ECLI:NL:RBDHA:2025:4711
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep asielaanvraag
Deze uitspraak betreft het verzoek van de verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten na het indienen van een beroep tegen de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de minister had niet tijdig beslist. Op 24 januari 2025 heeft de minister alsnog een nieuw besluit genomen, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Hij heeft verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De minister heeft op 12 februari 2025 aangegeven bereid te zijn deze kosten te vergoeden.
De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting nodig geacht en heeft overwogen dat, wanneer een indiener zijn beroep intrekt omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het beroepschrift, de bestuursrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister inderdaad tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker door een nieuw besluit te nemen. Het verzoek om proceskostenvergoeding is als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 453,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 maart 2025.