ECLI:NL:RBDHA:2025:4684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
11192243 MB VERZ 24-21289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

De gedeeltelijke gegrondverklaring van een beroep tegen een verkeersboete voor parkeren op een uitrit en trottoir

Op 19 februari 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd voor het parkeren op een uitrit. De gemachtigde van betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, stelde dat er niet vóór de uitrit was geparkeerd, maar op de uitrit zelf. Tijdens de zitting zijn foto’s van de situatie bekeken, waaruit bleek dat er ook sprake was van parkeren op het trottoir. De officier van justitie stelde voor om de feitcode te wijzigen, wat door de kantonrechter werd goedgekeurd, aangezien betrokkene hierdoor niet in zijn belangen werd geschaad.

De kantonrechter oordeelde dat het beroep gedeeltelijk gegrond was. De boete van € 119,00 bleef gelijk, maar de feitcode werd gewijzigd naar R315B, wat betrekking heeft op stilstaan op het trottoir. De proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 90,70, waarbij de kantonrechter een wegingsfactor van 0,5 toepaste, gezien de aard van de zaak. De kantonrechter verwierp het verzoek om artikel 13a, tweede lid, van de Wahv buiten toepassing te laten, omdat er een redelijke rechtvaardiging was voor de hoogte van de proceskostenvergoeding in Wahv-zaken.

De uitspraak werd gedaan door mr. W.R. van Hattum, bijgestaan door griffier D.C. Carsten. Betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, met de vereiste dat het beroepschrift door betrokkene of zijn gemachtigde moest worden ondertekend. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de feiten en de toepassing van de relevante wetgeving in verkeersboetenzaken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
Registratienummer team straf: 11192243 MB VERZ 24-21289
Uitspraakdatum : 19 februari 2025
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene]
wonende dan wel gevestigd te: [postcode] [woonplaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 februari 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens gemachtigde is mr. J. Piet ter zitting verschenen.

Overwegingen

Verkeersboete
Het gaat om een bedrag van € 119,00 (inclusief administratiekosten) voor een voertuig parkeren voor een inrit of uitrit op 27 oktober 2023.
Beroepsgronden en standpunten
De beroepsgronden houden in de kern het volgende in. Betrokkene heeft voor zijn eigen inrit geparkeerd en heeft daarom niemand geblokkeerd of belemmerd. Om die reden wordt matiging van de boete gevraagd. Ter zitting wordt de gedraging bij nader inzien toch ontkend, omdat betrokkene niet
vóórmaar
opde in-/uitrit geparkeerd stond. Gemachtigde verwijst naar ECLI:NL:GHARL:2019:1648, met name r.o. 9 en 10 en stelt dat parkeren op een in/-uitrit niet strafbaar gesteld kan worden op basis van de hier gebruikte bepaling.
Tot slot wordt een proceskostenvergoeding verzocht waarbij gemachtigde de rechter verzoekt om artikel 13a, tweede lid, van de Wahv vanwege schending met het discriminatieverbod buiten toepassing te laten.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting primair voorgesteld het beroep ongegrond te verklaren en subsidiair de feitcode te wijzigen in R315B (stilstaan op het trottoir) en het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren.
Oordeel
Het beroep is gedeeltelijk gegrond.
Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
Met de gemachtigde is de kantonrechter het eens dat hier niet vóór de uitrit is geparkeerd, maar op de uitrit. Maar daarmee is in dit geval, blijkens de foto’s in het dossier en ter zitting bekeken foto’s van de situatie op Google maps, tevens sprake geweest van parkeren op het trottoir. De officier van justitie heeft voorgesteld de feitcode te wijzigen. Niet gebleken is dat betrokkene door deze wijziging in enig belang wordt geschaad, zodat de feitcode zal worden gewijzigd, zoals is voorgesteld.
Proceskosten
De proceskostenvergoeding is als volgt berekend:
  • beroepschrift kantonrechter: 1 punt t.w.v. € 907,00;
  • zitting kantonrechter: 1 punt t.w.v. € 907,00.
De feitcode wordt gewijzigd, maar het sanctiebedrag blijft gelijk. Aangezien betrokkene dus gedeeltelijk in het gelijk is gesteld, wordt een proceskostenvergoeding toegekend, maar alleen voor de kantonfase omdat dit verweer in de fase van administratief beroep niet is gevoerd. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast.
Anders dan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ziet de kantonrechter geen aanleiding om artikel 13a, tweede lid, van de Wahv vanwege (mogelijke) schending van het in verdragen neergelegde discriminatieverbod buiten toepassing te laten. De kantonrechter is van oordeel dat sprake is van een redelijke en objectieve rechtvaardiging – en daarmee van een legitiem doel – om de hoogte van de proceskostenvergoeding in Wahv-zaken te verlagen ten opzichte van andere bestuursrechtelijke zaken (niet zijnde zaken op grond van de Wet WOZ en de Wet bpm). De kantonrechter verwijst hierbij naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 22 januari 2025 (ECLI:NL:RBDHA:2025:1658). De kantonrechter zal daarom het bedrag vermenigvuldigen met een extra factor van 0,1. Aldus zal de kantonrechter de officier van justitie veroordelen in de kosten tot een bedrag van (2 x € 907,00 x 0,5 x 0,1) = € 90,70.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat als feitcode en omschrijving van de gedraging wordt vermeld: “R315B” en “als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken door stil te staan op het trottoir” waarbij het sanctiebedrag hetzelfde blijft;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene, ter hoogte van € 90,70.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.R. van Hattum, kantonrechter, bijgestaan door
D.C. Carsten, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.