ECLI:NL:RBDHA:2025:4844

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
NL24.32845
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige verlenging beslistermijn asielaanvraag en besluitmoratorium

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 25 maart 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de minister op haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Syrische nationaliteit, had op 30 januari 2024 een aanvraag ingediend. De beslistermijn van zes maanden eindigde op 30 juli 2024. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn niet rechtmatig is verlengd door WBV 2023/26, waardoor de termijn voor de minister om te beslissen op de aanvraag van eiseres op 30 juli 2025 verstrijkt. De rechtbank stelt vast dat het besluitmoratorium van toepassing is op de asielaanvraag van eiseres, wat betekent dat de minister uiterlijk op 30 juli 2025 moet beslissen. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, maar zij krijgt wel een vergoeding voor haar proceskosten. De rechtbank benadrukt dat de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig beslissen zijn nageleefd, en dat het beroep ontvankelijk is. De uitspraak is openbaar gemaakt en de minister is veroordeeld tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32845

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. J-A. Nijland),
en
de Minister van Asiel en Migratie, als rechtsopvolger van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. G.J. Westendorp).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen door de minister op haar asielaanvraag van 30 januari 2024. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn. Eiseres heeft verklaard te zijn geboren op [geboortedatum].
2. De minister heeft op 12 september 2024 een verweerschrift uitgebracht. Eiseres heeft daarop gereageerd bij bericht van 8 oktober 2024.
3. De rechtbank heeft de minister op 12 november 2024 vragen gesteld, die bij bericht van 15 november 2024 zijn beantwoord. Eiseres heeft hierop gereageerd bij bericht van 17 november 2024.
4. De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 18 november 2024 gelijktijdig maar niet gevoegd met de zaak NL24.42782 ter zitting behandeld.
5. Hieraan hebben deelgenomen: mr. W. Eikelboom, namens de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en de minister in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven op cijfers die in het bericht van 15 november 2024 zijn opgenomen. De minister heeft die toelichting op 25 november 2024 gegeven. Eiseres heeft daar op 2 december 2024 op gereageerd.
6. Eiseres heeft op 12 december 2024 een verzoek gedaan om het onderzoek te heropenen. Dit verzoek heeft de rechtbank afgewezen. De redenen hiervoor zijn weergegeven onder rechtsoverweging 14.
7. Op 6 december 2024 heeft de rechtbank aan partijen bericht dat het onderzoek is gesloten. Op 20 december 2024 is aan partijen bericht dat het onderzoek is heropend in verband met het door de minister afgekondigde beslis- en vertrekmoratorium voor Syrië. [1] De rechtbank heeft partijen gevraagd wat dat besluit naar hun mening betekent voor het beroep. Eiseres heeft gereageerd op 1 januari 2025, de minister heeft dat gedaan op 15 januari 2025.
8. Partijen zijn gewezen op hun recht om op zitting nader te worden gehoord. Geen van partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard van dat recht gebruik te willen maken. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Welke voorwaarden gelden om beroep te kunnen instellen tegen het niet tijdig beslissen?
9. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
Wat is het gevolg als aan die voorwaarden niet wordt voldaan?
10. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
De feiten in de zaken van eiseres
11. Op 30 januari 2024 heeft eiseres haar aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De beslistermijn van 6 maanden [3] eindigde op 30 juli 2024. Eiseres heeft de minister in gebreke gesteld en de minister heeft deze ingebrekestelling op 6 augustus 2024 ontvangen. Op 21 augustus 2024 heeft eiseres beroep ingesteld.
Over WBV 2023/26
12. Met WBV [4] 2023/26 van 27 december 2023 heeft de minister de beslistermijn voor alle asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2024 tot uiterlijk 1 januari 2025 op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw met negen maanden verlengd. Het WBV is in werking getreden op 1 januari 2024. [5] Dit WBV is daarom ook van toepassing op de aanvraag van eiseres.
13. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat onvoldoende is gemotiveerd dat sprake was van een situatie als genoemd in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw, en dat de beslistermijn met WBV 2023/26 dus niet rechtmatig is verlengd. [6]
14. Eiseres heeft verzocht om heropening van het onderzoek in verband met de conclusie van de Advocaat-Generaal bij het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak C-662/23 omdat deze relevant is voor de beoordeling van het beroep van eiseres. In de zaak waarop de uitspraak ziet waarnaar is verwezen in rechtsoverweging 13, is om dezelfde reden om heropening is verzocht. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen en de redenen voor die afwijzing in die uitspraak opgenomen. De rechtbank sluit zich daar in de zaak van eiseres bij aan en wijst het verzoek om heropening af.
15. Omdat de beslistermijn in asielzaken met WBV 2023/26 niet rechtmatig is
verlengd, verstreek de beslistermijn voor de aanvraag van eiseres op 30 juli 2024.
Over het besluitmoratorium
16. Op grond van artikel 2 van het Besluit tot instelling van het besluitmoratorium voor Syrië wordt de beslistermijn, bedoeld in artikel 42 van de Vw 2000, voor asielaanvragen van uit Syrië afkomstige vreemdelingen op grond van artikel 43, eerste lid, van de Vw 2000 verlengd met een jaar tot ten hoogste eenentwintig maanden.
17. De rechtbank heeft partijen verzocht naar voren te brengen wat dit besluitmoratorium betekent voor het beroep van eiseres. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslistermijn, naast de verlenging daarvan op grond van WBV 2023/26, door het moratorium verder wordt verlengd met de duur van een jaar tot ten hoogste eenentwintig maanden na indiening van de aanvraag en dat de beslistermijn dus nog niet is verstreken. Eiseres heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de beslistermijn al was verstreken op het moment dat de minister in gebreke werd gesteld een besluit te nemen en dat het moratorium daarom niet op eiseres van toepassing is en dat de rechtbank daarom een nadere beslistermijn op moet leggen vanaf datum uitspraak, met een daaraan verbonden dwangsom. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat als het besluitmoratorium wel op eiseres van toepassing is, er nog steeds procesbelang is, omdat onduidelijk is wanneer het besluitmoratorium eindigt en omdat er binnen 21 maanden moet worden beslist. Eiseres vindt daarom dat de rechtbank een nadere beslistermijn op moet leggen vanaf datum einde moratorium, dan wel uiterlijk binnen twee weken na het einde van de 21 maandentermijn, met daaraan verbonden een dwangsom.
18. Eiseres stelt terecht dat het besluitmoratorium nog niet van kracht was op het moment dat zij de minister op 6 augustus 2024 in gebreke stelde. Gelet op wat in rechtsoverweging 15 is geoordeeld was de beslistermijn die gold voor de aanvraag van eiseres op 6 augustus 2024 al verstreken. Omdat het beroep verder meer dan twee weken na de ontvangst van de ingebrekestelling is ingediend, is voldaan aan de eisen van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Het beroep is dus ontvankelijk.
19. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 43 van de Vw [7] volgt echter dat een besluitmoratorium ook van toepassing is op asielaanvragen waarop nog niet is beslist en dat daaronder ook vallen de asielaanvragen waarvoor de oorspronkelijke beslistermijn van zes maanden al is verstreken op het moment van inwerkingtreding van het besluitmoratorium. Het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig beslissen zal dan ongegrond verklaard kunnen worden omdat het besluitmoratorium inmiddels van toepassing is en de termijn waarop op de aanvraag moet worden beslist dus met ten hoogste één jaar is verlengd. [8]
Weliswaar is artikel 43 van Vw op onderdelen gewijzigd bij de implementatie in de Vw van, voor zover hier relevant, artikel 31 van de Procedurerichtlijn, maar het uitgangspunt zoals hiervoor opgenomen is daarbij door de wetgever niet verlaten. [9]
20. In artikel 4 van het besluit van 11 december 2024 worden de categorieën genoemd die uitgesloten zijn van de werking van het besluitmoratorium. Partijen hebben zich niet op het standpunt gesteld dat eiseres tot een van die categorieën behoort. Niet is verder gesteld of gebleken dat de minister al op de aanvraag van eiseres heeft beslist. Het besluitmoratorium is dus op eiseres van toepassing.
21. Met het besluitmoratorium is de verplichting van de minister om op de asielaanvraag van eiseres te beslissen opgeschort voor de duur van een jaar. Dat betekent dat de minister uiterlijk op 30 juli 2025 op de asielaanvraag van eiseres moet beslissen, zodat de beslistermijn nog niet is verstreken. Gelet op wat hiervoor onder 19 is overwogen, is het beroep daarom ongegrond. De rechtbank ziet in wat eiseres subsidiair heeft aangevoerd geen grond voor een ander oordeel en zal dan ook niet bepalen waar eiseres subsidiair om heeft verzocht.
Proceskosten
22. Toen eiseres beroep instelde tegen het uitblijven van een besluit op haar aanvraag, was het besluitmoratorium nog niet van kracht. Het beroep is daarom terecht ingediend. Eiseres krijg daarom een vergoeding voor haar proceskosten. De minister moet die kosten betalen. Voor het bepalen van die vergoeding maakt de rechtbank gebruik van het Bpb [10] .
De vergoeding wordt als volgt berekend. De bijstand door de gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor twee nadere reacties). Voor het toekennen van een punt voor het verschijnen ter zitting ziet de rechtbank geen aanleiding. Namens de gemachtigde van eiseres is verschenen mr. Eikelboom, de gemachtigde in de zaak waar de hiervoor genoemde uitspraak van 20 december 2024 op ziet, de zaken zijn gelijktijdig behandeld en in de uitspraak van 20 december 2024 is al een punt toegekend voor het verschijnen ter zitting. De waarde per punt is € 907,- en het gewicht van de zaak is gemiddeld (wegingsfactor 1). De vergoeding bedraagt € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, voorzitter, mr. A.P.W. Esmeijer en
mr. I.M. Brandwacht - Kampman, leden, in aanwezigheid van mr. M.P. de Zwart, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Besluit van 11 december 2024 (Staatscourant 2024, nr. 41538).
2.Artikel 6:2 en artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire.
5.Staatscourant 2024, 473.
6.20 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:21727
7.Toen: artikel 41 van de Vw.
8.TK 1998 – 1999, 26 732, nr. 3, p. 49 en TK 1998 – 1999, 26 732, nr. 7, p. 175 en 176.
10.Besluit proceskosten bestuursrecht.