ECLI:NL:RBDHA:2025:4711

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
NL24.45230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking beroep asielaanvraag

Deze uitspraak betreft het verzoek van de verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten na het indienen van een beroep tegen de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de minister had niet tijdig beslist. Op 24 januari 2025 heeft de minister alsnog een nieuw besluit genomen, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Hij heeft verzocht om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De minister heeft op 12 februari 2025 aangegeven bereid te zijn deze kosten te vergoeden.

De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting nodig geacht en heeft overwogen dat, wanneer een indiener zijn beroep intrekt omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het beroepschrift, de bestuursrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister inderdaad tegemoet is gekomen aan het beroep van de verzoeker door een nieuw besluit te nemen. Het verzoek om proceskostenvergoeding is als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 453,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De uitspraak is openbaar gemaakt op 20 maart 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.45230
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Ceylan),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: Y. Makarevich).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verzoeker heeft een beroep ingediend, omdat de minister niet op tijd opnieuw heeft beslist op de aanvraag van verzoeker voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: de aanvraag).
Op 24 januari 2025 heeft de minister alsnog een nieuw besluit genomen op de aanvraag.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken. Hij heeft daarbij het verzoek gedaan om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De minister heeft op 12 februari 2025 op het verzoek gereageerd en aangegeven bereid te zijn de proceskosten van verzoeker te vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een indiener het beroep intrekt, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen aan diens beroepschrift, dan kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten van de indiener.2
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, in samenhang met het Besluit Proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop, is de minister tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. De minister heeft immers alsnog een nieuw besluit op de aanvraag van verzoeker genomen.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een verzoek in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat deze zaak van licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een verzoek tot proceskostenveroordeling, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang beperkt is en de aard van de zaak eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak één categorie lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 maart 2025
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrif indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.