ECLI:NL:RBDHA:2025:4786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
C/09/639644 / HA ZA 22-1037
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opeising van octrooi en erkenning van uitvinderschap in de zaak van [eiser] tegen TI-Holdings B.V.

In deze zaak vordert eiser, een Amerikaanse uitvinder, erkenning van zijn uitvinderschap en de opeising van octrooiaanvragen die zijn ontleend aan zijn intellectuele eigendom. De eiser stelt dat hij de enige uitvinder is van een technologie voor het genereren van waterstof uit water, die is vastgelegd in verschillende octrooiaanvragen, waaronder EP 495 en WO 047. De gedaagde, TI-Holdings B.V., heeft deze octrooien aangevraagd en geregistreerd, maar de eiser betwist dat de gedaagden recht hebben op deze octrooien en stelt dat zij zijn kennis en documenten hebben ontleend zonder zijn toestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser inderdaad de uitvinder is van de betrokken technologie en dat de gedaagde ten onrechte als rechthebbende is geregistreerd. De rechtbank heeft TI-Holdings veroordeeld om de octrooiaanvragen aan de eiser over te dragen en hem als uitvinder te registreren. De rechtbank heeft ook bepaald dat TI-Holdings een dwangsom verbeurt als zij niet aan deze verplichtingen voldoet. De proceskosten zijn toegewezen aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zittingsplaats Den Haag
Zaaknummer: C/09/639644 / HA ZA 22-1037
Vonnis van 26 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] , Californië (Verenigde Staten van Amerika),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. P.G.M. Brouwer,
tegen
TI-HOLDINGS B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: TI-Holdings,
advocaat: mr. P.P.G. Bissessur.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 14 december 2022 betekende dagvaarding;
- de akte houdende overlegging producties waarmee [eiser] producties EP01 tot en met EP30 in het geding heeft gebracht;
- de conclusie van antwoord met producties GP01 tot en met GP13;
- het proces-verbaal van de op 15 maart 2024 gehouden regiezitting met daarin de gemaakte procesafspraken;
- de akte houdende wijziging eis;
- de akte houdende overlegging nadere producties waarmee [eiser] producties EP31 tot en met EP45 heeft overgelegd;
- de op 27 december 2024 ingediende akte houdende uitlating nadere producties waarbij TI-Holdings productie GP14 heeft overgelegd;
- het e-mailbericht van de rechtbank van 9 januari 2025 waarin de rechtbank onder meer heeft meegedeeld dat de zijdens TI-Holdings als appendices A1, A2, B1 en B2 bij productie GP14 overgelegde stukken als tardief en in strijd met de goede procesorde, worden geweigerd;
- de, enerzijds, door [eiser] en, anderzijds, door TI-Holdings op 20 januari 2025 ingediende schriftelijke pleitnota’s;
- de schriftelijke reactie op de pleitnota van [eiser] , ingediend door TI-Holdings op 22 januari 2025; en
- de mondelinge behandeling van 24 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de tijdens de mondelinge behandeling zijdens [eiser] in het kader van de repliek overgelegde pleitnota waarvan verschillende delen niet zijn uitgesproken en daarom zijn doorgehaald.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft in hybride vorm plaatsgevonden. [eiser] was in de zittingszaal aanwezig, vergezeld van zijn advocaten mr. Brouwer voornoemd en mr. M.M. Truijens, alsmede van zijn octrooigemachtigde ir. J.H. Groot Koerkamp. Namens TI-Holdings is ter zitting verschenen [naam 1] (statutair directeur van TI-Holdings), bijgestaan door haar advocaten mr. Bissessur voornoemd en mr. J.C. Rijnierse en haar octrooigemachtigde dr. C.J. Jalink. Op afstand via een audiovisuele verbinding heeft van de zijde van TI-Holdings mr. J. Brada (
legal counsel) de mondelinge behandeling bijgewoond.
1.3.
Daarnaast waren S. van Hal en C. Pennings, beiden in de hoedanigheid van tolk, aanwezig.
1.4.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank bepaald dat vonnis wordt gewezen. De vonnisdatum is nader bepaald op vandaag.

2.De feiten

[eiser] en zijn werkzaamheden
2.1.
[eiser] houdt zich al meer dan twintig jaar bezig met het bedenken en ontwikkelen van oplossingen voor de wereldwijde klimaatproblematiek en de daardoor ontstane vraag naar schone energie. In de Verenigde Staten van Amerika (hierna: de VS) heeft [eiser] enkele ondernemingen opgericht. Hij heeft ook verschillende octrooiaanvragen ingediend, waaronder voor een op 19 april 2016 met nummer US 9,315,9078 B2 verleend Amerikaans octrooi voor een ‘
Gas Collection Device and Method for Use’.
2.2.
Op enig moment is [eiser] zich gaan richten op het verkrijgen van waterstof uit water. Op 14 januari 2009 heeft hij in de VS een octrooiaanvrage ingediend voor een ‘
Method and System for Production of Hydrogen’, gevolgd door een PCT-aanvrage op 13 januari 2010.
2.3.
In 2014 heeft [eiser] door het bedrijf Auger – onder overeengekomen geheimhouding – de hierna weergegeven tekeningen laten maken (hierna: de Auger-tekeningen). Op deze tekening is als datum vermeld “8.23.2014”. Op elk blad staat linksonder de volgende tekst:

PROPRIETARY AND CONFIDENTIAL
THE INFORMATION CONTAINED IN THIS DRAWING IS THE SOLE PROPERTY OF [eiser] . ANY REPRODUCTION IN PART OR AS A WHOLE WITHOUT THE WRITTEN PERMISSION OF [eiser] IS PROHIBITED.
2.4.
Op 29 januari 2016 heeft [eiser] een aanvraag voor een Monegaskisch octrooi ingediend voor een ‘
Method and System of Cyclone Helix Thermo Hydrogen Apparatus’ (hierna: de 2016-aanvrage). De 2016-aanvrage is – door het niet voldoen aan de formele vereisten – niet doorgezet, heeft dus niet tot verlening van een octrooi geleid en is ook niet openbaar gemaakt.
2.5.
In de 2016-aanvrage, die niet steeds consistent is en herhalingen bevat, staat onder meer de volgende tekst:

Technical field
[0001] The present invention relates to thermo hydrogen generating technology from water, some embodiments of electronic, ionization of gaseous.
(…)
Brief Summary of Embodiments of the Invention
[0003]According to the various embodiments of the invention systems and methods are provided the invention consist of production of hydrogen from water is heated to boiling point using waste heat or any kind of heat source, water is heated to boiling stage, water steam is directed to a super heated chamber constant temperatures of 398C, the water at this stage has reached gaseous phase has reached it’s critical point, super heated water gas is directed to ionizer chamber, at this stage the super heated water in gaseous phase is ionized, ionized water gas goes through the MonoPoles CycloneHelix chamber where hydrogen and oxygen bonds dissociate and exit their own exit ports, the oxygen is directed to heat source to increase the temperature and efficiency the hydrogen gas is directed to the reactor chamber to purify the gas from any oxygen.
[0004](…)
[0005]According to another embodiments of the invention steam is directed from the boiler to the superheating chamber 200, where the water steam is heated to 400C at this point the water steam has turned to gaseous phase and has reached critical temperature.
[0006]According to another embodiments of the invention water in gaseous phase is directed through stainless lines to the ionizer chamber the water in gaseous phase in this stage is ionized.
[0007]According to another embodiments of the invention ionized H and O2 at the temperatures of 400 plus celsius by nature of its high temperature and high pressure goes through high pressure stainless steel lines to the MonoPoles CycloneHelix chamber where the ionizes H bonds and O2 dissociate through centrifugal force, the H and O2 will go through their own predesign path and exit their dedicated ports.
(…)
BRIEF DESCRIPTION OF THE DRAWINGS
[0010]The present invention, in accordance with one or more various embodiments, is described in detail with reference to the following figures. (…)
FIG. 1 depicts an overview of a Thermo H in accordance with one embodiment of the invention.
FIG. 2 depicts an overview of magneticMonoPoles CycloneHelix chamber electrically charge housing and helix assembly for use in accordance with one embodiment of the invention.
FIG. 3. depicts an overview of electrically charge HELIX (…)
FIG. 4, depicts and overview of the cyclone chamber
DETAILED DESCRIPTION OF THE INVENTION
[0011]The present invention is directed to toward a method and apparatus for extreme low temperature thermo hydrogen generating technology, in one embodiment, water is heated to boiling temperature 100C in the boiler unit, water steam is directed to a super heated chamber, constant temperatures of 398C, the water at this stage has reached gaseous phase it has reached its critical point, super heated water gas is directed to ionizer chamber, where an electric field exists voltages of 100 volts up to 900k volts have been used. If the field strength is sufficiently high, then it is likely to ionize a gas molecule by simple collision resulting in 2 free electrons and a positive ion. (…) At this stage the super heated water in gaseous phase is ionized, ionized water gas goes through the magnetic MonoPoles CycloneHelix chamber, where hydrogen and oxygen bonds dissociate, oxygen is directed to heat source to increase the temperature and efficiency, the hydrogen gas is directed to the reactor chamber to purify the hydrogen from any oxygen and the purified hydrogen gas will exit the apparatus, in one embodiments the hydrogen gas is directed to a chiller or heat
exchanger/condenser and filtration process for temperature and drying/purifying, these extra steps and process help us to mange the temperature and purity of the produced hydrogen per application requirements,
(…)
[0014]Referring to FIG. 1(..)
[0015]According to this example of the invention, boiler 100 is provided to generate steam that is used to make hydrogen. Steam is supplied through line 201 to super heated chamber 200, super heated chamber 200 is equipped with heat exchangers to order to reach 398C or in other embodiments is electrically heated. Once the water steam is supplied to the super heated chamber 400 is directed through electrical coils heated helixes lines 201 and super heated mash and heat exchanger, Water steam at this stage reaches critical temperature this stage is called the gaseous phase, supplied through ionizer input line 304 to the ionizer 300 at this stage gaseous get ionized (…) Once ionized gaseous enters this chamber with nature of its super heated properties, gaseous go through a MonoPoles CycloneHelix chamber for disassociate with centrifugal/centrifuge motion and effect of cyclone,helix motion and opposite attractions of magnetic forces on the molecules with in the complete chamber .
[0016]Referring to Fig. 2. Magnetic MonoPoles CycloneHelix chamber 400 magnetic monopoles out side housing 400, magnetic monopoles spiral 403, as the water gaseous H2O 402 goes under the centrifugal cyclone effect and force the H 402 and the O2 405 molecules start to brake apart, the heavier molecule O2 goes to the outside of the chamber and the lighter hydrogen molecule goes to the center of the chamber, (This type of breakdown mainly arises due to the added effect of the space-charge field of an avalanche and electric ionization in the gas volume. its called the Townsend effect) and both gases get attracted to opposite polarity monopole magnet after the disassociation process has taken place between oxygen and hydrogen, magnetic monopoles 407 and 409 are situated at the exit port 406 for H and 408 for O2 to attract the opposite polarities of the molecules to the path of exit.”
2.6.
De in de beschrijving van de 2016-aanvrage genoemde figuren 1, 2, 3 en 4 zijn hieronder achtereenvolgens (onder elkaar) weergegeven:
2.7.
In de 2016- aanvrage is [eiser] als (enige) uitvinder vermeld. De in die aanvrage beschreven inrichting voor het genereren van waterstof, wordt door [eiser] aangeduid als de “
Thermo Hydrogen Apparatus”. Op 6 april 2016 heeft het USPTO een aanvraag voor een
provisionalontvangen, geregistreerd onder ‘
application number’62318985, getiteld ‘
Method and system of hydrogen on demand apparatus’(hierna: de USPTO-aanvrage) waarop [eiser] is vermeld als uitvinder. Deze USPTO-aanvrage is eveneens ingetrokken en niet geopenbaard en lijkt te zien op vergelijkbare materie als de reeds genoemde 2016-aanvrage.
2.8.
Ten tijde van een hierna te bespreken samenwerking (zie 2.10) heeft [eiser] het bedrijf FEV Consulting (hierna: FEV) – wederom onder overeengekomen vertrouwelijkheid – in 2019 de volgende schematische weergave van een waterstofgenerator laten maken (hierna: de FEV-tekening):
2.9.
Bij de ontwikkeling van de in de hiervoor door FEV gemaakte schematische weergave van een waterstofgenerator, is door [eiser] ook het Duitse bedrijf BS Metalltechnik betrokken. Dat bedrijf heeft – eveneens in 2019, op een van de tekeningen is als bewerkingsdatum (“Bearb”) 4 september 2019 vermeld – onder meer de volgende (3D-)tekeningen gemaakt (hierna: de BS-tekeningen):
Samenwerking met [naam 2] , [naam 3] en [naam 1]
2.10.
[eiser] is in 2007/2008 in contact gekomen met [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
2.11.
Enkele jaren nadien heeft [eiser] [naam 3] (hierna: [naam 3] ) leren kennen. [naam 3] heeft [eiser] in 2018 geïntroduceerd bij [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.12.
[eiser] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 1] zijn tot een vorm van samenwerking gekomen met als doel de verdere ontwikkeling en uiteindelijk exploitatie van “
inventions and know-how for producing Hydrogen”. In ieder geval in september 2019 stond in het kader van de samenwerking in Aken, Duitsland, een proefopstelling aan de hand waarvan [eiser] de werking van de waterstofgenerator in en met behulp van een automotor demonstreerde en testte. Ter illustratie van die samenwerking heeft TI-Holdings een aantal overeenkomsten overgelegd waarbij [eiser] , [naam 2] , [naam 3] en/of [naam 1] partij zijn. Het gaat onder meer om de volgende overeenkomsten:
A. de ‘License Agreement’, gesloten op 10 oktober 2017 tussen [eiser] (aangeduid als ‘Licensor’) enerzijds en Vesten Food Concept AG (aangeduid als ‘Licensee’) anderzijds, waarbij laatstgenoemde werd vertegenwoordigd door haar vijf aandeelhouders waaronder [eiser] , [naam 3] en [naam 2] (hierna: de License Agreement). De License Agreement bepaalt onder meer het volgende:
"Licensor", is sole beneficiary of inventions and know-how for producing Hydrogen, which are or will be patented in future, or with filed patents, hereafter called "Hydrogen" described as follows:
- Actual and future Inventions to produce Hydrogen
- Actual and future applications, as for engines
- Actual and future Patents
At the date of signature of the present License agreement, following patents have been registered:
UNITED STATES No.: US 2010/0122914 A1 (…)
Two patents will be deposited/filed for a worldwide registration in the fourth quarter 2017
Others are in the pipeline
- Actual and future know how to make these inventions work for all, as for automotive applications.
WHEREAS, Licensor wishes to give a License for "Hydrogen" to Licensee and Licensee desires to get a License for "Hydrogen" from Licensor upon the terms and conditions set forth in this Agreement.
Upon the terms and subject to the conditions set forth in this Agreement, at the Closing, Licensor hereby gives license to Licensee hereby gets, acquires and accepts from Licenser.
Now, therefore, in consideration of the mutual covenants and undertaking contained herein and subject to the terms and conditions herein set forth and with the intent to be bound, the parties to this Agreement hereto agree as follows:
Licensor agree to transfer all License rights for "Hydrogen" to Licensee.
The price for the License for "Hydrogen" is 50.000,- (fifty thousand) Euros which have been paid by Licensee.
The royalty of "Hydrogen"- to be paid to Licensor is 0, 1% of the royalties.
The duration is for the life of the patents.”
de ‘Heads of Agreement’ van 14 december 2018, getekend door [eiser] (in de overeenkomst aangeduid als ‘ [eiser] ’) en onder meer [naam 3] (in de overeenkomst aangeduid als ‘RK’) en [naam 1] (hierna: de Heads of Agreement) in het kader van de oprichting door de betrokken partijen van Smiljan Power Solutions AG (hierna: Smiljan). De Heads of Agreement bepaalt onder meer het volgende:
“This agreement is ment to insure the ongoing process between parties of the foundation of a company called :
Smiljanpower solutions AG(Smiljan)
(…)
1- RK, Here by Undertake the flowing, to pay the out standing balance of Euro 300.000 to [eiser] , before Dec 14 2018 in-order for the shares of
SMILJAN cmbe transferred to RK.
(…)
10- Parties also agree :
All IP and patents currently held by various entities and individuals will all be transferred to “
SMILJAN”.
• This agreement also serves and constitutes as an irrevocable proxy to advisors to commence preparations on these transfers.
11- All shareholders will waive any Claims, rights, or ownership of IP or patents for the E-generator and the Hydrogen Power which will be under the ownership of
“SMILJAN”and also waive any right or claim on receivables or liabilities against each other.”
2.13.
Op 8 september 2019 stuurde [naam 1] aan [eiser] een e-mail met het verzoek aan [eiser] om te kijken naar een bij die e-mail gevoegde conceptversie (‘
version 1.4’) van een ‘
Private placement memorandum’(hierna: het PPM) ten behoeve van fondsenwerving voor Smiljan. In zijn e-mail schrijft [naam 1] dat het document “
is 95 % ready but needs “legal” approval. On this basis I have received commitments from varies parties.” Genoemde conceptversie van het PPM, waarin de waterstofgenerator wordt aangeduid als ‘Hydrogenerator’, vermeldt onder meer het volgende:
“3.1
Game Changer
The Hydrogenerator is expected to change the way hydrogen is produced and introduced in a spark ignition environment and thereby change the global perception of what is possible. The technology has the potential to disrupt the market.
3.2
Development status
A functioning prototype has been built and demonstrated to produce hydrogen under test conditions at FEV, headquartered in Aachen, Germany (the world's largest independent provider of services to develop engines and vehicle technology) (www.fev.com). Engineers at MIT, the famous research university Massachusetts Institute of Technology, consider this technology to be a potential breakthrough in solving the carbon emission problem. FEV sees a future in the technology and wishes to become a long-term technology partner to develop additional applications for the Hydrogenerator (e.g. marine, diesel gensets etc). FEV is proposing to dedicate space to Smiljan at its Aachen headquarters for the further development of these technologies.
3.3
How it works
A combination of engine waste heat and high-speed, centrifugal force separates water into its component parts, Hydrogen and Oxygen. The Hydrogen production occurs at 400C but can also be produced at as low as 200C, c.90% below the conventional temperature of +900C normally required for volume production. The resultant hydrogen can be used as replacement fuel for the engine. Combustion of Hydrogen in conjunction with diesel or gasoline means the carbon component burns cleaner and thereby reduces emissions.
When Hydrogen is added to the fuel's mixture, the energy released from Hydrogen in the combustion chamber improves combustion efficiency which leads to fuel savings. The technology has been proven to reduce emissions and decrease fuel consumption. The process also decreases cylinder head temperature which in turn reduces emissions. Zero load is applied to the engine.
The device is sufficiently compact (c.15cm by 30cm) to sit within most engine compartments and can either be incorporated into new designs or retrofitted into existing engine set ups. Currently, the technology is expected to reduce fuel consumption by 30% and cut emissions by 50% with a roadmap to 50% and 90% respectively.
(…)
5.1
Inventor
[eiser] , a US citizen, based in Europe is the inventor of the relevant technology. [eiser] is a lifelong inventor and has been working in the Hydrogen generation and unbalanced energy generation space for the past 25 years.
He was born in Iran and travelled to the US in his early 30s. He spent the majority of his time there collaborating with Californian universities to develop amongst other things; i) an efficient process for producing Hydrogen from water in volume; and ii) unbalanced motion technologies for energy generation. During this period, the principle inventions around the Hydrogenerator and the e-generator emerged. Some of the work involved the acquisition of relevant patents which were subsequently evolved and extended.
Concerned that the vocal and influential US fossil fuel industry lobbyist movement would likely suppress him and his inventions, he moved to Europe three years ago and took the technology with him to develop further. He has more than 20 patents to his name and is passionate about the planetary impact of his work on potentially billions of people.
He was introduced to [naam 1] in mid-2018 who agreed to work with him and create the global licencing and IP company once [naam 1] had conducted a due diligence exercise. They started collaboration work in late 2018 since when [naam 1] and [eiser] have made significant progress with the independent certification of the technology and the creation of a robust IPO vehicle with a high-profile board (see below).”
2.14.
De samenwerking tussen [eiser] enerzijds en [naam 3] , [naam 2] en [naam 1] anderzijds is in oktober 2019 in onmin geëindigd.
2.15.
Op 7 oktober 2019 ontvangt [naam 2] van een medewerkster van BS Metalltechnik een e-mail met daarbij onder meer de hiervoor onder 2.9 weergegeven (3D-)tekeningen. Diezelfde dag stuurt [naam 2] de betreffende e-mail met de BS-tekeningen door aan (onder meer) [naam 3] , met daarbij de volgende begeleidende tekst:
“Good morning gentlemen,
I have received the drawings from the first project. I will be able to receive the revised set when they are ready which is hopefully by Thursday if I can have it delayed until then
This is very sensitive information and a huge trust issue for me in regards to my contact
No one except our group must know that we have these already in hand.
And I mean no one until we are forced to take this option
[ [naam 2] ]”
2.16.
Op 5 november 2019 stuurt [naam 2] aan [naam 3] een e-mail met als onderwerp “
centrifugal document that I found from Mo’s files” met daarbij een Word-bestand met de naam ‘
centrifugal document from Mo’.
2.17.
Op 7 november 2019 stuurt [naam 2] aan [naam 3] een e-mail met als onderwerp “
original filing in Word format” met daarbij de ingetrokken, niet gepubliceerde Monegaskische 2016-aanvrage als Word-document met de naam ‘
cyclon helix hydrogen.docx’.
TI-Holdings, MC2020 en de (octrooi)aanvragen
2.18.
Op 9 juli 2020 is TI-Holdings opgericht. TI-Holdings houdt zich bezig met de ontwikkeling van duurzame technologie. [naam 1] is statutair bestuurder van
TI-Holdings. Enig aandeelhouder van TI-Holdings is TIB-TEC AG, gevestigd in Zwitserland (hierna: TIB-TEC).
2.19.
MC2020 SCPM (hierna: MC2020 ), een in [plaats] gevestigde onderneming die is opgericht door [naam 3] en [naam 2] , heeft op 13 maart 2020 een Monegaskisch octrooi aangevraagd dat uiteindelijk is verleend onder nummer MC 200244 voor de uitvinding getiteld ‘
Ondoleur Termique’. Als uitvinder is in genoemd octrooi [naam 3] vermeld.
2.20.
Vanaf november 2020 heeft MC2020 de volgende (octrooi)aanvragen ingediend:
I. een op 25 november 2020 ingediende internationale octrooiaanvraag (met aanvraag nummer PCT/EP2020/083441) die op 23 juni 2022 als WO 2022/128047 A1 is gepubliceerde, met als titel ‘
Thermal Inverter’,waarin [naam 3] en [naam 2] zijn vermeld als uitvinders (hierna: WO 047);
II. een eveneens op 25 november 2020 ingediende en op 3 augustus 2022 als EP 4034495 A gepubliceerde aanvraag voor een Europees octrooi (welke aanvraag gelijkluidend is aan de aanvraag voor WO 047), getiteld ‘
Thermal Inverter’en met vermelding als [naam 3] (en anders dan WO 047 niet ook [naam 2] ) als uitvinder (hierna: EP 495);
IV. een op 23 augustus 2021 als AU2021106610 gepubliceerde aanvraag voor een Australisch octrooi, die als titel ‘
Thermal Converter’heeft en [naam 3] vermeldt als uitvinder;
III. op 25 augustus 2021: een aanvraag (met nummer AU2021229172) voor een Australisch octrooi, die als titel ‘
Thermal Inverter Box’heeft en [naam 3] vermeldt als uitvinder;
V. op 25 augustus 2021: een als DE 20 2021 104 565 U1 gepubliceerde aanvraag voor een Duits ‘Gebrauchsmuster’, die als titel '
Thermischer Energiewandler' heeft.
VI. op 25 november 2021: een als TW 202233517 A gepubliceerde aanvraag voor een Taiwanees octrooi, die als titel
'Thermal Inverter'heeft en [naam 3] vermeldt als uitvinder;
2.21.
De hiervoor onder 2.20 genoemde aanvragen zijn alle gebaseerd op/afgeleid van dezelfde ‘moederaanvrage’ WO 047. WO 047, opgesteld in de Engelse taal, bevat 15 conclusies, waaronder de volgende (conclusies 1, 2, 11 en 15):
(…)
(…)
2.22.
De beschrijving van WO 047 bevat onder meer het volgende:
(…)
(…)
(…)
(…)
2.23.
WO 047 bevat in totaal 8 figuren, waaronder de volgende (figuren 1, 2a en 6):
2.24.
Op 20 juli 2021 heeft het EOB [1] – in de hoedanigheid van
International Search Authority– een
international search reportvoor WO 047/EP 495 opgesteld. Volgens het EOB zijn (onder andere) onafhankelijke conclusies 1 en 15 en conclusie 11 niet nieuw dan wel niet inventief. Conclusie 2 acht het EOB wel nieuw en inventief.
2.25.
Op 1 september 2021 heeft MC2020 de oorspronkelijk conclusies (zoals opgenomen in WO 047, zie hiervoor onder 2.21) in de aanvrage van EP 495 gewijzigd. Onderdeel van die wijziging is het samenvoegen van de oorspronkelijke conclusies 1 en 2, het splitsen van oorspronkelijke conclusie 3 (in nieuwe conclusies 2 en 3), het toevoegen van een nieuwe conclusie 12, het schrappen van oorspronkelijke conclusie 14 en het uitbreiden van oorspronkelijke conclusie 15.
2.26.
De begeleidende brief aan het EOB bij de indiening van de hiervoor genoemde conclusiewijzigingen, bevat onder meer het volgende:
(…)
(…)
2.27.
In totaal bevat de (per 1 september 2021) gewijzigde aanvrage EP 495 nog altijd 15 conclusies, waaronder de volgende (conclusies 1, 11, 12 en 15, waarin de wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke (ook in WO 047 opgenomen) tekst van de conclusies zichtbaar zijn):
(…)
(…)
2.28.
MC2020 heeft de hiervoor onder 2.20 genoemde (octrooi)aanvragen op 14 september 2022 bij akte overgedragen aan TI-Holdings.
2.29.
TI-Holdings heeft na het uitbrengen van de dagvaarding waarmee onderhavige procedure is ingeleid, nog nieuwe (octrooi)aanvragen ingediend op basis van EP 495/WO047. Het betreft onder meer twee
divisionalsdie zijn afgesplitst van EP 495, met publicatienummers EP4201877 (hierna: EP 877) en EP4410739 (hierna: EP 739). Daarnaast betreft het de volgende aanvragen voor (nationale) octrooien dan wel gebruiksmodellen
- het (verleende) Duitse gebruiksmodel DE202021104565U1;
- de Australische octrooiaanvraag AU2021229172 en het (verleende) Australische octrooi AU2021106610;
- de Taiwanese octrooiaanvraag TW111132164; en
- het (verleende) Taiwanese gebruiksmodel TWM638109U;
- de Australische octrooiaanvraag AU2022335000;
- de Australische octrooiaanvraag AU2020481660
- de Canadese octrooiaanvraag CA3200087;
- de Chinese octrooiaanvraag CN202080108346 gepubliceerd met nummer CN116710393;
- de Japanse octrooiaanvraag JP2023532644 gepubliceerd met nummer JP2023551054;
- de Zuid Koreaanse KR20237019800 gepubliceerd met nummer KR20230110292;
- de octrooiaanvraag US18/254436 voor de VS;
- de Mexicaanse octrooiaanvraag MXMX/A/2023/006140;
- de Thaise octrooiaanvraag TH2301003152; en
- de Braziliaanse octrooiaanvraag BR112023010096.
2.30.
De in 2.29 genoemde aanvragen en verleende rechten vermelden [naam 3] dan wel [naam 3] en [naam 2] als (enige) uitvinder(s). Alle hiervoor in 2.20 en 2.29 genoemde aanvragen en verkregen rechten van TI Holdings, behorend tot dezelfde octrooifamilie, worden hierna tezamen ook aangeduid als de TI-aanvragen.
Voorlopig getuigenverhoor
2.31.
Nadat [eiser] onderhavige (opeisings)procedure had ingeleid, heeft hij – met onder meer als doel nader bewijs te verzamelen ter onderbouwing van de in deze procedure voorliggende (opeisings)vorderingen – de rechtbank verzocht een voorlopig getuigenverhoor van [naam 3] te bevelen. TI-Holdings heeft daartegen verweer gevoerd en daarbij onder meer belangen van [naam 3] aangedragen. De rechtbank heeft het verzoek van [eiser] toegewezen bij beschikking van 8 september 2023 [2] en de datum van het getuigenverhoor bepaald op 1 februari 2024 en nader bepaald op 15 maart 2024.
2.32.
Na daartoe bij betekend exploot als getuige te zijn opgeroepen, is [naam 3] , woonachtig in [plaats] , niet op het voorlopig getuigenverhoor verschenen. Hij heeft ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om via een audiovisuele verbinding aan het voorlopig getuigenverhoor deel te nemen. De rechtbank heeft de zitting van 15 maart 2024 – zoals vooraf aan partijen meegedeeld – vervolgens gebruikt om regie te voeren in de onderhavige zaak (zie de vermelding van het proces-verbaal van die zitting hiervoor onder 1.1).

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na vermeerdering van eis, voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Verklaringen voor recht
I. te verklaren voor recht dat aan [eiser] de aanspraak toekomt op (verlening van een octrooi op de Europese octrooiaanvrage met nummer EP20816424, gepubliceerd als) EP 495;
II. te verklaren voor recht dat aan [eiser] de aanspraak toekomt op PCT/EP2020/083441 die is gepubliceerd als WO 047, en/of op de (daarvan afgeleide) nationale aanvragen: het Australisch octrooi AU2021106610 dat is gepubliceerd als AU2021106610 en/of de Australische octrooiaanvrage AU2021229172 en/of de Taiwanese octrooiaanvrage TW110144088 die is gepubliceerd als TW202233517 en/of het Duitse gebruiksmodel met nummer DE202021104565U1 en/of de Taiwanese octrooiaanvraag TW111132164; en/of het Taiwanese gebruiksmodel 110214041;
III. te verklaren voor recht dat [eiser] uitvinder is van (het onderwerp van de Europese octrooiaanvrage met nummer EP20816424, gepubliceerd als) EP 495;
IV. te verklaren voor recht dat [eiser] uitvinder is van (het onderwerp van) PCT/EP2020/083441, en/of van de onderwerpen van de (daarvan afgeleide) nationale aanvragen: het Australisch octrooi AU2021106610 dat is gepubliceerd als AU2021106610 en/of de Australische octrooiaanvrage AU2021229172 en/of de Taiwanese octrooiaanvrage TW110144088 die is gepubliceerd als TW202233517 en/of het Duitse gebruiksmodel met nummer DE202021104565U1 en/of de Taiwanese octrooiaanvraag TW111132164; en/of het Taiwanese gebruiksmodel 110214041;
V. te verklaren voor recht dat [naam 2] en [naam 3] geen uitvinders zijn van (het onderwerp van de Europese octrooiaanvrage met nummer EP20816424, gepubliceerd als) EP 495;
VI. te verklaren voor recht dat [naam 2] en [naam 3] geen uitvinders zijn van (het onderwerp van) PCT/EP2020/083441, en/of van de onderwerpen van de (daarvan afgeleide) nationale aanvragen: het Australisch octrooi AU2021106610 dat is gepubliceerd als AU2021106610 en/of de Australische octrooiaanvrage AU2021229172 en/of de Taiwanese octrooiaanvrage TW110144088 die is gepubliceerd als TW202233517 en/of het Duitse gebruiksmodel met nummer DE202021104565U1 en/of de Taiwanese octrooiaanvraag TW111132164; en/of het Taiwanese gebruiksmodel 110214041;
VII. te verklaren voor recht dat (het onderwerp van de Europese octrooiaanvrage met nummer EP20816424 gepubliceerd als) EP 495 is ontleend aan de kennis van [eiser] ;
VIII. te verklaren voor recht dat (het onderwerp van) PCT/EP2020/083441, en/of van de onderwerpen van de (daarvan afgeleide) nationale aanvragen: het Australisch octrooi AU2021106610 dat is gepubliceerd als AU2021106610 en/of de Australische octrooiaanvrage AU2021229172 en/of de Taiwanese octrooiaanvrage TW110144088 die is gepubliceerd als TW202233517 en/of het Duitse gebruiksmodel met nummer DE202021104565U1 en/of de Taiwanese octrooiaanvraag TW111132164; en/of het Taiwanese gebruiksmodel 110214041 is ontleend aan de kennis van [eiser] ;
Gebodsvorderingen
IX. toe te wijzen dat de Europese octrooiaanvrage met nummer EP20816424 zoals gepubliceerd onder EP 495, de daarop gebaseerde afgesplitste octrooiaanvraag met nummer EP23151502.4 (gepubliceerd als EP 877) en de daarop gebaseerde afgesplitste octrooiaanvraag met nummer EP24170608.4 (gepubliceerd als EP 739) worden opgeëist onder bepaling dat TI-Holdings binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis, althans een ander in goede justitie te bepalen termijn, alle benodigde handelingen dient te verrichten alsmede medewerking te verlenen die nodig is om de tenaamstelling als aanvrager en uitvinder van (de Europese octrooiaanvrage met nummer EP20816424 gepubliceerd als) EP 495 ten behoeve van [eiser] te bewerkstelligen, inhoudende, maar niet beperkt tot het ondertekenen van een akte van overdracht van de octrooiaanvragen aan [eiser] , tenzij de rechtbank Den Haag verklaart dat de grosse daarvoor in de plaats kan worden gesteld;
X. toe te wijzen dat alle octrooiaanvragen die zijn gebaseerd op de internationale octrooiaanvraag PCT/EP2020/083441 die is gepubliceerd als WO 047, inclusief en niet beperkt tot:
• de Australische octrooiaanvraag AU2022335000;
• de Australische octrooiaanvraag AU2020481660;
• de Canadese octrooiaanvraag CA3200087;
• de Chinese octrooiaanvraag CN202080108346 gepubliceerd met nummer CN 116710393;
• de Japanse octrooiaanvraag JP2023532644 gepubliceerd met nummer JP2023551054;
• de Zuid Koreaanse KR20237019800 gepubliceerd met nummer KR20230110292;
• de octrooiaanvraag US18/254436 voor de Verenigde Staten van Amerika;
• de Mexicaanse octrooiaanvraag MXMX/A/2023/006140;
• de Thaise octrooiaanvraag TH2301003152;
• de Braziliaanse octrooiaanvraag BR112023010096;
• de Europese octrooiaanvragen EP20816424 (EP 495), EP23151502 (EP 877) en EP24170608 (EP 739) zoals hierboven benoemd;
worden opgeëist onder bepaling dat TI-Holdings binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis, althans een ander in goede justitie te bepalen termijn, alle benodigde handelingen dient te verrichten alsmede medewerking te verlenen die nodig is om de tenaamstelling als aanvrager en/of uitvinder van de hiervoor genoemde PCT-aanvrage en de (daarvan afgeleide) nationale aanvragen ten behoeve van [eiser] te bewerkstelligen, inhoudende, maar niet beperkt tot het ondertekenen van een akte van overdracht van de octrooiaanvragen aan [eiser] , tenzij de rechtbank Den Haag verklaart dat de grosse daarvoor in de plaats kan worden gesteld;
XI. toe te wijzen dat het Duitse gebruiksmodel met nummer DE202021104565U1 wordt opgeëist onder bepaling dat TI-Holdings binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis, althans een ander in goede justitie te bepalen termijn, alle benodigde handelingen dient te verrichten alsmede medewerking te verlenen die nodig is om de tenaamstelling als aanvrager en/of uitvinder van de hiervoor genoemde PCT-aanvrage en de (daarvan afgeleide) nationale aanvragen ten behoeve van [eiser] te bewerkstelligen, inhoudende, maar niet beperkt tot het ondertekenen van een akte van overdracht van de octrooiaanvragen aan [eiser] , tenzij de rechtbank Den Haag verklaart dat de grosse daarvoor in de plaats kan worden gesteld;
XII. toe te wijzen dat de Taiwanese octrooiaanvraag met nummer TW110144088 die is gepubliceerd als TW202233517 wordt opgeëist [overgedragen aan [eiser] , die verklaard de overdracht te zullen accepteren] onder bepaling dat TI-Holdings binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis, althans een ander in goede justitie te bepalen termijn, alle benodigde handelingen dient te verrichten alsmede medewerking te verlenen die nodig is om de tenaamstelling als aanvrager en/of uitvinder van de hiervoor genoemde PCT-aanvrage en de (daarvan afgeleide) nationale aanvragen ten behoeve van [eiser] te bewerkstelligen, inhoudende, maar niet beperkt tot het ondertekenen van een akte van overdracht van de octrooiaanvragen aan [eiser] , tenzij de rechtbank Den Haag verklaart dat de grosse daarvoor in de plaats kan worden gesteld;
XIII. toe te wijzen dat het Taiwanese gebruiksmodel met nummer TWM638109U en aanvraagnummer TW110214041 wordt opgeëist [overgedragen aan [eiser] , die verklaard de overdracht te zullen accepteren] onder bepaling dat TI-Holdings binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis, althans een ander in goede justitie te bepalen termijn, alle benodigde handelingen dient te verrichten alsmede medewerking te verlenen die nodig is om de tenaamstelling als aanvrager en/of uitvinder van de hiervoor genoemde PCT-aanvrage en de (daarvan afgeleide) nationale aanvragen ten behoeve van [eiser] te bewerkstelligen, inhoudende, maar niet beperkt tot het ondertekenen van een akte van overdracht van de octrooiaanvragen aan [eiser] , tenzij de rechtbank Den Haag verklaart dat de grosse daarvoor in de plaats kan worden gesteld
XIV. toe te wijzen dat het Australische octrooi met nummer 2021106610 en/of het Australische octrooi met nummer AU2021229172 worden opgeëist [overgedragen aan [eiser] , die verklaard de overdracht te zullen accepteren) onder bepaling dat TI-Holdings binnen 24 uur na het in deze te wijzen vonnis, althans een ander in goede justitie te bepalen termijn, alle benodigde handelingen dient te verrichten alsmede medewerking te verlenen die nodig is om de tenaamstelling als aanvrager en/of uitvinder van de hiervoor genoemde PCT-aanvrage en de (daarvan afgeleide) nationale aanvragen ten behoeve van [eiser] te bewerkstelligen, inhoudende, maar niet beperkt tot het ondertekenen van een akte van overdracht van de octrooiaanvragen aan [eiser] , tenzij de rechtbank Den Haag verklaart dat de grosse daarvoor in de plaats kan worden gesteld;
Subsidiair
XV. toe te wijzen dat (de Europese octrooiaanvrage met nummer EP20816424, gepubliceerd als) EP 495 wordt opgeëist onder bepaling dat het vonnis op de voet van artikel 3:300 BW [3] in de plaats kan worden gesteld van die medewerking en/of, indien vereist, een daartoe bestemde akte zoals bedoeld in Artikel 65 van de Rijksoctrooiwet of een vergelijkbare bepaling in een andere jurisdictie, indien van toepassing;
XVI. toe te wijzen dat PCT/EP2020/083441 die is gepubliceerd als WO 047, en/of op de (daarvan afgeleide) nationale aanvragen: het Australisch octrooi AU2021106610 dat is gepubliceerd als AU2021106610 en/of de Australische octrooiaanvrage AU2021229172 en/of de Taiwanese octrooiaanvrage TW110144088 die is gepubliceerd als TW202233517 en/of het Duitse gebruiksmodel met nummer DE202021104565U1 worden opgeëist onder bepaling dat het vonnis op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats kan worden gesteld van die medewerking en/of, indien vereist, een daartoe bestemde akte zoals bedoeld in Artikel 65 van de Rijksoctrooiwet of een vergelijkbare bepaling in een andere jurisdictie, indien van toepassing;
Dwangsommen
XVII. TI-Holdings te veroordelen tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom ter hoogte van EUR 200.000.000,-- (zegge: tweehonderd miljoen euro) per gebod (IX. en volgend, ieder afzonderlijk), of een ander in goede justitie te bepalen bedrag, ingeval niet tijdig gevolg wordt gegeven aan de primaire vorderingen onder IX. - XIV.;
XVIII. TI-Holdings te veroordelen tot betaling van een onmiddellijk opeisbare dwangsom ter hoogte van EUR 200.000.000,-- (zegge: tweehonderd miljoen euro) per gebod (XV. en XVI., ieder afzonderlijk), of een ander in goede justitie te bepalen bedrag, ingeval niet tijdig gevolg wordt gegeven aan de secundaire vorderingen onder XV. en XVI.;
Kostenveroordeling
XIX. TI-Holdings te veroordelen tot betaling van de proceskosten als bedoeld in artikel 237 Rv, welke worden begroot conform het toepasselijke liquidatietarief;
TI-Holdings te veroordelen tot betaling van de deurwaarderskosten als bedoeld in artikel 240 Rv een bedrag van EUR 83,33 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
TI-Holdings te veroordelen tot betaling van de nakosten ten belope van EUR 157,--, indien betekening van het in deze te wijzen vonnis achterwege kan blijven en ten bedrage van EUR 82,--, indien betekening hiervan noodzakelijk blijkt, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis, en -voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoeld termijn voor voldoening.
3.2.
[eiser] legt – verkort weergegeven – aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij de uitvinder is van de TI-aanvragen. Het inventieve element van de in WO 047, EP 495 en de daarop gebaseerde (octrooi)aanvragen en verleende rechten is erin gelegen dat de diameter van de inlaat van de aan een waterstofgenerator gekoppelde gasscheider kleiner is dan de uitlaat van de gasscheider. Kennis van die technologie lag als eerste bij [eiser] , en pas later bij [naam 3] en [naam 2] die deze kennis enkel hebben verkregen door de wederrechtelijke toe-eigening van vertrouwelijke documenten van [eiser] . [eiser] heeft daarom op grond van de artikelen 60 en 61 EOV [4] in samenhang bezien met artikel 78 lid 1 ROW [5] het recht om de aanvragen EP 495 en WO 047 op te eisen.
3.3.
TI-Holdings voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid
4.1.
[eiser] eist onder meer EP 495 en WO 047 op, alsmede alle andere (octrooi)aanvragen en verleende rechten die op EP 495 en/of WO 047 zijn gebaseerd.
4.2.
Op een vordering tot opeising van (een aanvrage voor) een Europees octrooi (zoals EP 495) is het Protocol inzake de rechterlijke bevoegdheid en erkenning van beslissingen inzake het recht tot verkrijging van het Europees octrooi (Protocol inzake erkenning, hierna: het Protocol) [6] van toepassing. Op grond van artikel 7 van dat Protocol moet de aangezochte rechter ambtshalve zijn bevoegdheid vaststellen. De artikelen 2 tot en met 6 van het Protocol bepalen die bevoegdheid.
4.3.
Het Protocol is ook van toepassing op de vordering die ziet op opeising van WO 047, omdat deze aanvraag (mede) is gedesigneerd voor het Koninkrijk der Nederlanden. Ingevolge de ROW dient die aanvrage te worden aangemerkt, als verzoek van de aanvrager tot de verkrijging van een Europees octrooi. Op de opeising daarvan zijn derhalve dezelfde regels van toepassing als voor de opeising van Europese aanvragen (zie 4.2 hiervoor).
4.4.
Volgens artikel 2 van het Protocol wordt, behoudens de artikelen 4 en 5 van het Protocol, een rechtsvordering tot opeising van een Europese octrooi(aanvrage) ingesteld bij de rechterlijke instantie van de Verdragsluitende Staat waar de aanvrager zijn woonplaats of zetel heeft. De artikelen 4 en 5 zijn in deze zaak niet relevant (het betreft geen geschil tussen een werkgever en een werknemer en er is geen overeenkomst gesloten tussen [eiser] en TI-Holdings waarin forum is gekozen voor een bepaalde rechter/rechtbank). Dit betekent dat, nu TI-Holdings is gevestigd in Nederland, de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen van [eiser] , voor zover deze betrekking hebben op EP 495 en WO 047.
4.5.
Voor de overige vorderingen, waaronder de opeising van (niet-Europese) (octrooi)aanvragen, volgt de (internationale) bevoegdheid uit artikel 4 Brussel I bis-Vo [7] .
4.6.
De relatieve bevoegdheid van de rechtbank vloeit voort uit artikel 80 lid 1 ROW dan wel, voor zover het betreft andere vorderingen dan de opeising van EP 495 en WO 047, artikel 110 Rv.
4.7.
TI-Holdings heeft de bevoegdheid van de rechtbank overigens niet bestreden.
Opeising
4.8.
[eiser] eist de TI-aanvragen op. De gepubliceerde moederaanvraag WO 047 en EP 495 (A1) zijn, naar niet is bestreden, gelijkluidend. Dit volgt ook uit de volgende mededeling in het openbare register van het EOB [8] :

The application published by WIPO in one of the EPO official languages on 23.06.2022[waarmee gedoeld wordt op WO 047, rechtbank]
takes the place of the publication of the European patent application[waarmee EP 495 A1 wordt bedoeld, rechtbank].”
Het enige onderscheid, degene die als uitvinder is genoemd (bij WO 047 [naam 3] en [naam 2] en bij EP 495 alleen [naam 3] ), is voor de beoordeling niet van belang.
4.9.
Tussen partijen is ook niet in geschil dat alle andere TI- aanvragen, waaronder de reeds verleende rechten wereldwijd, van de moederaanvraag zijn afgeleid. Verder is het gehele debat er (in lijn met de vorderingen) op gericht dat de Europese aanvraag EP 495 van TI Holding enerzijds en de andere (grotendeels niet-Europese) aanvragen en rechten anderzijds hetzelfde lot beschoren zullen zijn. De rechtbank zal in het hiernavolgende onderzoeken of de vorderingen ten aanzien van de EP 495 (waarvan de oorspronkelijke aanvraag zoals gezegd gelijkluidend is aan de moederaanvraag) slagen. De conclusie daarvan zal automatisch ook worden verbonden aan de vorderingen voor zover die zien op de (overige) TI-aanvragen.
4.10.
Het recht op een (aanvraag voor een) Europees octrooi komt toe aan de uitvinder (of aan zijn rechtsopvolger of werkgever). Dit volgt uit artikel 78 lid 1 ROW en de artikelen 60 en 61 EOV. Voor toewijzing van een opeisingsvordering moet komen vast te staan of degene die opeist als de uitvinder moet worden aangemerkt van de in het opgeëiste besloten liggende uitvinding. Onder verwijzing naar het ook door partijen aangehaalde arrest van het gerechtshof Den Haag van 22 februari 2022 [9] , stelt de rechtbank voorop dat de beoordeling van de vraag of een beroep op opeising kan slagen naar Nederlands recht (dat hier van toepassing wordt geacht) beantwoording vergt van de volgende drie vragen:
  • i) Welke uitvinding ligt in het opgeëiste (aanvra(a)g(en) en/of recht(en)) besloten?
  • ii) Is die geopenbaarde uitvinding octrooieerbaar?
  • iii) Is [eiser] de uitvinder van die geopenbaarde uitvinding?
Een en ander dient te worden beoordeeld vanuit het oogpunt van de relevante vakpersoon.
Ad (i) Wat is de in de moederaanvraag/EP 495 besloten uitvinding?
4.11.
Bij de beantwoording van de vraag wat de daarin besloten uitvinding is, gaat het erom vast te stellen wat de technische leer van EP 495 is. Onder de technische leer (‘
technical teaching’) moet worden verstaan een aan de vakpersoon gerichte instructie over hoe een bepaald technisch probleem met technische middelen kan worden opgelost [10] . Het gaat er dus om vast te stellen wat de vakpersoon, met gebruikmaking van de algemene vakkennis, op de aanvraagdatum uit de aanvraag begrijpt als de technische leer.
4.12.
De formulering van de conclusies in de aanvraag is daarvoor niet beslissend. Die conclusies geven aan welk monopolie op de uitvinding wordt geclaimd en dat kan beperkter zijn dan de uitvinding. De uitvinder die op grond van artikel 61, lid 1, sub a EOV een aanvraag met succes heeft opgeëist, kan deze immers voortzetten en wijzigen, waarbij hij niet is gebonden aan de formulering van de conclusies, binnen de grenzen van het in de oorspronkelijke aanvraag afgebakende bereik van de uitvinding.
4.13.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, op dezelfde manier als bij de uitleg van de conclusies van een verleend octrooi, de gepubliceerde verleningsgeschiedenis wel een rol spelen bij het begrijpen van de leer van de aanvraag. In de omstandigheden van deze aanvraag is dat aan de orde nu de opeiser beroep doet op een passage uit de verleningsgeschiedenis waarin de aanvrager expliciet te kennen geeft waarop de uitvinding niet ziet (zie hierna 4.17).
4.14.
De vakpersoon die het – overigens niet steeds consistente en herhalingen bevattende – octrooischrift bestudeert, begrijpt dat EP 495 ziet op een ‘
thermal inverter’die is bedoeld om een ‘
parent compound’ te scheiden in twee moleculen met verschillend moleculair gewicht. Ook ziet EP 495 op een gasscheider (een ‘
gas separator’), en op een werkwijze om waterstof- en zuurstofgas te genereren. Dit blijkt uit de inleidende tekst onder het kopje ‘
Technical field of the invention’op de eerste pagina van de aanvraag (delen van WO 049 die, zoals gezegd, heeft te gelden als de eerste gepubliceerde aanvrage van EP 495, zijn weergegeven hiervoor in 2.21 - 2.23):

The invention relates to a thermal inverter for generating from a parent compound a first fluid of first molecules with a first molecular weight and a second fluid of second molecules with a second molecular weight, whereby the first molecular weight of the first molecules is less than the second molecular weight of the second molecules, the thermal inverter comprising a reaction device for splitting a fluid into a compound of the first molecules and the second molecules and a gas separator device.’
The invention further relates to a gas separator.
The invention also relates to a procedure for generating hydrogen and oxygen gas.”
Onder ‘
Summary of the invention’wordt verder uitgewerkt dat de
thermal inverterbestaat uit een reactor (‘
reaction device’) en een gasscheider:

The thermal inverter comprises a reaction device for splitting a fluid into a compound of the first molecules and the second molecules. The thermal inverter further comprises a gas separator device comprising a mixture inlet for the compound of the first and the second molecules (…).”
4.15.
Uit de beschrijving in het bijzonder onder het kopje ‘
detailed description’leert de vakpersoon vervolgens dat met een
parent compoundwordt gedoeld op water (in de beschrijving wordt geen andere
parent compoundgenoemd, behalve de eenmalige vermelding van ammonia zonder enige toelichting) en dat de te scheiden gassen waterstof en zuurstof zijn, zoals ook blijkt uit de in de aanvraag opgenomen conclusies. De vakpersoon begrijpt dan dat een
thermal invertereen waterstofgenerator is en dat in de reactor water wordt gescheiden in waterstof (H2) en zuurstof (O2), welke gassen vervolgens in de gasscheider van elkaar worden gescheiden. Dit is ook wat de aanvraag onder bescherming beoogt te stellen in de conclusies die zien op een inrichting (een waterstofgenerator; conclusies 1 t/m 11 en 14) en een werkwijze (conclusie 15) waarmee uit water (aangeduid als ‘parent compound’) waterstof kan worden gewonnen door (in een reactor al dan niet voorzien van een separate ‘gas generator’ en ‘gas superheater’) (1) water te verhitten (tot superkritische stoom) en (2) de watermoleculen te splitsen in waterstofmoleculen (H2) en zuurstofmoleculen (O2) om vervolgens (3) het menggas bestaande uit die H2- en O2-moleculen door een steeds breder wordend spiraalvormig (helisch) pad te leiden (de gasscheider) waardoor centrifugale krachten de zwaardere zuurstofmoleculen naar buiten drijven terwijl de lichtere waterstofmoleculen aan de binnenkant van het spiraalvormig pad blijven.
4.16.
Uit EP 495 maakt de vakpersoon verder op dat het op te lossen technische probleem kennelijk is dat bij een waterstofgenerator de scheiding van die gassen niet efficiënt verloopt en dat de uitvinding hier een oplossing voor biedt in de vorm van een gasscheider met verbeterde efficiëntie:

The efficiency of the gas separator is crucial for the efficiency of the thermal inverter. It is therefore an object of the invention to improve the efficiency of the gas separator.” en

The invention is intended to improve the efficiency of separation of hydrogen molecules and oxygen molecules in a gas separator module 2.
Dit maakt de vakpersoon ook op uit het feit dat in EP 495 de precieze werking van de reactor (oftewel de wijze waarop de watermoleculen worden gesplitst in waterstofmoleculen en zuurstofmoleculen) in het midden wordt gelaten:
“It is well known that water, respective water steam can be split in a chemical reaction into hydrogen molecules and oxygen molecules
2 H2O  2 H2 + O2
As this an exothermic reaction heat has to be added in order to make this chemical reaction happen. In case of electrolysis this may be in form of electric current. If the temperature is sufficiently high this reaction may happen by adding heat alone, which is called in general a thermolysis. In recent years various technologies have been developed by use of catalysts to reduce the temperature of the thermolysis of water.”
Slechts in specifieke uitvoeringsvormen wordt in de beschrijving en in onder-conclusies (conclusies 4, 5, 8 t/m 10) melding gemaakt van de reactor, waarbij wordt vermeld dat deze onder meer bestaat uit een ‘
gas generator’en een ‘
gas superheater’.
4.17.
In de verleningsgeschiedenis, waarop door [eiser] een beroep is gedaan, heeft de aanvrager (op dat moment nog MC2020, de rechtsvoorganger van TI-Holding) te kennen gegeven dat de wijze waarop water wordt gesplitst, geen deel uitmaakt van de uitvinding. In de hiervoor onder 2.26 (deels) weergegeven brief aan het EOB (die de wijzigingen van de oorspronkelijke conclusies van EP 495 vergezelde), is bij de toelichting op de wijziging van (oorspronkelijke) claim 15 herhaald dat de stand van de techniek vele manieren kent om de ‘
parent compound’ (water) te splitsen (in waterstof en zuurstof). In die brief staat daarover verder: “
As this is not part of the invention, it is not necessary to include further details in this process claim.” (onderstreping rechtbank). De rechtbank houdt het er daarom op dat, nu geen specifieke werkwijze voor de splitsing in de reactor is geclaimd, de vakman begrijpt dat de gasscheider waarop de uitvinding ziet, geschikt is te werken met verschillende soorten waterstofgeneratoren. Echter, de hiervoor onder 2.27 weergegeven (gewijzigde) werkwijzeconclusie 15 is, net als vrijwel alle in de openbaarmaking beschreven uitvoeringsvormen, wel beperkt tot het gebruik van een gasscheider volgens de openbaarmaking in een waterstofscheider waarin thermolyse wordt toegepast om water te splitsen, nu die kenmerken, anders dan bij de inrichtingsconclusie 1, onderdeel uitmaken van de conclusie.
4.18.
Gelet op het voorgaande, waaronder ook de hiervoor onder 2.23 getoonde figuur 1 stelt de rechtbank vast dat de in EP 495 neergelegde uitvinding/technische leer ziet op een reactor waarin water wordt omgezet in een menggas bestaande uit waterstofmoleculen en zuurstofmoleculen, kort gezegd een waterstofgenerator, waarbij de ontstane zuurstof- en waterstofmoleculen door hun verschillend soortelijk gewicht met behulp van centrifugale kracht van elkaar worden gescheiden op een efficiëntere manier dan volgens de relevante stand van de techniek. Die efficiëntere scheiding wordt bewerkstelligd door het menggas door een steeds breder wordend helisch pad te leiden en aan het einde van dat pad de waterstofmoleculen respectievelijk de zuurstofmoleculen door separate uitgangen weg te voeren. De specifieke kenmerken van de in EP 495 geopenbaarde gasscheider zijn volgens (conclusies 1 en 2 van de oorspronkelijke aanvraag en conclusie 12 van de gewijzigde aanvraag) de volgende:
1.
a mixture inlet for a mixture compound (H2 and O2) at a bottom section of the gas separator device and
2.
a first and a second outlet at a top section of the gas separator device, the first outlet providing, substantially the first molecules (H2) and the second outlet providing substantially the second molecules (O2);
3.
guiding elements for guiding the first and second molecules (H2, 02) from the mixture inlet towards the first and second outlet
4.
in a coiled path,
5.
wherein the coiled path is confined by a sidewall,
6.
and wherein the diameter of the coiled path increases from the mixture inlet to the outlets.
Daarnaast omvat de technische leer een werkwijze voor het generen van waterstof (en zuurstof) uit water via thermolyse, met gebruikmaking van een gasscheider met de hiervoor weergegeven kenmerken.
4.19.
Volgens (de octrooigemachtigde van) [eiser] is het inventieve concept van EP 495 slechts het hiervoor genoemde kenmerk 6, te weten dat in de gasscheider van de waterstofgenerator de diameter van het spiraalvormige pad toeneemt van de mengselinlaat naar de uitlaten. Een aanwijzing daarvoor ziet [eiser] met name in de samenvoeging van oorspronkelijke conclusies 1 en 2 van EP 495, na de opinie van het EOB zoals weergegeven in het
international search report(zie hiervoor onder 2.24), waaruit blijkt dat het EOB (oorspronkelijke) conclusie 1 van EP 495 niet nieuw of inventief acht maar (oorspronkelijke) conclusie 2 wel.
4.20.
TI-Holdings voert aan dat het inventieve concept/de technische leer is gelegen in het gebruik van centrifugale kracht om een zwaarder gas (zuurstof) te scheiden van een lichter gas (waterstof), waarbij gebruik wordt gemaakt van geleidingselementen om beide gassen langs een spiraalvormig pad van een inlaat aan het ene uiteinde van de scheidingsinrichting naar aparte uitlaten aan het andere uiteinde van de scheidingsinrichting te leiden, waarbij de scheiding geschiedt langs genoemd, steeds breder wordend spiraalvormig pad dat gedefinieerd wordt door de geleidingselementen en begrensd wordt door de zijwand van de scheidingsinrichting.
4.21.
De rechtbank is van oordeel dat de door beide partijen gegeven definities van de in EP 495 omschreven uitvinding onvolledig zijn, omdat daarin de context waarin de toenemende diameter respectievelijk de gasscheider wordt toegepast volledig ontbreekt, namelijk de toepassing in combinatie met een waterstofgenerator. Die toepassing is echter een essentieel onderdeel van de in EP 495 omschreven techniek om (puur) waterstof te verkrijgen en maakt ook onderdeel uit van de conclusies. In conclusie 1 (ook na wijziging) wordt bescherming beoogd van een ‘
thermal inverter’, een waterstofgenerator, en niet slechts van een gasscheider (die een onderdeel vormt van eerdergenoemde waterstofgenerator) of van een toenemende diameter. Dit volgt ook uit de hiervoor besproken delen van de beschrijving en uit de tekeningen, waaronder figuur 1. De door [eiser] voorgestelde definitie van de technische leer van EP 495 geeft niet weer wat de vakpersoon leert, nu kenmerk 6 alleen kan worden begrepen in de context van de verdere openbaarmaking. In de door TI-Holdings voorgestelde weergave van het technisch effect, komen de hiervoor weergegeven zes kenmerken van de gasscheider vrijwel volledig terug. Aan TI-Holdings kan worden toegegeven dat voor haar standpunt dat de gasscheider – het laatste onderdeel van de
thermal inverter/waterstofgenerator – de kern van de uitvinding vormt, steun is te vinden in de beschrijving van EP 495, zoals hiervoor overwogen. Echter, eveneens stelt de rechtbank vast dat in de oorspronkelijke aanvraag geen enkele conclusie en na wijziging alleen de nieuwe conclusie 12 (zie 2.27 hiervoor)is beperkt tot het ontwerp van de
gas separator. De overige conclusies en de beschrijving zien op (andere onderdelen van) het gehele proces om in de hiervoor onder 4.15 omschreven drie stappen waterstof te winnen uit water. De vakpersoon begrijpt echter ook uit de aanvrage dat de technische leer van EP 495 niet ziet op een gasscheider als zodanig, maar op een gasscheider die onderdeel vormt van een waterstofgenerator. De technische leer omvat verder een werkwijze die ziet op het gebruik van een gasscheider als onderdeel van een waterstofgenerator waarin water via thermolyse wordt gesplitst zoals in conclusie 15 en in de beschrijving weergegeven.
Ad( ii) Kwalificeert de technische leer van EP 495 als een uitvinding?
4.22.
Nu uit het
international search report(zie 2.24) blijkt dat het EOB in ieder geval conclusie 2 van de oorspronkelijke aanvraag nieuw en inventief achtte, dit evenzeer zal opgaan voor de in reactie daarop aangepaste conclusie 1 van EP 495 (zie 2.25 en 2.27), en enkele nationale rechten van de TI-aanvragen reeds zijn verleend (waaronder het Australische octrooi en de Duitse en Taiwanese gebruiksmodellen), zal de rechtbank er, met partijen, vanuit gaan dat sprake is van een octrooieerbare uitvinding.
Ad (iii) Wie heeft de uitvinding gedaan?
4.23.
Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden wie de uitvinder is van (de techniek toegepast in) de in EP 495 beschreven waterstofgenerator en, in het bijzonder de daartoe behorende gasscheider. De rechtbank komt op basis van het debat tussen partijen tot de conclusie dat [eiser] als zodanig moet worden aangemerkt en overweegt daartoe het volgende.
Wat is de [eiser] IP?
4.24.
Als niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken staat vast dat hetgeen is geopenbaard in de 2016-aanvrage en de hiervoor onder 2.3 weergegeven Auger-tekeningen, afkomstig is van [eiser] en aldus gerekend moet worden tot de hem toebehorende kennis in september 2019 (hierna – in navolging van partijen – aangeduid als de ‘ [eiser] IP’).
4.25.
Met betrekking tot de FEV-tekening (in 2.8 weergegeven) heeft TI-Holding betwist dat deze in 2019 is gemaakt omdat zij de metadata niet kent. Verder is volgens TI-Holding niet duidelijk dat deze afkomstig is van [eiser] . Die betwisting heeft zij niet toegelicht, zo heeft zij niet genoemd van wie die tekening dan wel zou zijn. Niet in geschil is dat de samenwerking tussen onder meer [eiser] , [naam 3] en [naam 2] (zie 2.12) zich richtte op het winnen van waterstof, in het bijzonder ook uit uitlaatgassen van auto’s. FEV, een onderzoeksinstituut dat zich bezighoudt met onder meer verbrandingsmotoren en energietechniek, is daarbij, op voordracht van [naam 1] , betrokken. [eiser] heeft een Non Disclosure Agreement (NDA) van 15 november 2018 overgelegd, gesloten tussen hem in persoon en FEV, met betrekking tot:
Gesteld noch gebleken is dat een ander dan [eiser] FEV heeft geïnstrueerd om die tekening te maken, temeer nu die tekening grotendeels een figuratieve weergave vormt van het in de 2016-aanvraag in figuur 1 getoonde en in [0014] beschreven uitvoeringsvoorbeeld van een waterstofgenerator volgens die aanvrage. Naar TI-Holding betoogt, is [eiser] ten tijde van het einde van de samenwerking in november 2019 direct naar de VS, althans uit Duitsland, vertrokken met medeneming van de proefopstelling. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] na november 2019 nog contact heeft gehad met FEV, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de FEV-tekening in de periode tussen november 2018 en november 2019, derhalve ten tijde van de samenwerking in opdracht van [eiser] , is gemaakt.
4.26.
Ook de BS-tekeningen, hiervoor onder 2.9 weergegeven, behoren naar het oordeel van de rechtbank tot de [eiser] IP. Tussen partijen is niet in geschil dat BS Metalltechnik op verzoek van [eiser] (omdat hij, aldus TI-Holdings, FEV niet helemaal vertrouwde), betrokken was bij de ontwikkeling van de (in de FEV-tekening weergegeven) proefopstelling. Ook is een NDA in het geding gebracht met betrekking tot een samenwerking tussen BS Metaltechnik en [eiser] met betrekking tot een waterstofgenerator. Weliswaar heeft TI-Holdings ook betwist dat die tekeningen tot de [eiser] IP behoren, maar zij heeft in dat verband niet toegelicht hoe de BS-tekeningen – die inhoudelijk grote gelijkenis vertonen met de Auger-tekeningen – dan tot stand zijn gekomen en wie daartoe opdracht (en de benodigde informatie) aan BS Metalltechnik heeft gegeven. Daarmee heeft zij haar betwisting onvoldoende gesubstantieerd. Bovendien heeft TI-Holdings niet overtuigend kunnen uitleggen waarom [naam 2] in de e-mail van 7 oktober 2019 waarmee hij de BS-tekeningen aan onder meer [naam 3] heeft doorgestuurd, schreef dat het gaat om zeer gevoelige informatie en dat sprake is van “
a huge trust issue for me in regards to my contact” (zie hiervoor onder 2.15). Als de BS-tekeningen in opdracht van [naam 2] en/of [naam 3] zouden zijn gemaakt, valt voor de rechtbank niet in te zien waarom [naam 2] over een
trust issuezou spreken en ook niet waarom hij in die e-mail benadrukt dat niemand mag weten dat hij en de ontvangers van de e-mail, waaronder [naam 3] , die tekeningen al in handen hebben. De rechtbank stelt dan ook vast dat de BS-tekeningen vóór oktober 2019 in opdracht van [eiser] – en onder overeengekomen geheimhouding – zijn vervaardigd, zoals [eiser] gemotiveerd heeft gesteld. Die tekeningen behoren daarom ook tot de [eiser] IP.
4.27.
Dat [eiser] degene was die in Smiljan en andere samenwerkingsverbanden de te exploiteren IP, de [eiser] IP, inbracht, wordt bevestigd in het hiervoor onder 2.13 deels weergegeven PPM uit september 2019, waarin [eiser] genoemd wordt als (enige) uitvinder van de daar beschreven waterstofgenerator, aangeduid als Hydrogenerator:

[eiser] , a US citizen, based in Europe is the inventor of the relevant technology.”
Omvat de [eiser] IP de uitvinding/technische leer van EP 495?
4.28.
Niet in geschil is dat de [eiser] IP ziet op een waterstofgenerator. In de 2016-aanvrage is een waterstofgenerator geopenbaard waarin water wordt gescheiden door thermolyse in combinatie met hoge druk en/of een elektromagnetisch veld en/of ionisatie, waardoor het, volgens de 2016-aanvrage, mogelijk is water bij aanzienlijk lagere temperatuur dan bij toepassing van uitsluitend thermolyse, te splitsen. Dat volgt reeds uit de hiervoor onder 2.5 en 2.6 deels weergegeven (beschrijving en tekeningen van de) 2016-aanvrage. Ook in de FEV-tekening is een waterstofgenerator geopenbaard. De in die tekening weergegeven gasscheider met de vorm van een afgeknotte kegel, hieronder nogmaals opgenomen vertoont de kenmerken van de in EP 495 geopenbaarde, frustoconische [11] gasscheider (zie hiervoor onder 4.18).
De gasscheider van de FEV-tekening is meer in detail uitgewerkt in de BS-tekeningen, waaronder de volgende 3D-tekening:
Middenin de fructoconische gasscheider bevindt zich een buis aangeduid als ‘ionizer’. Met pijlen is de richting van de loop van het gas(mengel) in de waterstofgenerator aangegeven. Daaruit blijkt dat het gas eerst door de ionizer wordt geleid, in de afbeeldingen van links naar rechts. Vandaaruit komt het in de eigenlijke gasscheider die zich in de ruimte rondom de ionisator bevindt. Daar treedt het gasmengsel binnen door een inlaat aan de smalle kant van de scheider (hierboven rechts weergegeven, kenmerk 1). Aan de andere kant van de gasscheider (de brede kant, hierboven links), zijn in de FEV-tekening aparte uitlaten/uitgangen weergegeven voor waterstof (‘
hydrogen’, H2, pijl in een oranje gekleurd vlak) en zuurstof (‘
oxygen’, O2 de pijl naar beneden in een lichtgrijs vlak), zoals kenmerk 2 vereist. Het gas wordt na binnenkomst langs een spiraalvormig pad geleid via spiraalvormige geleidingselementen (‘
guiding elements’, in de FEV-tekening weergegeven als een golvende lijn) die begrensd worden door de ionisator en de buitenwand van de gasscheider (kenmerken 3, 4 en 5). De geleidingselementen zijn duidelijk te zien in de Auger-tekeningen en in figuur 4 van de 2016-aanvrage. Het spiraalvormige pad wordt steeds breder richting de uitgangen (links op de afbeeldingen), met andere woorden de diameter van de spiraal neemt toe (kenmerk 6).
4.29.
TI-Holdings voert aan dat in de FEV-tekening het menggas, gelet op de pijl die naar rechts wijst midden in de structuur, aan de brede kant de kegelvormige gasscheider wordt binnengeleid waarmee kenmerk 1 niet zou zijn geopenbaard in de [eiser] IP. Naar het oordeel van de rechtbank is de uitleg van TI-Holdings in technisch opzicht niet steekhoudend. Als het menggas aan de brede kant de gasscheider zou worden binnengeleid, zou het gas immers direct via de uitgangen de gasscheider verlaten. De kegelvormige gasscheider zou in die lezing dus geen functie hebben. Naar het oordeel van de rechtbank is duidelijk dat het gas eerst door de ionizer van links naar rechts stroomt, en vervolgens vanaf de smalle kant van de kegelvormige structuur in het scheidingsdeel (aangeduid met ‘separation’ in de tekening) wordt geleid, in omgekeerde richting. Het gasmengsel dat de ionisator verlaat treedt de gasscheider dan ook binnen vanaf de smalle kant, in EP 495 aangeduid als de onderkant, van de gasscheider.
4.30.
Ook betoogt TI-Holdings dat – zonder nadere toelichting – niet duidelijk is dat de golvende lijn een structureel geleidingselement moet voorstellen zodat kenmerk 3 niet uit de FEV-tekening volgt. Uit de onder 2.3 en 2.9 weergegeven Auger- en BS-tekeningen die een nadere weergave vormen van de door [eiser] ontworpen gasscheider en die aldus – als onderdeel van de [eiser] IP – bij de interpretatie van de FEV-tekening moeten worden betrokken, blijkt duidelijk dat die gasscheider beschikt over de hiervoor onder 4.18 genoemde kenmerken 1, 3, 4, 5 en 6. In het bijzonder blijkt uit die tekeningen dat de gasscheider is voorzien van vaste geleidingselementen die (het menggas) van de inlaat aan de ene kant via een steeds breder wordend, spiraalvormig pad naar een uitlaat aan de andere kant leiden. Ook in figuur 4 van de 2016-aanvrage is een spiraal afgebeeld met vaste geleidingselementen. Dit verweer slaagt dan ook niet.
4.31.
TI-Holdings heeft er – terecht – op gewezen dat uit de Auger- en BS-tekeningen niet is af te leiden dat de gasscheider beschikt over het onder 4.18 genoemde kenmerk 2 (“
a first and a second outlet at a top section of the gas separator device, the first outlet providing, substantially the first molecules (H2) and the second outlet providing substantially the second molecules (O2))”). De rechtbank constateert echter dat de aanwezigheid van separate uitgangen voor de waterstof- respectievelijk zuurstofmoleculen wel duidelijk blijkt uit de FEV-tekening. Voor de vakman volgt de noodzaak voor twee uitlaten ook uit het wezen van de gasscheider, waarin een menggas bestaande uit twee soorten moleculen (waterstof en zuurstof) wordt gescheiden in twee stromen van respectievelijk waterstof- en zuurstofgas. Dat die twee gassen na scheiding de gasscheider door dezelfde uitlaat zouden verlaten is technisch niet logisch omdat de scheiding dan immers teniet wordt gedaan. De aanwezigheid van twee uitgangen blijkt voorts uit figuur 2 behorend tot de 2016-aanvrage, waarin die uitgangen aan het eind van het spiraalvormig pad waarlangs de in het menggas aanwezige H2- en O2-moleculen worden gescheiden, zijn ingetekend (aangeduid met nummers 406 respectievelijk 408). In paragraaf [0016] van de beschrijving van de 2016-aanvrage worden die twee uitgangen expliciet benoemd:

Referring to Fig. 2. Magnetic MonoPoles CycloneHelix chamber 400 magnetic monopoles out side housing 400, magnetic monopoles spiral 403, as the water gaseous H2O 402 goes under the centrifugal cyclone effected and force the H 402 and the O2 405 molecules start to brake apart, the heavier molecule O2 goes to the outside of the chamber and the lighter hydrogen molecule goes to the center of the chamber(…)
and both gases get attracted to opposite polarity monopole magnet after the disassociation process has taken place between oxygen and hydrogen, magnetic monopoles 407 and 409 are situated at the exit port 406 for H and 408 for O2 to attract the opposite polarities of the molecules to the path of exit.
Ook kenmerk 2 maakt derhalve onderdeel uit van de [eiser] IP.
4.32.
TI-Holdings stelt dat de gasscheider in de FEV-tekening anders werkt dan de gasscheider die in EP 495 is geopenbaard. Zij betoogt dat de scheiding van het menggas in de gasscheider volgens de [eiser] IP geschiedt door elektromagnetische krachten en niet door centrifugale krachten. Naar de rechtbank begrijpt, zo heeft [eiser] ter zitting verduidelijkt, bestaat de in de FEV-tekening weergegeven ‘
Ionizer’ – die zich bevindt in de holle buis waaromheen het spiraalvormig pad van de gasscheider zich beweegt – uit ‘
coils’ (spoelen) die een elektrisch-magnetisch veld creëren. Dat elektrisch-magnetisch veld is, zo heeft [eiser] verder toegelicht, begrensd door de stalen behuizing (van de buis) waarin de
coilszich bevinden en draagt er – met de verhitting van het watergas tot een superkritische toestand – aan bij dat de verbindingen tussen de waterstof- en zuurstofatomen van de watermoleculen (in de gasfase) los raken (de watermoleculen worden aldus gesplitst in waterstof- en zuurstofatomen die vervolgens waterstof- en zuurstofmoleculen vormen). Die splitsing vindt plaats in de ionisator; door de stalen behuizing is het elektromagnetisch veld beperkt tot de ionisator en strekt het zich niet uit tot de gasscheider. Van waterstof- en zuurstofionen met ieder een andere rotatierichting bij het binnengaan van de gasscheider is derhalve geen sprake. TI-Holdings heeft dat betoog van [eiser] ter zitting onvoldoende weersproken.
4.33.
In de - ten opzichte van de in de 2016-aanvrage beschreven uitvoeringsvormen doorontwikkelde - waterstofgenerator geopenbaard in de FEV-tekening spelen elektromagnetische krachten derhalve alleen een rol bij de splitsing van water (in de gasfase) in waterstofgas- en zuurstofgas. De scheiding van dat menggas (in de gasscheider) gebeurt uitsluitend door centrifugale krachten. Dat is ook wat wordt beschreven in de PPM (zie 2.13) over de Hydrogenerator, onder het kopje ‘
how it works’, waar centrifugale krachten wel, en elektromagnetische niet worden genoemd. In de hiervoor onder 4.31 nogmaals weergegeven paragraaf [0016] van de 2016-aanvrage is beschreven dat in de
Magnetic MonPoles Cyclone Helix, zoals de gasscheider daar wordt aangeduid, scheiding ook plaatsvindt door centrifugale krachten (‘
centrifugal cyclone effect’). Uit diezelfde paragraaf in de 2016-aanvrage en uit de laatste zin van [0015], die als volgt luidt:
“(…)
Once ionized gaseous enters this chamber with nature of its super heated properties, gaseous go through a MonoPoles CycloneHelix chamber for disassociatewith centrifugal/centrifuge motionand effect of cyclone,helix motionand opposite attractions of magnetic forces on the molecules with in the complete chamber.” (onderstreping rechtbank)
kan worden afgeleid dat naast centrifugale krachten óók magnetische krachten een rol spelen bij de scheiding van de gassen in die gasscheider. Verwezen wordt naar de in figuur 2 van die aanvrage weergegeven scheider waarin, anders dan in de inrichting volgens de FEV-tekening, magnetische polen 407 en 409 zich bij de uitgangen van respectievelijk zuurstof en waterstof bevinden. Dat is anders in de inrichting van de FEV-tekening.
4.34.
Maar ook als (elektro)magnetische krachten bij de scheiding van het menggas een rol zouden (kunnen) spelen in de [eiser] IP, maakt dit het oordeel over de vraag of de technische leer van EP 495 ligt besloten in de [eiser] IP niet anders. De in EP 495 omschreven waterstofgenerator/
thermal inverteren in het bijzonder de gasscheider sluiten het gebruik van andere krachten (naast centrifugale krachten) bij het scheiden van het menggas op geen enkele wijze uit. Vaststaat dat in de verschillende uitvoeringsvormen van de [eiser] IP, centrifugale krachten in ieder geval bijdragen aan de scheiding. Ook de in de 2016-aanvrage geopenbaarde uitvoeringsvorm waarbij ook andere krachten een rol spelen bij de scheiding, voldoet aan de in de kenmerken van uitvinding van EP 495 zoals vastgesteld in 4.18.
4.35.
De rechtbank verwerpt het betoog van TI-Holdings dat de in de FEV-tekening weergegeven installatie met geleidingselementen niet kan werken, omdat de – volgens die tekening – voorafgaande ionisatie van het watergas ertoe leidt dat waterstof- en zuurstofionen ontstaan die door hun verschillende (elektrische) lading ieder een andere rotatie (met de klok mee en tegen de klok in) krijgen en daarom niet beide het vaste spiraalvormig pad in de gasscheider kunnen volgen. Voor zover dat betoog van TI-Holdings al relevant is voor het antwoord op de vraag of de in EP 495 neergelegde uitvinding (zoals hiervoor onder 4.18 omschreven) in de [eiser] IP ligt besloten, is het gebaseerd op een onjuiste lezing van de FEV-tekening (in het bijzonder). Voor zover dit wel in de 2016-aanvrage wordt beschreven, kan daaraan voorbij worden gegaan, reeds om de hiervoor vermelde reden. De rechtbank is overigens met TI Holding van oordeel dat de beschrijving van het verloop van het proces in de 2016-aanvrage, voor de vakman technisch moeilijk is te volgen en er vraagtekens bij kunnen worden geplaatst, in het bijzonder bij het splitsingsproces zoals daar beschreven en gevisualiseerd in figuur 2 (zie 2.6) . De waterstofgenerator volgens de FEV-tekening, waarbij de scheiding uitsluitend geschiedt door centrifugale krachten, dateert van drie jaar later. Daarvan is in de PPM gesteld:

A functioning prototype has been built and demonstrated to produce hydrogen under test conditions at FEV, headquartered in Aachen, Germany”.
De rechtbank merkt overigens op dat in EP 495/WO 047 (p. 5) ook wordt beschreven dat de toevoeging van een elektromagnetisch veld de efficiëntie van de gasscheider bevordert:
4.36.
De omstandigheid dat het menggas volgens EP 495 in axiale richting de gasscheider wordt ingeleid, zoals TI-Holdings stelt, kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin leiden tot de conclusie dat de uitvinding die in EP 495 is neergelegd, niet volgt uit de [eiser] IP (waarin het menggas in de weergegeven BS-tekening veeleer in radiale richting de gasscheider wordt ingeleid). Zo aan die instromingsrichting van het gas al enig technisch effect zou zijn te koppelen, is dat in EP 495 niet toegelicht of geclaimd, zodat dat kenmerk geen onderdeel uitmaakt van de met EP 495 geopenbaarde technische leer.
4.37.
Tot slot overweegt de rechtbank dat EP 495 zich ook niet van de [eiser] IP onderscheidt door de combinatie van meerdere gasscheiders achter elkaar (zie de hiervoor onder 2.23 weergegeven figuur 2a). Gesteld noch gebleken is dat een dergelijke schakeling van meerdere gasscheiders kan worden aangemerkt als onderdeel van het inventieve concept dat in EP 495 besloten ligt.
4.38.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de in EP 495 neergelegde uitvinding (de
thermal inverteren, in het bijzonder, de daartoe behorende gasscheider) reeds ligt besloten in de [eiser] IP. [eiser] dient daarom als uitvinder van de met EP 495 te beschermen techniek te worden beschouwd.
Ontlening
4.39.
Niet in geschil is dat [eiser] , [naam 2] en [naam 3] vanaf 2017 hebben samengewerkt met als doel om de door [eiser] ontwikkelde techniek die aan de basis ligt van de waterstofgenerator/
thermal invertertot een (commercieel) succes te maken. Evenmin staat ter discussie – zo volgt bijvoorbeeld uit de hiervoor onder 2.12 deels weergegeven License Agreement – dat [eiser] op dat moment als enige beschikte over concrete kennis van de techniek die in EP 495 is omschreven. TI-Holdings heeft niet gemotiveerd gesteld dat [naam 2] en/of [naam 3] tijdens de samenwerking met [eiser] zelfstandig enige relevante kennis van die techniek hebben opgedaan, laat staan dat zij op relevante wijze aan de verdere ontwikkeling van die techniek hebben bijgedragen. Dat is ook niet gebleken. Van [naam 3] en [naam 2] zelf is geen enkele verklaring in het geding gebracht waaruit een concrete bijdrage zou blijken.
4.40.
Daartegenover staat vast dat in het hiervoor onder 2.13 deels weergegeven PPM uit september 2019, ten tijde van de samenwerking waarbij ook [naam 3] en [naam 2] betrokken waren, [eiser] is genoemd als enige uitvinder van de
Hydrogenerator, een apparaat dat berust op dezelfde techniek als de
thermal inverteruit EP 495 en waarvan op dat moment, volgens datzelfde PPM, een werkend prototype beschikbaar was. Bovendien blijkt uit de hiervoor onder 2.15, 2.16 en 2.17 genoemde, deels weergegeven e-mails dat [naam 2] in oktober en november 2019 verschillende relevante documenten behorend tot de [eiser] IP aan [naam 3] heeft gestuurd, waaronder de 2016-aanvrage, de FEV-tekening en informatie met betrekking tot de werking van centrifugale krachten, het gebruik van welke krachten voor scheiding in de gasscheider volgens TI-Holdings de kern van de technische leer van de TI-aanvragen vormt. Gelet daarop en nu TI-Holdings in deze procedure niet haar kansen heeft benut om toe te lichten welke (zelfstandige) uitvinderswerkzaamheden [naam 3] en/of [naam 2] na oktober 2019 hebben verricht om tot de in EP 495 neergelegde uitvinding te komen, is voor de rechtbank voldoende komen vast te staan dat de inhoud van die aanvrage volledig is ontleend aan de – enkel aan [eiser] toebehorende – [eiser] IP.
Geen overdracht en geen afstand van rechten
4.41.
Tot slot heeft TI-Holdings met een beroep op de hiervoor onder 2.12 deels weergegeven Heads of Agreement aangevoerd dat de opeising van EP 495 moet worden afgewezen omdat [eiser] de intellectuele eigendomsrechten verbonden aan de [eiser] IP heeft overgedragen, althans dat hij van die rechten afstand heeft gedaan. De rechtbank volgt dat betoog niet. Weliswaar kan uit genoemde overeenkomst de intentie van [eiser] worden afgeleid om – als onderdeel van de uitvoering van die overeenkomst – de intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de techniek die aan de basis ligt van de
thermal inverterover te dragen aan de nieuw op te richten vennootschap Smiljan. Een akte waaruit blijkt dat [eiser] de betreffende intellectuele eigendomsrechten daadwerkelijk aan die vennootschap heeft overgedragen, heeft TI-Holdings echter niet overgelegd. [eiser] heeft gemotiveerd bestreden dat de verplichtingen uit de Heads of Agreement, waaronder betaling aan hem van een bedrag van € 300.000,-, zijn uitgevoerd. Bij die stand van zaken gaat de rechtbank er met [eiser] vanuit dat de voorwaarde voor overdracht van enig recht of voor het doen van afstand van enig recht, nooit is vervuld. Omtrent enige overdracht aan TI-Holdings zelf is niets gesteld.
TI-Holdings heeft ter onderbouwing van overdracht van rechten aan haar, nog een beroep gedaan op een joint venture agreement uit 2008, een licentieovereenkomst uit 2017 tussen derden en een heads of agreement uit 2008. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien hoe uit die documenten een overdracht van de rechten van [eiser] aan TI-Holdings kan worden afgeleid.
4.42.
Met haar blote stelling dat [eiser] afstand zou hebben gedaan van zijn rechten, heeft TI-Holdings niet voldaan aan haar stelplicht met betrekking daartoe. In ieder geval heeft zij, gelet op de betwisting, onvoldoende toegelicht waarom van afstand sprake zou zijn, te minder afstand ten gunste van haar, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Dat sprake zou zijn van afstand van recht kan dan ook niet worden vastgesteld.
Slotsom opeising
4.43.
De rechtbank komt op basis van het voorgaande tot de conclusie dat de in EP 495 neergelegde uitvinding is ontleend aan de [eiser] IP en dat [eiser] moet worden aangemerkt als de eigenlijke uitvinder van de met EP 495 te beschermen techniek. Dat betekent dat [eiser] die octrooiaanvrage en de daarvan afgeleide Europese aanvragen (EP 877 en EP 739) kan opeisen. Die conclusie geldt ook voor WO 047 en de daarvan afgeleide (nationale) aanvragen en verleende rechten, nu de tekst van EP 495 gelijk is aan die van WO 047 en daarin dus dezelfde, aan de [eiser] IP ontleende uitvinding is beschreven evenals in alle daarvan afgeleide aanvragen. Dit is, zoals gezegd, niet betwist (zie 4.9).
Vorderingen
4.44.
Gelet op het voorgaande staat TI-Holdings ten onrechte te boek als rechthebbende dan wel houder van de TI-aanvragen. [naam 3] dan wel [naam 2] en [naam 3] staan eveneens ten onrechte geregistreerd als uitvinders terwijl [eiser] , waarvan is vastgesteld dat hij als uitvinder moet worden aangemerkt, niet als zodanig is vermeld. Met zijn vorderingen beoogt [eiser] in die situatie een wijziging aan te brengen.
Gebodsvorderingen
4.45.
Met gebodsvorderingen IX t/m XIV vordert [eiser] (medewerking van TI-Holdings bij) ‘tenaamstelling als aanvrager en uitvinder’. De rechtbank begrijpt deze vorderingen tweeledig, enerzijds als opeising (‘tenaamstelling als aanvrager’) en voorts als tenaamstelling als uitvinder. Dit zijn verschillende vorderingen, die verschillende rechtshandelingen behoeven. Wat betreft de opeising van de TI-aanvragen begrijpt de rechtbank de vordering voorts aldus dat deze erop is gericht dat [eiser] als aanvrager van nog niet verleende aanvragen wordt vermeld in de registers dan wel als houder van reeds verleende rechten.
4.46.
Voor opeising is overdracht van de TI-aanvragen van TI-Holdings aan [eiser] vereist. Een aanvraag om verlening van een Europees octrooi is vatbaar voor overdracht (artikel 72 EOV). De rechtbank zal vorderingen IX en X voor zover deze zien op overdracht van de Europese aanvragen EP 495, EP 877 en EP 739 aan [eiser] , gelet op het voorgaande, toewijzen. De overdracht van een Europese octrooiaanvraag moet schriftelijk geschieden en moet worden ondertekend door partijen bij de overeenkomst (artikel 72 EOV). De voor overdracht vereiste levering moet geschieden bij een akte, houdende de verklaring van de rechthebbende, dat hij het recht, voortvloeiende uit de octrooiaanvraag, aan de verkrijger overdraagt, en van deze laatste, dat hij die overdracht aanneemt (artikel 74 EOV juncto artikel 65 ROW). De rechtbank zal dit in het dictum tot uitdrukking brengen.
4.47.
Ook de vorderingen tot overdracht van de TI-aanvragen, inclusief de reeds verleende rechten, die zijn gebaseerd op WO 047 (vorderingen X t/m XIV), liggen voor toewijzing gereed voor zover zij zien op overdracht aan [eiser] . [eiser] heeft zich niet uitgelaten over de wijze waarop in elk van de betrokken landen overdracht van de nationale aanvragen dan wel verleende rechten moet plaatsvinden. Wat betreft die aanvragen en rechten zal de rechtbank daarom in het dictum opnemen dat overdracht moet geschieden op de wijze als in de respectievelijke landen is voorgeschreven.
4.48.
Wat betreft de gevorderde tenaamstelling als uitvinder geldt het volgende. Het (persoonlijke) recht om als uitvinder op een Europese octrooiaanvraag te worden genoemd, is neergelegd in artikel 62 EOV. Gelet op de verplichting van artikel 4ter Unieverdrag van Parijs [12] , geldt dit ook voor de rechtsstelsels waaronder alle overige TI-aanvragen vallen. Er is dus vanuit te gaan, ook nu TI-Holdings niet anders heeft betoogd, dat inschrijving als uitvinder van [eiser] , zoals gevorderd, in alle betrokken landen tot de mogelijkheden behoort. Gelet op de vaststelling dat [eiser] als uitvinder moet worden aangemerkt, zal ook dat deel van de vorderingen IX t/m XIV van [eiser] jegens TI-Holdings worden toegewezen, in die zin dat TI-Holdings medewerking dient te verlenen aan inschrijving van [eiser] als uitvinder in de betreffende registers.
Verklaringen voor recht
4.49.
In de toe te wijzen bevelen tot overdracht ligt het oordeel besloten dat de inhoud van de TI-aanvragen is ontleend aan de [eiser] IP. De onder VII en VIII gevorderde verklaringen voor recht van dezelfde strekking worden dan ook afgewezen wegens gebrek aan belang. Hetzelfde geldt voor de onder III en IV gevorderde verklaringen voor recht dat [eiser] uitvinder is van de daar genoemde TI-aanvragen.
4.50.
[eiser] heeft wel belang bij toewijzing van de gevorderde verklaringen voor recht dat hem de aanspraak toekomt op EP 495 en WO 047 en/of op de (daarvan afgeleide) (nationale) aanvragen (vorderingen I en II). Dat belang is gelegen in het internationale karakter van de opeising, de mogelijkheid dat door TI-Holdings mogelijk nog (nadere) ‘divisionals’ zijn of worden afgesplitst van lopende TI-aanvragen en/of TI-Holdings op basis van aan haar verleende octrooirechten aan marktpartijen licenties heeft verleend of nog gaat verlenen. Met de toegewezen verklaring voor recht kan [eiser] dan naar een rechter stappen om de overdracht af te dwingen.
4.51.
Dat [eiser] belang heeft bij de eveneens door hem gevorderde ‘verklaringen voor recht’ dat [naam 2] en [naam 3] geen uitvinders zijn van de in de TI-aanvragen neergelegde uitvinding (vorderingen V en VI), moge duidelijk zijn. [naam 3] en [naam 2] zijn echter geen partij bij de deze procedure. In de omstandigheden van dit geval ziet de rechtbank aanleiding om die verklaringen in aangepaste vorm, zoals in het dictum verwoord, toe te wijzen. Daartoe is het volgende redengevend.
4.52.
[eiser] vordert geen bevel tot uitschrijving van [naam 2] en [naam 3] als uitvinders [13] , maar verklaringen voor ‘recht’ in deze procedure. Naar het oordeel van de rechtbank moeten die vorderingen worden begrepen als een verzoek tot het opnemen van feitelijke vaststellingen in het dictum. In het kader van de inhoudelijke beoordeling van de opeisingsvordering, is reeds de vraag beantwoord wie de in EP 495 beschreven uitvinding heeft gedaan. Met de vaststelling dat [naam 2] en [naam 3] de inhoud van EP 495 en WO 047 volledig hebben ontleend aan de enkel aan [eiser] toebehorende [eiser] IP, heeft de rechtbank geoordeeld dat [eiser] als (enige) uitvinder heeft te gelden. De feitelijke vaststelling dat [naam 2] en [naam 3] geen uitvinder zijn, is daarmee gegeven.
[naam 3] en [naam 2] zijn, als geregistreerde uitvinders, in dit geval voorts in de gelegenheid geweest om zich te laten horen ook al zijn zij geen partij, in de eerste plaats via TI-Holdings, zoals hiervoor in 4.40 vermeld, aan wie zij, via hun vennootschap MC2020, de TI-aanvragen hebben overgedragen. Zij hebben van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Voor [naam 3] geldt bovendien dat hij niet is verschenen bij het voorlopig getuigenverhoor waartoe hij officieel was opgeroepen (zie hiervoor onder 2.32), welk getuigenverhoor door [eiser] was geïnitieerd ter onderbouwing van de feiten in deze zaak, in het bijzonder van zijn stelling dat [naam 3] geen uitvinder kan zijn. Voorts heeft de rechtbank [naam 3] en [naam 2] , via TI-Holdings, verzocht om bij de mondelinge behandeling aanwezig te zijn, al dan niet op afstand via een door de rechtbank gefaciliteerde audiovisuele verbinding, teneinde hen in de gelegenheid te stellen zich te laten horen. Aan dat verzoek hebben [naam 3] en [naam 2] geen gehoor gegeven. Daarmee hebben zij hun kans laten liggen om het door TI-Holdings gevoerde verweer dat zij de uitvinding ná oktober 2019 hebben gedaan, nader toe te lichten. In deze omstandigheden zal de rechtbank in het dictum de (feitelijke) vaststelling opnemen dat [naam 3] en [naam 2] geen uitvinders zijn. [eiser] kan daarop zo nodig een beroep doen; de medewerking van de uitvinders is immers vereist voor uitschrijving als uitvinder uit het register, in ieder geval bij het EOB.
4.53.
De gevorderde dwangsommen (vorderingen XVII en XVIII) zullen worden gematigd als vermeld in de beslissing.
4.54.
Gelet op de toewijzing van de vorderingen onder IX tot en met XIV, behoeven de subsidiaire vorderingen (XV en XVI) geen bespreking.
Proceskosten
4.55.
TI-Holdings is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden, zoals gevorderd (vorderingen XIX, XX en XXI), conform het liquidatietarief begroot op:
- kosten van de dagvaarding
103,33 [14]
- griffierecht
314,-- [15]
- salaris advocaat
2.149,--
(3,5 [16] punten × € 614,--)
- nakosten
178,--
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.744,33
4.56.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.57.
TI-Holdings heeft zich verzet tegen de gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad van de veroordelingen die zien op inschrijving van de gewijzigde tenaamstelling in de daartoe relevante registers. Volgens TI-Holdings leidt dat tot onnodige rompslomp als die inschrijving eventueel na een mogelijk hoger beroep weer moet worden teruggedraaid. De rechtszekerheid is met een telkens wisselende tenaamstelling ook niet gemoeid, aldus TI-Holdings.
4.58.
De rechtbank gaat aan de bezwaren van TI-Holdings voorbij. Uitgangspunt is dat een veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. De gevorderde inschrijving in de registers leidt niet tot een zodanig onredelijke administratieve of financiële last dat daarvan zou moeten worden afgezien. Daarbij komt dat de inschrijving er toe dient de inhoud van de registers in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie, wat de rechtszekerheid juist ten goede komt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [eiser] als uitvinder rechthebbende is ten aanzien van de aanvragen EP 495 en WO 047 en de (daarvan afgeleide of nog af te leiden) (nationale) aanvragen en verleende rechten;
5.2.
stelt vast dat [naam 3] en [naam 2] geen uitvinders zijn (van het onderwerp) van EP 495 en WO 047 en van de daarvan afgeleide (nationale) (octrooi)aanvragen en verleende rechten;
5.3.
beveelt TI-Holdings om binnen vier weken na betekening van dit vonnis EP 495, EP 877, EP 739 en WO 047 aan [eiser] over te dragen bij akte en de van WO 047 afgeleide (nationale) (octrooi)aanvragen en verleende rechten op de wijze als in de respectievelijke landen is voorgeschreven;
5.4.
bepaalt dat TI-Holdings een direct opeisbare dwangsom verbeurt van € 10.000,-- per dag dat zij in strijd handelt met het in 5.3 genoemde bevel, met een maximum van
€ 1.000.000,--;
5.5.
beveelt TI-Holdings om binnen vier weken na betekening van dit vonnis alle benodigde medewerking te verlenen aan inschrijving bij de (octrooi)verlenende instanties van [eiser] als uitvinder van en als rechthebbende op de aanvragen EP 495, EP 877, EP 739 en WO 047 en van de daarvan afgeleide (nationale) (octrooi)aanvragen en verleende rechten;
5.6.
bepaalt dat TI-Holdings een direct opeisbare dwangsom verbeurt van € 10.000,-- per dag dat zij in strijd handelt met het in 5.5 genoemde bevel, met een maximum van
€ 1.000.000,--;
5.7.
veroordeelt TI-Holdings in de proceskosten ter hoogte van € 2.744,33, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als TI-Holdings niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.8.
veroordeelt TI-Holdings in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan, vanaf de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van volledige betaling;
5.9.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7 en 5.8 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Kokke, rechter, bijgestaan door mr. J.J. de Jong, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.

Voetnoten

1.Europees Octrooibureau.
3.Burgerlijk Wetboek.
4.Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag).
5.Rijksoctrooiwet.
6.Trb 1976/101, inwerkingtreding 7 oktober 1977.
7.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
8.https://register.epo.org/application?number=EP20816424
9.ECLI:NL:GHDHA:2022:862 (Ferring/Reprise), r.o. 10.2
10.Zie conclusie AG Van Peursem van 20 december 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1407, rn 5.12 met betrekking tot het cassatieberoep tegen gerechtshof Den Haag 15 augustus 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1593, rov. 6.10 en voetnoot 1 (verwijzing naar G 1/19, point 24 of the decision; CLBA I.D.9.2.4).
11.De vorm van een afgeknotte kegel hebbend.
12.Unieverdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot bescherming van de industriële eigendom, herzien te Brussel op 14 december 1900, te Washington op 2 juni 1911, te 's-Gravenhage op 6 november 1925 en te Londen op 2 juni 1934.
13.Anders in rechtbank Den Haag 21 november 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:13748, r.o. 5.5.
14.Met vordering T. in het petitum, zoals hiervoor onder 3.1 weergegeven, heeft [eiser] de kosten als bedoeld in artikel 240 Rv begroot op € 83,33. Uit de vermelding op de dagvaarding blijkt echter dat de deurwaarderskosten € 103,33 bedragen. Nu de rechter zo nodig ambtshalve de kostenveroordeling uitspreekt, zal de rechtbank aansluiten bij laatstgenoemd bedrag dat op de dagvaarding is vermeld nu [eiser] de BTW niet kan terugvorderen.
15.Dit bedrag komt niet overeen met het oorspronkelijk door [eiser] betaalde griffierecht. De griffier heeft ambtshalve vastgesteld dat een onjuist (te hoog) griffierecht aan partijen in rekening is gebracht. Het betreft een zaak van onbepaalde waarde waarvoor op 14 december 2022 (datum van aanbrengen), een griffierecht gold van € 314,-- voor natuurlijke personen en € 676,-- voor niet-natuurlijke personen. Bij de bepaling van de hoogte van het griffierecht is de griffier evenwel ten onrechte uitgegaan van een zaak met betrekking tot een vordering met een beloop van meer dan € 100.000,-- en niet meer dan € 1.000.000,--. Daardoor is van [eiser] een griffierecht geheven van € 2.277,-- en van TI-Holdings een griffierecht van € 5.737,--. Het teveel betaalde is inmiddels gerestitueerd aan beide partijen (op de rekening courant waarvan betaald is, dus van de oorspronkelijke advocaat).
16.De rechtbank rekent 1 punt voor de dagvaarding, 0,5 punt elk voor de regiezitting, voor de akte eiswijziging en voor de akte overlegging nadere producties en 1 punt voor de mondelinge behandeling.