In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 8 juli 2024 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.
Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eiseres hoeft dus geen griffierecht te betalen. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor de minister om te beslissen op de aanvraag is verstreken en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is daarom gegrond.
De rechtbank heeft de minister verzocht binnen twee weken een verweerschrift in te dienen, maar de minister heeft dit niet gedaan. De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften. Daarom bepaalt de rechtbank dat de minister binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op de aanvraag van eiseres. Tevens wordt de minister een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag bij overschrijding van de beslistermijn, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb.
De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.