ECLI:NL:RBDHA:2025:468
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 4 april 2024 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij een referent in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank beoordeelt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Daarnaast is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De minister moet binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen, maar heeft deze termijn met drie maanden verlengd.
Eisers hebben op 4 april 2024 hun aanvraag ingediend en de minister had uiterlijk op 3 oktober 2024 moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling door eisers op 2 oktober 2024 prematuur is ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.