ECLI:NL:RBDHA:2025:4758

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
09-097575-24, 09-2801822-23, 09-192912-23, 10-043713-24, 10-140217-24 en 09-075056-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht - Vrijspraak afpersing in vereniging en bewezenverklaring van meerdere strafbare feiten

Op 20 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte, geboren in 2007 op de Nederlandse Antillen. De zaak omvatte meerdere tenlasteleggingen, waaronder mishandeling, vernieling, diefstal met geweld en afpersing. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de afpersing in vereniging, omdat de verklaring van de aangever niet voldoende steun vond in het dossier. Wel zijn drie vernielingen, twee gekwalificeerde diefstallen, twee mishandelingen en een belediging bewezen verklaard. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank legde een werkstraf op van 120 uren, met 60 uren voorwaardelijk en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de jeugdreclassering. De uitspraak volgde na een behandeling op tegenspraak, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-097575-24, 09-280188-23, 09-192912-23, 10-043713-24 en
10-140217-24 (ttz. gev.) en 09-075056-23 (tul)
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte] (hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , Nederlandse Antillen,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzittingen van
5 december 2024 (regie) en 6 maart 2025 (inhoudelijke behandeling).
De officier van justitie in deze zaak is mr. D. Kortekaas en de advocaat van de verdachte is mr. J.N. Hoek te Rotterdam. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen I tot en met V. De tekst van de dagvaardingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Inleiding
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
Dagvaarding I (09-192912-23)
Feit 1: mishandeling van [naam 1] , gepleegd op 2 augustus 2023 in Leidschendam;
Feit 2: vernieling van een ruit van jeugdinstelling Schakenbosch, gepleegd op 2 augustus 2023 in Leidschendam;
Dagvaarding II (09-097575-24)
Vernieling van een ruit van Victor Beauty & Nails, gepleegd op 29 augustus 2023 in Den Haag;
Dagvaarding III (09-280188-23)
Feit 1: diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 27 september 2023 in Leidschendam tegen [naam 2] ;
Feit 2: afpersing in vereniging, gepleegd op 25 september 2023 in Leidschendam tegen [naam 1] ;
Feit 3: diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel, gepleegd op 25 september 2023 in Leidschendam tegen [naam 1] ;
Dagvaarding IV (10-043713-24)
Feit 1: mishandeling van [naam 3] , gepleegd op 6 februari 2024 in Schiedam;
Feit 2: belediging van [naam 3] , gepleegd op 6 februari 2024 in Schiedam;
Dagvaarding V (10-140217-24)
Vernieling van een spiegel, een televisie en meubels van Zorgbedrijf Caracare, gepleegd op 23 april 2024 in Rotterdam.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle aan de verdachte ten laste gelegde feiten.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het bij dagvaarding III (met parketnummer 09-280188-23) onder feit 1 tenlastegelegde verzocht om de verdachte partieel vrij te spreken van de geweldscomponent en integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 2 tenlastegelegde. De raadsman heeft zich met betrekking tot de overige ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
Vrijspraak feit 2 dagvaarding III met parketnummer 09-280188-23
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 2 tenlastegelegde niet kan worden bewezen.
Daarbij overweegt de rechtbank het volgende. De aangever heeft verklaard dat hij door de verdachte en de medeverdachte is gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas. Hij heeft verklaard dat de verdachten hem hebben bedreigd tot het afgeven van zijn pinpas door onder meer tegen hem te zeggen "je gaat doodgestoken worden", "je wordt van achteren neergestoken" en "er gaat een mes tussen je ribben worden gestoken". De verdachte en zijn medeverdachte hebben ontkend dat zij de aangever hebben afgeperst.
De rechtbank overweegt dat in artikel 342 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. In dit geval is aangever de enige die over het ten laste gelegde heeft verklaard. De verklaring van de aangever dat hij onder dreiging met geweld zijn pinpas heeft afgegeven aan verdachte en zijn medeverdachte vindt geen steun in andere verklaringen of stukken in het dossier. Het feit dat er wel voldoende bewijs is dat verdachte’s avonds met de pinpas van de aangever een betaling heeft verricht ondersteunt de verklaring van aangever onvoldoende.
De rechtbank is daarom van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de afpersing in vereniging. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het bij dagvaarding III onder 2 ten laste gelegde feit.
3.5
Gebruikte bewijsmiddelen
Dagvaarding I met parketnummer 09-192912-23
De rechtbank zal met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023238337, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 44).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
t.a.v. feit 1:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 2 augustus 2023 (p. 20-29);
2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 2 augustus 2023 (p. 34-40);
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt op 2 augustus 2023 (p. 30-33).
t.a.v. feit 2:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 4] namens Schakenbosch, opgemaakt op 2 augustus 2023 (p. 12-19);
2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 2 augustus 2023 (p. 34-40);
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , opgemaakt op 2 augustus 2023 (p. 30-33).
Dagvaarding II met parketnummer 09-097575-24
De rechtbank zal met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023269962, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 45).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , namens Victor Spa&Nails, opgemaakt op 30 augustus 2023 (p. 5-7);
2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 4 januari 2024 (p. 16-22);
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 augustus 2023 (p. 8-9).
Dagvaarding III met parketnummer 09-280188-23, feiten 1 en 3
De rechtbank heeft voor de feiten 1 en 3 in bijlage II de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
Dagvaarding IV met parketnummer 10-043713-24
De rechtbank zal met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1700-2024042051, van de politie eenheid Rotterdam, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 36).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
t.a.v. feit 1 en 2:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 6 februari 2024 (p. 4-12);
2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 6 februari 2024 (p. 30-34);
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] op 20 februari 2025 opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier;
t.a.v. feit 2 ook:
4. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [naam 3] , opgemaakt op 7 februari 2024 (p. 22-24);
5. Het proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, opgemaakt op 7 februari 2024 (p. 20-21).
Dagvaarding V met parketnummer 10-140217-24
De rechtbank zal met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1700-2024134387, van de politie eenheid Rotterdam, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 53).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. Het proces-verbaal van aangifte [naam 6] namens zorgbedrijf CaraCare, opgemaakt op 23 april 2024 (p. 25-27);
2. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 23 april 2024 (p. 31-36);
3. Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, opgemaakt op 23 april 2024 (p. 5-21).
3.6
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding III met parketnummer 09-280188-23
Feit 1 – partiële vrijspraak ten aanzien van het geweld
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 27 september 2023 in Leidschendam samen met de medeverdachte een muts, bankpas, ov-chipkaart en een telefoon (hierna: de spullen) van de aangever heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte heeft dit ook bekend.
De aangever heeft verklaard dat de verdachten, nadat zij zijn spullen hadden weggenomen, tegen hem hebben gezegd "ik sla je in elkaar" en "ik maak je dood". De verdachten hebben ontkend dat zij bedreigende bewoordingen hebben geuit richting de aangever.
Uit de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet afleiden dat de verdachten de aangever woordelijk hebben bedreigd. Alleen de verklaring van de aangever is daarvoor onvoldoende. De rechtbank zal de verdachte daarom partieel vrijspreken van het bij de diefstal ten laste gelegde geweld of bedreigen met geweld.
Concluderend is de rechtbank op grond van de gebezigde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de spullen van de aangever.
Feit 3 – partiële vrijspraak ten aanzien van het medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zonder toestemming een geldbedrag heeft gepind met de pinpas van de aangever. De verdachte is herkend op de beelden van de Plus supermarkt en hij heeft ook zelf bij de politie verklaard zichzelf op de beelden te herkennen. Op de beelden is te zien dat de verdachte op 25 september 2023 om 19:36:45 uur een betaalpas tegen de pinautomaat houdt. Uit de pin-bon in het dossier blijkt dat hij een bedrag van 1,29 euro heeft afgerekend. Precies op dat moment is hetzelfde bedrag van de rekening van de aangever afgeschreven, zonder zijn toestemming. De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat de verdachte zonder toestemming gebruik heeft gemaakt van de pinpas van de aangever en daarmee het geldbedrag heeft gepind.
De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de verdachte daarbij nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander. Het dossier biedt daartoe onvoldoende aanknopingspunten. De verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.
De rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich op 25 september 2023 in Leidschendam heeft schuldig gemaakt aan de diefstal door middel van een valse sleutel.
3.7
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I (09-192912-23):
1
hij op 2 augustus 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, [naam 1] heeft mishandeld door die [naam 1] een stomp in zijn nek te geven;
2
hij op 2 augustus 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan Jeugdinstelling Schakenbosch, toebehoorde, heeft beschadigd (door met een voorwerp tegen die ruit te gooien);
Dagvaarding II (09-097575-24):
hij op 29 augustus 2023 te 's-Gravenhage, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan Victor
Spa& Nails toebehoorde heeft vernield.
Dagvaarding 3 (09-280188-23):
1
hij op 27 september 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg tezamen en in vereniging met een ander, een muts en een bankpas en een ov-chipkaart en een telefoon, die aan [naam 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 25 september 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg een geldbedrag, dat aan [naam 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van de pinpas van die [naam 1] ;
Dagvaarding 4 (10-043713-24):
1
hij op 6 februari 2024 te Schiedam [naam 3] heeft mishandeld door die Veringmeier meerdere malen tegen het hoofd te slaan;
2
hij op 6 februari 2024 te Schiedam opzettelijk [naam 3] , in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd door die Veringmeier in het gezicht te spugen;
Dagvaarding 5 (10-140217-24):
hij op 23 april 2024 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel en een televisie en meubels, die aan Zorgbedrijf Caracare toebehoorden heeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie volgt de conclusies van de deskundigen dat de verdachte ten aanzien van de bij dagvaarding I en III tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte ook verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte voor alle tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1.
Het advies van de deskundigen
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de over hem uitgebrachte Pro Justitia-rapportage en de aanvullingen daarop. De psychiatrische rapporten zijn opgesteld door psychiater I.E. Troost. Het psychologisch rapport is opgesteld door GZ-psycholoog M.S. Koch en de aanvulling daarop door GZ-psycholoog L.M.Th. Blok. De rapportages hebben betrekking op de bij dagvaarding I en de bij dagvaarding III tenlastegelegde feiten.
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op de volgende rapporten:
  • het psychiatrisch Pro Justitia rapport en het aanvullend psychiatrisch Pro Justitia rapport, gedateerd 18 juni 2024 en 27 februari 2025, opgesteld door I.E. Troost, (kinder- en jeugd) psychiater;
  • het psychologisch Pro Justitia rapport, gedateerd 19 juni 2024, opgesteld door M.S. Koch, GZ-psycholoog;
  • het aanvullend psychologisch Pro Justitia rapport, gedateerd 3 februari 2025, opgesteld door L.M.Th. Blok.
De psychiatrische rapporten houden als conclusie en advies – kort weergegeven – het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking en een op de kinderleeftijd ontstane normoverschrijdend gedragsstoornis op grond van ernstige affectieve en pedagogische verwaarlozing en mishandeling, op te vatten als multipele vroege traumatisering. Bij de verdachte is sprake van een dreigende scheefgroei in zijn persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken. Gezien zijn leeftijd en zijn mogelijkheid zich nog verder te ontwikkelen kan de diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis nog niet worden gesteld. Tenslotte is er sprake van ernstig cannabismisbruik. De deskundige concludeert dat deze stoornissen aanwezig waren ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van dagvaarding I adviseert de deskundige om het tenlastegelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Ten aanzien van dagvaarding III wordt geadviseerd het tenlastegelegde in licht verminderde mate aan hem toe te rekenen.
Het psychologisch rapport van deskundige Koch houdt als conclusie en advies – kort weergegeven –het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een licht verstandelijke beperking, complexe PTSS, een normoverschrijdend-gedragsstoornis en cannabisafhankelijkheid. Daarnaast is sprake van ernstige verwaarlozing in de jeugd, een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand, beperkingen in de emotieregulatie en impulscontrole, een gebrekkige gewetensontwikkeling en een onveilige hechtingstijl. Dit was ook zo ten tijde van alle tenlastegelegde feiten. In algemene zin kan gesteld worden dat de verdachte vanwege de LVB zeer beperkte sociale en probleemoplossende vaardigheden heeft. Hij overschat zichzelf op meerdere gebieden, is in verminderde mate in staat situaties goed in te schatten en na te denken over passende oplossingen. Er is een zeer beperkt zelfregulerend vermogen. De verdachte is beperkt in staat na te denken over de consequenties voor een ander of hemzelf en beperkt in staat na te denken over andere of betere oplossingen. De deskundige concludeert dat in alle gevallen sprake is van doorwerking van de LVB en de gedragsstoornis, waarbij ook de cannabisafhankelijkheid deels een rol heeft gespeeld. In alle gevallen wordt daarom geadviseerd om de verdachte de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Ter zitting heeft deskundige Blok naar voren gebracht dat LVB in het algemeen levenslange invloed heeft op keuzes en gedrag. Dat geldt ook voor hechtings- en traumaproblematiek, in het bijzonder als dit onbehandeld blijft. In algemene zin kan worden gezegd dat de bij de verdachte geconstateerde stoornissen van invloed zijn (geweest) op zijn gedragingen.
5.3.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde rapportages en de ter terechtzitting afgelegde verklaringen van de deskundigen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en dat de conclusies van het gedragskundig onderzoek worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over voor wat betreft de bij de verdachte aanwezige stoornissen en de toerekenbaarheid van de verdachte. De rechtbank acht de verdachte gelet op zijn licht verstandelijke beperking, normoverschrijdend gedragsstoornis en cannabisverslaving verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de bij dagvaarding I en III bewezenverklaarde feiten. Gelet op de aard van de stoornissen gaat de rechtbank ervan uit dat deze stoornissen ook een rol hebben gespeeld in de overige bewezenverklaarde feiten en acht de rechtbank de verdachte ook verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van deze feiten.
Het voorgaande betekent ook dat de verdachte strafbaar is, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid volledig uitsluiten.
De rechtbank zal bij het bepalen van de op te leggen straf rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals ter zitting geadviseerd door de Raad en jeugdreclassering. De officier van justitie heeft gevorderd om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Zij heeft daarnaast een werkstraf van 90 uren gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte een voorwaardelijke werkstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de ter zitting besproken bijzondere voorwaarden. Als de rechtbank overgaat tot oplegging van een deels onvoorwaardelijke werkstraf is verzocht om deze zo laag mogelijk te houden in verband met het risico op overvraging van de verdachte. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde voorwaardelijke jeugddetentie in ieder geval niet wenselijk is. Tot slot heeft de raadsman verzocht om in strafverlagende zin rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en met de aanleiding van het bij dagvaarding IV tenlastegelegde en de rol daarin van aangeefster.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich in relatief korte tijd schuldig gemaakt aan een achttal strafbare feiten, te weten drie vernielingen, twee gekwalificeerde diefstallen, twee mishandelingen en een belediging. Door zich schuldig te maken aan de vernielingen en gekwalificeerde diefstallen heeft de verdachte overlast en schade veroorzaakt en geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen. Door zich schuldig te maken aan de mishandelingen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hen pijn toegebracht. Daar komt bij dat hij één van de slachtoffers niet alleen heeft mishandeld, maar ook heeft beledigd door haar in het gezicht te spugen. Dit is een respectloos en denigrerend feit. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 31 januari 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte in het verleden al is veroordeeld voor strafbare feiten en ten tijde van de bewezen verklaarde feiten een voorwaardelijke straf boven zijn hoofd had hangen. De eerdere (deels) voorwaardelijke veroordeling heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
Persoon van de verdachte
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende rapporten en adviezen die over de verdachte zijn opgesteld:
  • de reeds hiervoor aangehaalde (aanvullende) psychiatrische en psychologische Pro Justitia rapporten en
  • het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad) van 6 maart 2025.
De bevindingen uit deze rapporten en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundigen ter zitting is gegeven worden hierna, voor zover van belang, besproken.
Pro Justitia
In het psychiatrisch rapport van 18 juni 2024 en het psychologisch rapport van 19 juni 2024 zagen de (geadviseerde) interventies vooral op civielrechtelijke maatregelen. Vanwege de naderende meerderjarigheid van de verdachte en het feit dat die civielrechtelijke maatregelen op dat moment niet meer mogelijk zijn, zijn er aanvullende rapporten opgemaakt.
Psychiatrische rapporten
In de (aanvullende) psychiatrische rapportage wordt geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, een normoverschrijdend gedragsstoornis en van ernstig cannabismisbruik. Ook denkt de deskundige Troost differentiaal diagnostisch nu aan een periodiek explosieve stoornis. Waar aanvankelijk in de psychiatrische rapportage van 18 juni 2024 het recidiverisico op hoog werd geschat, wordt op dit moment het recidiverisico op matig tot hoog geschat, nu zich de afgelopen maanden geen nieuwe agressieve incidenten meer hebben voorgedaan. Volgens de deskundige heeft dit mogelijk te maken met het feit dat de verdachte zich heeft teruggetrokken en daardoor geen begeleidingsdruk meer ervaart. De verdachte is te beschouwen als een zorgmijder, bij wie bemoeizorg als aanpak geïndiceerd is, mits de risico’s aanvaardbaar zijn. De deskundige gaat van dit laatste uit. De deskundige heeft op dit moment vooral zorg over de ontwikkeling van de verdachte en minder zorg over de kans op recidive. Het is niet goed mogelijk om in te schatten wat er in de verdachte omgaat. Gezien zijn leeftijd gelden pedagogische overwegingen om het van hem over te nemen, ondanks zijn verstandelijke beperking, minder sterk. Een behandeling in een klinische setting wordt op dit moment niet geadviseerd. De deskundige verwacht dat de agressieve incidenten kunnen toenemen wanneer er meer geëist wordt van de verdachte in het contact met andere jongeren/jong volwassenen en begeleiding (toename prikkelbaarheid) en hij geen mogelijkheid heeft zich hieraan te onttrekken, zoals in een klinische setting. Het advies is om de maatregel van een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Optioneel zou daarnaast een werkstraf kunnen worden opgelegd. Het advies is om geen PIJ-maatregel op te leggen. De deskundige verwacht dat de consequenties van het niet opvolgen van voorwaarden voor een klinische behandeling bij een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel voor de verdachte niet goed te overzien zijn, gezien zijn verstandelijke beperking. Een dergelijke stok achter de deur zal bij hem hoogstwaarschijnlijk niet werken.
Ter zitting heeft de deskundige Troost hieraan toegevoegd dat zij het beeld van de verdachte dat hij op zitting laat zien heel zorgelijk vindt. Zijn beeld is zichtbaar anders dan een half jaar geleden. De verdachte heeft bemoeizorg nodig. De bemoeizorg zou mogelijk meer verslavingsgericht en psychiatrisch gericht moeten zijn dan [instelling] Zorg kan bieden. Het is essentieel dat de hulpverlening van de coach van de verdachte aanwezig blijft.
Psychologische rapporten
In het psychologisch rapport van deskundige Koch wordt geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is sprake van een licht verstandelijke beperking, complexe PTSS, een normoverschrijdend-gedragsstoornis en cannabisafhankelijkheid. Daarnaast is sprake van ernstige verwaarlozing in de jeugd, een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand, beperkingen in de emotieregulatie en impulscontrole, een gebrekkige gewetensontwikkeling en een onveilige hechtingstijl. Volgens de deskundige is er sprake van een hoog recidiverisico gezien de zeer geringe beschermende factoren. Voor het verminderen van het recidiverisico en voor de verdere ontwikkeling van de verdachte is het belangrijk dat hij langdurige, intensieve ondersteuning, behandeling en begeleiding krijgt. Van belang is dat hij geplaatst wordt bij een instelling met expertise op het gebied van jongeren met een LVB, en daar ook op is ingesteld. Het advies is om een gecombineerde maatregel op te leggen: een machtiging gesloten jeugdzorg (eventueel met voorwaardelijke jeugddetentie) in combinatie met een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De deskundige merkt daarbij op dat gezien de licht verstandelijke beperking, verwaarlozing, hechtingproblematiek, ontwikkelingsachterstand en verslaving dusdanig op de voorgrond staan behandeling in een gespecialiseerde instelling de voorkeur heeft. Een voorwaardelijke jeugddetentie kan ervoor zorgen dat er nog langere tijd betrokkenheid is van zijn huidige jeugdreclasseerder, waar hij een goede band mee heeft, en dat een lik-op-stuk-beleid gehanteerd kan worden.
Uit het (beperkte) aanvullend psychologisch rapport van deskundige Blok volgt dat zij het van belang vindt dat een behandelpoging wordt ondernomen binnen een woonvoorziening gericht op licht verstandelijk beperkte jongeren met gedragsproblemen en verslaving. De deskundige benadrukt dat de verdachte, mede vanwege zijn verstandelijke beperking en hechtingsproblematiek, langdurige behandeling dan wel bemoeizorg nodig heeft, waarbinnen veelvuldig herhaling plaatsvindt om nieuwe gedragingen in te slijpen. Een complicerende factor is de al jarenlange bestaande cannabisverslaving van de verdachte. In samenhang met zijn cannabisverslaving zou het wenselijk zijn traumabehandeling in te zetten. De deskundige is zich ervan bewust dat dit ook destabiliserend kan werken en mogelijk op dit moment (nog) niet geïndiceerd is. Zijn coach is een belangrijke beschermende factor. Het is dan ook van belang dat deze begeleiding wordt voortgezet. De deskundige ervaart een discrepantie in wat nodig is in een ideale situatie en wat daadwerkelijk haalbaar is voor de verdachte en ten gunste is van zijn ontwikkeling. Vanwege de beperkingen van het onderzoek kan de deskundige geen strafadvies geven. Wel wil de deskundige ter overweging meegeven dat [instelling] zorg op dit moment een goede woonplek is en de verdachte zou hier voor een lange periode kunnen verblijven (maximaal tot 27 jaar). Binnen [instelling] zorg lijkt de begeleiding zowel goed afgestemd te zijn op zijn licht verstandelijke beperking als ook op de hechtingsproblematiek van betrokkene.
Ter zitting heeft de deskundige Blok hieraan toegevoegd dat het wenselijk zou zijn dat de verdachte zijn kamer niet meer met anderen hoeft te delen. Doordat de verdachte zo lang op zich zelf aangewezen is geweest en er bij hem sprake is van hechtingsproblematiek, brengen confrontaties en triggers een risico met zich. Begeleiding is daarin van groot belang. De deskundige heeft begrepen dat [instelling] Zorg voldoende begeleidingsmogelijkheden kan bieden. Zo kan ook het FACT-team worden ingezet. Een zorgmachtiging is niet wenselijk, omdat de verdachte dan zijn plek bij [instelling] Zorg kwijt is.
De Raad voor de Kinderbescherming
De Raad sluit zich aan bij het NIFP om een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en optioneel een (voorwaardelijke) werkstraf. Een werkstraf heeft eerder positief uitgepakt en ook nu kan deze werkervaring bijdragen aan zijn ontwikkeling op het gebied van arbeid. De Raad is van mening dat het belangrijk is dat Jeugdbescherming west binnen een jeugdreclasseringskader betrokken blijft, zodat binnen dit kader het contact met zijn coach en zijn jeugdreclasseerder kan worden gecontinueerd. Echter is de Raad ook van mening dat goed overwogen moet worden aan welke bijzondere voorwaarden de verdachte zich dan moet gaan houden. Wanneer hij zich niet aan de bijzondere voorwaarden zal houden vreest de Raad dat detentie het recidiverisico zal vergroten en de kans bestaat dat het verplichte jeugdreclasseringskader wegvalt. De Raad sluit zich aan bij het NIFP dat de behandelmogelijkheden binnen het milieu van de JJI voor de verdachte beperkt zijn en dat de consequenties van het niet opvolgen van voorwaarden bij een (voorwaardelijke) PIJ-maatregel voor hem vanwege zijn verstandelijke beperking niet goed te overzien zijn. De Raad ziet dat behandeling het belangrijkste is dat nodig is. Echter is dit tot op de dag van vandaag niet haalbaar gebleken vanwege een gebrek aan motivatie. De Raad ziet echter wel dat de mogelijkheid om behandeling in het strafrechtelijk kader af te dwingen steeds kleiner wordt. De Raad kan onvoldoende afwegen in hoeverre in het strafrechtelijk kader dit moet en kan worden afgedwongen.
De raadsvertegenwoordiger heeft daaraan ter zitting toegevoegd dat de Raad het recidiverisico hoog inschat. De Raad vindt het van belang dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Jeugdbescherming west
De jeugdreclasseerder werkzaam bij Jeugdbescherming west, tevens voogd van de verdachte, heeft naar voren gebracht dat er akkoord is verkregen dat de verdachte bij [instelling] Zorg kan blijven wonen en de coach betrokken kan blijven zolang sprake is van een jeugdreclasseringsmaatregel. Het is van groot belang dat goed wordt gekeken naar de haalbaarheid van de mogelijk op te leggen bijzondere voorwaarden en dat deze in globale termen worden geformuleerd. Er is een verschil in wat nodig is voor de verdachte en wat voor hem haalbaar is.
Redelijke termijn
Bij het opleggen van een straf wordt ook bekeken of de zaak van een verdachte tijdig wordt afgedaan. Een verdachte heeft namelijk recht op berechting van zijn zaak binnen een redelijke termijn. De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. In de zaken met parketnummers 09-192912-23, 09-097575-24 en 09-280188-23 is die termijn overschreden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden, die deze overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigen, zodat de rechtbank hier in strafmatigende zin rekening mee zal houden.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
Alles afwegend zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen. Bij het bepalen van de duur van de werkstraf houdt de rechtbank in strafverlagende zin rekening met de overschrijding van de redelijke termijn, de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en hetgeen de deskundigen over zijn ontwikkeling naar voren hebben gebracht.
De rechtbank zal een werkstraf opleggen voor de duur van 120 uren met aftrek van voorarrest, te vervangen door 60 dagen jeugddetentie wanneer die niet (correct) wordt uitgevoerd. De rechtbank overweegt daartoe dat het van belang is dat de verdachte de directe gevolgen van zijn handelen ondervindt door tijd te besteden aan het verrichten van onbetaalde arbeid. Gelet op de grote zorgen rondom de verdachte en het recidiverisico vindt de rechtbank het belangrijk dat de verdachte door middel van bijzondere voorwaarden verder wordt geholpen door de jeugdreclassering. De rechtbank zal daarom 60 uur van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren (gelet op artikel 77y lid 1 van het Wetboek van Strafrecht) en de bijzondere voorwaarden zoals tijdens de zitting besproken en in het dictum geformuleerd.
De rechtbank komt daarmee tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Gelet hierop en gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, ziet de rechtbank geen ruimte voor het opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie.
Dadelijke uitvoerbaarheidDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een tweetal mishandelingen.
Gelet op het recidive risico van de verdachte en de rapporten omtrent zijn persoon, waaruit naar voren komt dat de verdachte vanwege zijn complexe meervoudige problematiek een hoge mate van ondersteuning en begeleiding nodig heeft, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan zonder inzet van passende hulp en begeleiding. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij parketnummer 09-075056-23 door de kinderrechter van de rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 voorwaardelijke opgelegde straf, te weten een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat het risico bestaat dat de verdachte wordt overvraagd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van het vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarden, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde werkstraf worden gelast.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 266, 300, 311 en 350 van het wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding III onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.7 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
t.a.v. dagvaarding I 09-192912-23:
feit 1:
mishandeling;
feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
t.a.v. dagvaarding II 09-097575-24
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
t.a.v. dagvaarding III 09-280188-23
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
t.a.v. dagvaarding IV 10-043713-24
feit 1:
mishandeling;
feit 2:
eenvoudige belediging;
t.a.v. dagvaarding V 10-140217-24:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
120 (HONDERDTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
60 (ZESTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht
(door de rechtbank vastgesteld op 2 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, groot
60 (ZESTIG) UREN, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
TWEE JARENvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als die aanwijzingen inhouden dat hij moet meewerken aan behandeling en/of begeleiding;
2. gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding door een coach van SPS Coach of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan de afspraken die daarbij met hem worden gemaakt;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
beveelt dat de bovengenoemde voorwaarden en het – op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht – uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
de vordering tenuitvoerlegging
gelast de (gehele) tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Den Haag van 14 juni 2023 met parketnummer 09-075056-23.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.J.L. van der Waals, kinderrechter,
en mr. M. de Kleine, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van
mr. E.D.C. Donker Ladrón de Guevara, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 maart 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Dagvaarding 1 (09-192912-23):
1
hij op of omstreeks 02 augustus 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, [naam 1] heeft mishandeld door die [naam 1] een stomp/klap in zijn nek te geven;
2
hij op of omstreeks 02 augustus 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jeugdinstelling Schakenbosch, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt (door met een voorwerp tegen die ruit te gooien);
Dagvaarding 2 (09-097575-24):
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te 's-Gravenhage, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Victor Beauty & Nails, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
Dagvaarding 3 (09-280188-23):
1
hij op of omstreeks 27 september 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een muts en/of een bankpas en/of een ov-chipkaart en/of een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die de Haan, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door door hem dreigend de woorden toe te voegen "ik sla je in elkaar" en/of "ik maak je dood" althans woorden van gelijke aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 25 september 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam 1] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [naam 1] en/of een derde toebehoorde(n) door dreigend de woorden toe te voegen "je gaat doodgestoken worden" en/of "je wordt van achteren neergestoken" en/of "er gaat een mes tussen je ribben worden
gestoken" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 25 september 2023 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door gebruik te maken van de pinpas van die [naam 1] ;
Dagvaarding 4 (10-043713-24):
1
hij op of omstreeks 6 februari 2024 te Schiedam [naam 3] heeft mishandeld door die Veringmeier meerdere malen op/tegen het hoofd te slaan;
2
hij op of omstreeks 6 februari 2024 te Schiedam opzettelijk [naam 3] , in haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door die Veringmeier in het gezicht te spugen;
Dagvaarding 5 (10-140217-24):
hij op of omstreeks 23 april 2024 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een spiegel en/of een televisie en/of meubels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Zorgbedrijf Caracare, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.