ECLI:NL:RBDHA:2025:4609

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
20 maart 2025
Zaaknummer
NL25.5736
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een terugkeerbesluit en inreisverbod in het bestuursrecht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 30 januari 2025, waarin zijn asielaanvraag buiten behandeling is gesteld. Eiser had op 5 juli 2023 asiel aangevraagd, maar de minister legde hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar op. De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd, omdat eiser het grondgebied van de EU had verlaten voordat het besluit werd genomen en rechtmatig in het Verenigd Koninkrijk verbleef. De rechtbank stelt vast dat de minister niet heeft aangetoond dat eiser illegaal in Nederland verbleef op het moment van het opleggen van het terugkeerbesluit. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond, wat betekent dat de minister de proceskosten van eiser moet vergoeden.

De rechtbank concludeert dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod niet standhouden, omdat eiser niet illegaal in Nederland verbleef en de minister geen gegronde redenen had om deze besluiten op te leggen. Eiser heeft recht op een vergoeding van € 907,- voor de proceskosten, die door de minister moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.5736

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. P. Loijenga).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van 30 januari 2025 (het bestreden besluit) op zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 5 juli 2023 een asielaanvraag ingediend. Met het bestreden besluit heeft de minister deze aanvraag in de algemene procedure buiten behandeling gesteld. De minister heeft in dit besluit aan eiser ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Het beroep van eiser richt zich tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod.
2. De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het bestreden besluit

3. Eiser heeft op 5 juli 2023 in Nederland asiel aangevraagd.
4. Op 23 oktober 2024 heeft het COa [1] de minister laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken.
5. De minister heeft op 17 december 2024 aan de gemachtigde van eiser laten weten voornemens te zijn om de aanvraag buiten behandeling te stellen.
6. De gemachtigde van eiser heeft in de zienswijze van 31 december 2024 de minister verzocht om de verklaring van het COa dat eiser is vertrokken te overleggen. Op
2 januari 2025 heeft de gemachtigde de minister schriftelijk laten weten dat eiser zijn asielaanvraag intrekt.
7. In de aanvullende zienswijze van 24 januari 2025 heeft de gemachtigde bevestigd dat besloten is eisers aanvraag niet in te trekken na telefonisch overleg met de minister. In de zienswijze is verder aangegeven dat eiser inmiddels in het Verenigd Koninkrijk verblijft, waar hij op 29 november 2024 een verblijfsvergunning als vluchteling heeft gekregen. Eiser heeft ter onderbouwing een brief van het Home Office van 29 november 2024 overgelegd. Eiser heeft de minister verzocht af te zien van het opleggen van een terugkeerbesluit en een inreisverbod.
8. In het bestreden besluit heeft de minister eisers asielaanvraag buiten behandeling gesteld. De minister heeft verder een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Volgens de minister is eisers verblijfsstatus in het Verenigd Koninkrijk geen reden om af te zien van het opleggen van een terugkeerbesluit. Het terugkeerbesluit wordt opgelegd, omdat eisers aanvraag buiten behandeling wordt gesteld en eiser niet langer rechtmatig in Nederland mag verblijven. De minister heeft bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. Daarom heeft de minister ook een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Eiser heeft volgens de minister niet onderbouwd dat sprake is van humanitaire of andere redenen op grond waarvan zou moeten worden afgezien van het opleggen van een inreisverbod. [2]

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen het terugkeerbesluit en het inreisverbod. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
10. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het terugkeerbesluit
11. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Eiser heeft de EU verlaten vóór het opleggen van het terugkeerbesluit en hij verblijft rechtmatig in het Verenigd Koninkrijk. Eiser verbleef dus niet illegaal op het grondgebied van de EU. Dat was bij de minister bekend. Als de minister een terugkeerbesluit zou willen opleggen, dan moet dat bovendien gericht zijn op vertrek naar het Verenigd Koninkrijk, omdat eiser niet terug kan keren naar Jemen.
12. De beroepsgrond slaagt. De minister legt een terugkeerbesluit op aan de derdelander die illegaal op het grondgebied van Nederland verblijft. [3] De rechtbank is van oordeel dat eiser met de in de aanvullende zienswijze van 24 januari 2025 overgelegde brief van het Home Office van 29 november 2024, waarbij aan hem een vluchtelingenstatus en een verblijfsvergunning voor vijf jaar is verleend, aannemelijk heeft gemaakt dat hij het grondgebied van de EU heeft verlaten voordat de minister het terugkeerbesluit heeft opgelegd en dat hij op dat moment dus niet illegaal op het grondgebied verbleef. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister daarom ten onrechte een terugkeerbesluit opgelegd. De rechtbank volgt niet de ter zitting ingenomen stelling van de minister dat eiser niet heeft aangetoond dat hij Nederland en de EU daadwerkelijk heeft verlaten. De minister heeft ter zitting niets aangevoerd waaruit blijkt dat eiser, in tegenstelling tot zijn verklaring en de overgelegde brief, zich in Nederland of de EU bevindt. Naar het oordeel van de rechtbank lag het op de weg van de minister om, als er naar aanleiding van de verklaring van eisers gemachtigde en de overgelegde informatie van het Home Office twijfel bestond over de vraag of eiser daadwerkelijk buiten Nederland en de EU (in het Verenigd Koninkrijk) verblijft, hierover navraag te doen bij (de gemachtigde van) eiser alvorens het terugkeerbesluit op te leggen.
Het inreisverbod
13. Eiser voert aan dat het terugkeerbesluit geen stand kan houden. Daarom kan de minister ook geen inreisverbod opleggen. Als de minister het terugkeerbesluit handhaaft, kan geen inreisverbod worden opgelegd, omdat eiser (onmiddellijk) heeft voldaan aan het terugkeerbesluit. Bovendien vindt eiser het inreisverbod niet evenredig. Het enkele feit dat eiser tijdens zijn asielprocedure uit Nederland is vertrokken, rechtvaardigt geen inreisverbod voor de duur van twee jaar. Eiser mag met zijn huidige verblijfsvergunning visumvrij in de vrije termijn reizen tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Het inreisverbod maakt daarop volgens eiser zeer ernstig inbreuk.
14. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank is tot het oordeel gekomen dat de minister ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd. Daarom kon de minister ook geen inreisverbod opleggen op grond van artikel 66, eerste lid en sub a van de Vreemdelingenwet.

Conclusie en gevolgen

15. De minister heeft ten onrechte een terugkeerbesluit en inreisverbod opgelegd. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit voor zover de minister daarbij een terugkeerbesluit en inreisverbod heeft opgelegd.
16. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 907,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 30 januari 2025 voor zover de minister een terugkeerbesluit en inreisverbod heeft opgelegd;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 907,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
2.Artikel 66a, achtste lid, van de Vreemdelingenwet.
3.Zie artikel 6, eerste lid, van richtlijn 2008/115/EG (de Terugkeerrichtlijn) en artikel 62a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet.