ECLI:NL:RBDHA:2025:4640

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
NL25.10977
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring van Marokkaanse eiser

Op 19 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Marokkaanse eiser die in beroep ging tegen de voortduren van de maatregel van bewaring, opgelegd door de Minister van Asiel en Migratie. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser had op 22 januari 2025 de maatregel opgelegd gekregen en stelde dat deze niet langer gerechtvaardigd was. Hij verzocht om schadevergoeding en voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelde bij zijn uitzetting naar Marokko. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende stappen had ondernomen en dat er geen reden was om aan de voortgang van de uitzetting te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en dat het beroep ongegrond was. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. D. Verduijn, in aanwezigheid van griffier A.F. Klomp.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.10977
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser,
(gemachtigde: mr. J. van Bennekom),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: N. Schoonbrood).

Procesverloop

De minister heeft op 22 januari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft de minister een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 2003.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 14 februari 2025 (in de zaak NL25.3126) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de
rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert het volgende aan. De minister stelt rappels aan de ambassade te hebben verzonden. Eiser meent dat afschriften van deze rappels overgelegd dienen te worden. Hierbij verwijst eiser naar het arrest Mahdi van het Hof van Justitie. Daarnaast verwijst eiser naar artikel 15, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn. In dit artikel is bepaald dat de bewaring zo kort mogelijk is en niet langer duurt dan de voortvarend uitgevoerde voorbereiding van uitzetting.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de feitelijke juistheid van de inhoud van de voortgangsrapportage betreffende de rappels of om daarvoor een nadere onderbouwing te verlangen. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht op grond waarvan moet worden betwijfeld dat de minister daadwerkelijk heeft gerappelleerd bij de autoriteiten van Marokko. De rechtbank ziet ook niet welk belang voor de minister daarbij gediend zou zijn. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de informatie in de voortgangsrapportage. Daarnaast heeft de minister op 24 januari 2025 en 21 februari 2025 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. In wat eiser nu heeft aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de minister eisers uitzetting onvoldoende voortvarend ter hand neemt. Evenmin is de omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten nog niet hebben gereageerd aanleiding om aan te nemen dat het zicht op uitzetting ontbreekt. In het algemeen wordt het zicht op uitzetting naar Marokko aangenomen. Bij de huidige stand van zaken is er ook geen reden om aan te nemen dat de Marokkaanse autoriteiten voor eiser geen laissez-passer zullen verstrekken. De rechtbank is verder van oordeel dat de bewaring niet onevenredig lang duurt. Op eiser rust bovendien de verplichting om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen om zijn beoogde uitzetting te bewerkstelligen. Uit de met eiser gevoerde vertrekgesprekken blijkt niet dat hij invulling geeft aan die verplichting. De beroepsgronden slagen daarom niet.
7. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van A.F. Klomp, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 maart 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.