In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 29 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had op 13 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 6 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de identiteit van eiser ongeloofwaardig was. Eiser heeft eerder in 2019 een asielaanvraag ingediend, die in de Dublinprocedure niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was. Na zijn terugkeer naar Marokko in 2022, na een afgewezen asielaanvraag in Duitsland, heeft eiser te maken gehad met detentie en politieke problemen.
De rechtbank heeft op 20 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de identiteit van eiser ongeloofwaardig is, en dat zijn politieke activiteiten in Marokko niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn identiteit en de gevolgen van zijn politieke activiteiten aan te tonen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.