ECLI:NL:RBDHA:2025:4770

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
NL24.49988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van geloofwaardigheidsbeoordeling van identiteit en politieke activiteiten in Marokko

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 29 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had op 13 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 6 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, met als argument dat de identiteit van eiser ongeloofwaardig was. Eiser heeft eerder in 2019 een asielaanvraag ingediend, die in de Dublinprocedure niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was. Na zijn terugkeer naar Marokko in 2022, na een afgewezen asielaanvraag in Duitsland, heeft eiser te maken gehad met detentie en politieke problemen.

De rechtbank heeft op 20 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de identiteit van eiser ongeloofwaardig is, en dat zijn politieke activiteiten in Marokko niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om zijn identiteit en de gevolgen van zijn politieke activiteiten aan te tonen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de minister. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49988

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. M.M. van Duren).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 13 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 6 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en d, van de Vw 2000.
1.1.
Op 16 januari 2025 heeft de minister een aanvullend terugkeerbesluit genomen met als land van terugkeer Marokko of Suriname.
1.2.
Op 17 januari 2025 heeft eiser een aanvullend stuk overgelegd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 20 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, G.M.A. Al-Harbia als tolk en de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

Vooraf
2. Eiser heeft eerder, op 20 februari 2019, in Nederland een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is bij het besluit van 21 mei 2019 in de Dublinprocedure niet in behandeling genomen omdat Duitsland daarvoor verantwoordelijk was. Eiser is vervolgens overgedragen aan Duitsland, waar zijn asielaanvraag inhoudelijk is behandeld. In 2022 is eiser vanuit Duitsland teruggekeerd naar Marokko vanwege zijn afgewezen asielaanvraag.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielrelaas ten grondslag dat hij van Marokkaanse nationaliteit is en is geboren op [geboortedag] 1994. Verder heeft eiser verklaard dat hij zijn land van herkomst heeft verlaten vanwege problemen die hij heeft ervaren als gevolg van door hem georganiseerde demonstraties tegen de situatie in de Westelijke Sahara. Na zijn terugkeer naar Marokko in 2022, als gevolg van de afwijzing van zijn asielaanvraag in Duitsland, kreeg eiser opnieuw te maken met de autoriteiten. Hij werd tien maanden gedetineerd. Na zijn vrijlating werd hij opnieuw politiek actief. Eiser is door de Marokkaanse autoriteiten herhaaldelijk lastiggevallen, geïntimideerd en mishandeld. In 2023 vluchtte eiser opnieuw uit zijn land van herkomst. Na zijn vertrek ontving hij een oproep van de politie. Bij terugkeer naar Marokko vreest eiser vanwege zijn politieke overtuiging opnieuw in detentie te worden geplaatst en te worden mishandeld.
De asielmotieven en besluitvorming
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • politieke activiteiten en politieke problemen in Marokko.
5. De minister heeft zich in het voornemen en in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eisers identiteit ongeloofwaardig is, en dat eisers nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De minister acht eisers politieke activiteiten in Marokko en de problemen als gevolg daarvan, ook niet geloofwaardig. Het geloofwaardige deel van het eerste asielmotief – eisers nationaliteit en herkomst – heeft de minister verder beoordeeld. De minister heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000, gelezen in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en d, van de Vw 2000. Daarnaast krijgt eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar en heeft de minister bepaald dat eiser in grensdetentie blijft zoals bedoeld in artikel 6 van de Vw 2000.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de kennelijk ongegrondverklaring van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De geloofwaardigheidsbeoordeling
Identiteit
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister zijn identiteit ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Bij aankomst op de luchthaven van Schiphol op 13 november 2024 is eiser namelijk gefouilleerd en daarbij is zijn originele rijbewijs ingenomen. Daarnaast is eiser voorheen na zijn vreemdelingenbewaring in het Detentiecentrum Rotterdam – na de Dublinprocedure – met zijn originele paspoort door Nederland overgedragen aan de Duitse autoriteiten. Ook heeft eiser een grote hoeveelheid aan kopieën van documenten overgelegd die in onderlinge samenhang en in relatie tot het originele rijbewijs en het originele paspoort zijn identiteit aantonen.
7.1
De rechtbank oordeelt als volgt. In tegenstelling tot hetgeen eiser aanvoert, is de rechtbank aan de hand van de dossierstukken – in het bijzonder het proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel opgesteld door een wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee – niet gebleken dat er tijdens de fouillering op de luchthaven van Schiphol een origineel rijbewijs van eiser is ingenomen. Daarnaast heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat een rijbewijs geen identificerend document is en dat alleen met een rijbewijs dus niet eisers identiteit vastgesteld had kunnen worden. Voorts heeft de minister niet ten onrechte gesteld dat kopieën niet op echtheid gecontroleerd kunnen worden en dat er daarmee aan kopieën slechts beperkte bewijswaarde kan worden gehecht. Bovendien heeft eiser geen kopieën van identificerende documenten aangeleverd ter ondersteuning van zijn identiteit. Dat eiser eerder – na de Dublinprocedure – vanuit vreemdelingenbewaring met een origineel paspoort zou zijn overgedragen naar Duitsland, doet aan het voorgaande niet af. Dit neemt immers niet weg dat eiser zich doelbewust heeft ontdaan van zijn paspoort, hetgeen eiser ook niet betwist, en daarmee geen paspoort heeft overgelegd ter staving van zijn identiteit. Daar komt bij dat uit het dossier blijkt dat er op 25 juni 2020 een laissez-passer is afgegeven voor de overdracht van Nederland naar Duitsland, hetgeen erop duidt dat er – anders dan gesteld door eiser – destijds geen sprake was van een paspoort waarmee de overdracht naar Duitsland gerealiseerd kon worden. De stelling van eiser dat de overgelegde kopieën van documenten in onderlinge samenhang en in relatie tot het rijbewijs en het paspoort eisers identiteit aantonen, volgt de rechtbank dan ook niet. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank evenmin aanleiding om, zoals eiser ter zitting voorstelt, stukken op te vragen betreffende zijn Dublinoverdracht naar Duitsland met als doel om vast te stellen dat deze overdracht is gerealiseerd met gebruik van zijn originele paspoort.
Politieke activiteiten en politieke problemen in Marokko
8. Daarnaast voert eiser aan dat de minister het ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden dat eiser in Marokko politiek actief is geweest en als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden. Daarbij is van belang dat eiser afkomstig is uit de Westelijke Sahara en dat zijn vader heeft gevochten in de Spaanse dienst. Voorts voert eiser aan dat het afdoen van de door hem overgelegde steunbetuigingen als zijnde van algemene aard, geen recht doet aan de inhoud daarvan en aan de personen die deze verklaringen hebben afgelegd. Zo was [naam] ook een van de politieke gevangenen. Daarnaast kent eiser de voorzitter [naam] van de organisatie ‘ [naam] ’ en zijn vriend [naam] is lid van deze organisatie. [naam] kwam ook op als advocate voor een van de activisten naast het voorzittershap van de organisatie ‘ [naam] ’. Eiser kent haar ook persoonlijk. Voorts voert eiser in dit verband aan dat er niet is doorgevraagd naar de periode waarin hij gedetineerd zat in Marokko en zijn behandeling in de gevangenis. Eiser heeft hierover wel eenduidige verklaringen afgelegd die ook overeenstemmen met de ontslagbrief van de gevangenis en de oproep van de politie.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich in de besluitvorming niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het ongeloofwaardig is dat eiser in Marokko politiek actief is geweest en als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden. Daartoe heeft de minister op de eerste plaats mogen stellen dat eiser onvoldoende originele documenten heeft aangeleverd en daarvoor geen afdoende verklaring heeft weten te geven, hetgeen eiser ook niet gemotiveerd betwist. Daarnaast heeft de minister terecht gesteld dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Zo heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor van 25 februari 2019 verklaard dat hij Marokko verliet in mei 2010. Dit is tegenstrijdig met eisers latere verklaring tijdens het aanmeldgehoor van 17 november 2024 dat hij Marokko in oktober 2014 verliet. Voorts mocht de minister eiser tegenwerpen dat hij inconsequent heeft verklaard over zijn politieke activiteiten in Marokko. Na zijn vrijlating in 2023 zou hij informatie naar mensenrechtenorganisaties buiten Marokko hebben gestuurd, demonstraties hebben gecoördineerd en daaraan hebben deelgenomen. Later verklaarde eiser echter dat het daarbij ging om demonstraties van ongeveer tien jaar geleden en dat er in 2023 geen demonstraties hebben plaatsgevonden. Daarnaast heeft de minister mogen stellen dat het niet waarschijnlijk is dat eiser politiek actief is geweest in Marokko. Eerst stelt eiser in het nader gehoor namelijk dat hij de aangewezen persoon was voor het doorspelen van informatie over de (mensenrechten)situatie in de Westelijke Sahara aan internationale organisaties. Later verklaart eiser echter dat zijn vrienden eerder dan hem deze functie bekleedden, al tijdens zijn gestelde detentie in 2023. Dat eiser dan de aangewezen persoon zou zijn om binnen tien dagen na zijn gestelde vrijlating informatie door te geven aan buitenlandse organisaties, heeft de minister niet ten onrechte als onwaarschijnlijk aangemerkt.
8.2.
Ter onderbouwing van zijn standpunt stelt eiser ook dat hij persoonlijk contact heeft met internationale organisaties en verwijst hij naar verklaringen waarin hij specifiek wordt vermeld. Hierover heeft de minister op de eerste plaats ter zitting mogen stellen dat niet duidelijk is of deze verklaringen daadwerkelijk op eiser zien, nu de minister eisers identiteit niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Daarnaast heeft de minister niet ten onrechte gesteld dat uit de overgelegde documenten niet blijkt dat eiser daadwerkelijk politiek actief was in Marokko, omdat de steunbetuigingen algemeen van aard zijn, voornamelijk een herhaling betreffen van eisers asielrelaas en geen inzicht geven in eisers persoonlijke bijdrage aan deze internationale organisaties. Daarbij komt dat niet duidelijk is of er enig feitenonderzoek ten grondslag ligt aan het opstellen van de steunverklaringen. De minister heeft bij zijn beoordeling daarnaast niet ten onrechte betrokken dat eiser niet inzichtelijk heeft weten te maken waaruit blijkt dat hij een grote rol had in het contact met buitenlandse organisaties. Eisers enkele stelling dat dit wel zo is, is daartoe onvoldoende. Gelet op het voorgaande heeft de minister niet de waarde hoeven te hechten aan de overgelegde steunbetuigingen die eiser daaraan gehecht wenst te zien.
8.3.
Ten aanzien van eisers stelling dat onvoldoende is doorgevraagd naar de periode van detentie in Marokko, heeft te gelden dat het aan eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiser hierin niet is geslaagd en dat eisers identiteit alsmede de deelname aan politieke activiteiten en de gevolgen daarvan ongeloofwaardig zijn.
Reëel risico op ernstige schade
9. Voorts voert eiser aan dat de minister haar standpunt dat eiser bij terugkeer naar Marokko geen reëel risico op ernstige schade loopt, onvoldoende heeft gemotiveerd. Dat dit risico reëel is, volgt reeds uit de omstandigheid dat eiser na zijn terugkeer naar Marokko in 2022 is gedetineerd en mishandeld door de autoriteiten.
9.1.
De rechtbank overweegt als volgt. De minister heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000. Daarbij is op de eerste plaats van belang dat de minister eisers politieke activiteiten in Marokko en de daaruit voortvloeiende problemen niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Bovendien heeft eiser niet gemotiveerd bestreden dat de minister Marokko in zijn algemeenheid kan aanmerken als veilig land van herkomst en dat eiser waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan. Reeds om deze reden heeft de minister de aanvraag van eiser niet ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000, gelezen in verbinding met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en d, van de Vw 2000.

Conclusie en gevolgen

10. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B.H. Hebbink, rechter, in aanwezigheid van mr. M.N.T. Tacken, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.