ECLI:NL:RBDHA:2025:4835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
NL25.9982
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan op 25 maart 2025 in een procedure waarbij eisers opnieuw beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie. Dit beroep volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank op 28 januari 2025, waarin de rechtbank de minister had opgedragen om voor 1 april 2026 een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank had daarbij een dwangsom opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn zou overschrijden.

Eisers hebben op 28 februari 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het beroep prematuur is ingediend, omdat de door de rechtbank opgelegde beslistermijn op dat moment nog niet verstreken was. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9982

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In een eerdere procedure (NL24.45071) heeft deze rechtbank en zittingsplaats bij uitspraak van 28 januari 2025 het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en daarbij de minister opgedragen voor 1 april 2026 alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarbij is eveneens een dwangsom opgelegd van € 100,- voor elke dat dat de minister deze beslistermijn zou overschrijden, met een maximum van € 7.500,-.
2. Op 28 februari 2025 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis, van 10 april 2024. In deze uitspraak beslist de rechtbank op dat beroep.
3. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

4. In de uitspraak van 28 januari 2025 van deze rechtbank en zittingsplaats heeft de rechtbank de minister opgedragen voor 1 april 2026 alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Eisers hebben op 28 februari 2025 opnieuw beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Op dat moment was de door deze rechtbank en zittingsplaats opgelegde beslistermijn nog niet verstreken. Dit betekent dat het beroep te vroeg (prematuur) is ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr.B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).