ECLI:NL:RBDHA:2025:4638

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
24-49856
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E. Ceylan, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Minister van Asiel en Migratie op 6 december 2024 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 28 februari 2025, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de minister, mr. E.H.J.M. de Bonth.

De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in een andere zaak (NL24.49855) op dezelfde datum, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 maart 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.49856
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster, V-nummer: [v-nummer], (gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister, (gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

Inleiding

1. Bij besluit van 6 december 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de zaak NL24.49855, op 28 februari 2025 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen C. de Windt. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL24.49855, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 maart 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.