In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 30 januari 2025, waarin zijn asielaanvraag buiten behandeling is gesteld. Eiser had op 5 juli 2023 asiel aangevraagd, maar de minister legde hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar op. De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte een terugkeerbesluit heeft opgelegd, omdat eiser het grondgebied van de EU had verlaten voordat het besluit werd genomen en rechtmatig in het Verenigd Koninkrijk verbleef. De rechtbank stelt vast dat de minister niet heeft aangetoond dat eiser illegaal in Nederland verbleef op het moment van het opleggen van het terugkeerbesluit. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het beroep gegrond, wat betekent dat de minister de proceskosten van eiser moet vergoeden.
De rechtbank concludeert dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod niet standhouden, omdat eiser niet illegaal in Nederland verbleef en de minister geen gegronde redenen had om deze besluiten op te leggen. Eiser heeft recht op een vergoeding van € 907,- voor de proceskosten, die door de minister moet worden betaald.