag (zp. Den Bosch) van 21 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3705. 6.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 4.
7.Het gaat om het gehoor opvolgende aanvraag dat op 11 november 2024 heeft plaatsgevonden.
8.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 9.
9.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 11-13.
10.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 2 en 4.
11.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 2, 4, 5, 6 en 10.
12.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 4.
13.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 2: “Oké, oké. Ik ga…”, pagina 5:“Het is alweer een tijd geleden...”, pagina 6: “Dan moet ik nog wat andere…”, pagina 6-7: “U hebt eerder… in rechte vast”.
14.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 2: “50/50”, pagina 4: “Dan vraag ik voor de volledigheid”, pagina 5: “Dus u weet niet…”, pagina 6: “U hebt sinds 2003 altijd…”, pagina 7: “Klopt dit ook met wat er…”, pagina 8: “Begrijp ik dan goed…” en “U bent ontvangen in… “, pagina 9: “Oké, dus als ik het goed begrijp…” en “oké, begrijp ik het dan goed…”, pagina 12: “Begrijp ik dan goed dat…” en “dus als ik het goed begrijp dan…”.
15.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 13.
16.ABRvS 21 maart 2006, nr. 200600538/1 (
18.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 8, 9 en 13.
19.Algemeen Ambtsbericht Burundi 2009, onder 3.4.4.4, pagina 31.
20.Voortgangsrapportage (M120) van 13 juni 2017, notitie met de datum van 26 mei 2011, pagina 2.
21.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 8.
22.Gehoor opvolgende aanvraag, pagina 10.
23.Rb. Den Haag (zp. Zwolle) 21 maart 2007, AWB 07/9874.
25.Rb. Den Haag (zp. Zwolle) 21 maart 2007, AWB 07/9874, pagina 3.
28.Rapportage taalanalyse Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT) van 16 februari 2017.