In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt een verzoek behandeld van een asielzoeker om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De zaak betreft een verzoeker die op 8 augustus 2019 een aanvraag heeft ingediend, maar waar de minister niet tijdig op heeft gereageerd. Tijdens het beroep heeft de minister alsnog een beslissing genomen op de aanvraag van de verzoeker en heeft hij toegezegd de proceskostenvergoeding te betalen. De rechtbank concludeert dat het verzoek gegrond is en veroordeelt de minister tot betaling van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 453,50. Deze kosten zijn berekend op basis van de regels in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De uitspraak is openbaar gemaakt en de verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.