ECLI:NL:RBDHA:2025:4629
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 februari 2025 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.H.A. Kessels, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 5 december 2024 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 28 februari 2025 is de verzoeker niet verschenen, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. E.H.J.M. de Bonth.
Na de behandeling van de zaak heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag uitspraak was gedaan in de aanverwante zaak NL24.49019. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. A.A.M. Elzakkers, in aanwezigheid van griffier Z.P. de Wilde, en is bekendgemaakt op 10 maart 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.