ECLI:NL:RBDHA:2025:4594
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beslissing over niet-tijdig beslissen op verzoek om faciliterend visum en proceskostenvergoeding
Op 15 januari 2025 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de afwijzing van een faciliterend visum voor kort verblijf. De minister van Asiel en Migratie heeft op 13 maart 2025 meegedeeld alsnog een faciliterend visum aan verzoekster af te geven. Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank doet uitspraak buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verweerder niet binnen de geldende termijn op het bezwaar van verzoekster heeft beslist, is het bezwaar gegrond verklaard en is verweerder geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 453,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Daarnaast wijst de rechtbank erop dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 194 te vergoeden. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 453,50. Deze uitspraak is gedaan op 19 maart 2025 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.