ECLI:NL:RBDHA:2025:4843

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
NL25.281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag van een Syrische vreemdeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 25 maart 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag behandeld. Eiseres had op 14 september 2023 een asielaanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie had niet tijdig beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen hebben ingestemd met een vereenvoudigde behandeling zonder zitting, waarna het onderzoek is gesloten.

De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Volgens artikel 6:2 van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. Eiseres heeft de minister in gebreke gesteld op 18 december 2024, maar de minister had op dat moment een Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië, waardoor de beslistermijn was verlengd tot maximaal 21 maanden. Dit betekende dat zowel de ingebrekestelling als het beroep prematuur waren ingediend.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Eiseres kan de minister pas na 14 juni 2025 in gebreke stellen, tenzij het BVM eerder eindigt. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.281

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 14 september 2023.
2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken, nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
6. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
7. De beslistermijn van vijftien maanden is in geval van eiseres geëindigd op
14 december 2024. Eiseres heeft de minister bij brief van 18 december 2024 in gebreke gesteld. Vervolgens heeft eiseres op 3 januari 2025 haar beroep ingediend. Echter, met het besluit van 11 december 2024, in werking getreden op 14 december 2024, heeft de minister een Besluit- en Vertrekmoratorium [1] (BVM) ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië. Met het BVM voor vreemdelingen uit Syrië heeft de minister de beslistermijn voor lopende asielaanvragen verlengd tot ten hoogste 21 maanden. Op het moment van indienen van de ingebrekestelling en het beroep was het door de minister ingestelde BVM al in werking getreden, waardoor de minister niet langer kon beslissen op de aanvraag. Zowel de ingebrekestelling als het beroep zijn prematuur ingediend. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
8. De rechtbank merkt op dat eiseres na het verstrijken van 21 maanden na de aanvraag, dus na 14 juni 2025, de minister in gebreke kan stellen. Dat is anders wanneer het BVM eerder eindigt dan 14 juni 2025. In dat geval kan eiseres de minister na het eindigen van het BVM in gebreke stellen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Besluit van 11 december 2024 tot het instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Syrië (