In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers behandeld tegen het niet tijdig beslissen op hun bezwaar, ingediend op 22 april 2024. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank verwijst naar de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eisers hebben de minister op 6 december 2024 in gebreke gesteld, maar hebben meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist. De rechtbank draagt de minister op om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eisers. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eisers worden vastgesteld op € 453,50.