Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
.I. Vugs).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, heeft op 22 juni 2024 een asielaanvraag ingediend, die door de minister van Asiel en Migratie op 22 oktober 2024 is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld, waarbij eiser en de minister zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiser heeft gesteld dat hij bedreigd werd door de familie van een generaal, nadat zijn vader een rechtszaak had aangespannen voor een salarisverhoging. Eiser heeft tijdens zijn asielprocedure geen documenten kunnen overleggen ter ondersteuning van zijn relaas, wat door de rechtbank als ongeloofwaardig werd beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet heeft voldaan aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000, die vereisen dat de vreemdeling alle relevante documenten overlegt en een bevredigende verklaring geeft voor het ontbreken daarvan. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser over de problemen met de familie van de generaal geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Hierdoor is de asielaanvraag afgewezen als ongegrond, en het beroep van eiser is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.