ECLI:NL:RBDHA:2025:4817
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- D.R. van der Meer
- M. Klaus
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek om voorlopige voorziening in sociale zekerheidszaak wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat verzoekster haar stellingen niet heeft onderbouwd met bewijsstukken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is, aangezien verzoekster niet heeft aangetoond dat zij in acute financiële nood verkeert. De voorzieningenrechter heeft verzoekster eerder verzocht om bewijs van haar financiële situatie, maar zij heeft hierop niet gereageerd. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen onomkeerbare situatie dreigt en dat het verzoek om voorlopige voorziening daarom wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan op 7 maart 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.