ECLI:NL:RBDHA:2025:4846

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
NL24.51914
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag van een vreemdeling uit Syrië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 25 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 11 september 2023 behandeld. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten. Eiser had de minister van Asiel en Migratie in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling prematuur was, omdat de beslistermijn van vijftien maanden nog niet was verstreken op het moment van indienen. De rechtbank verwijst naar artikel 6:12 van de Awb, dat bepaalt dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is, maar in dit geval was dat niet aan de orde.

Daarnaast merkt de rechtbank op dat de minister op 11 december 2024 een Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) heeft ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië, waardoor de beslistermijn voor lopende asielaanvragen is verlengd tot maximaal 21 maanden. Dit betekent dat eiser pas na 11 juni 2025 de minister in gebreke kan stellen, tenzij het BVM eerder eindigt. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.51914

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 11 september 2023.
2. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken, nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
6. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
7. De beslistermijn van vijftien maanden is in geval van eiser geëindigd op
11 december 2024. Eiser heeft de minister bij brief van 10 december 2024 in gebreke gesteld. Omdat op het moment van het indienen van de ingebrekestelling de beslistermijn van vijftien maanden nog niet was verstreken, is de ingebrekestelling prematuur ingediend. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
8. De rechtbank merkt verder op dat de minister met het besluit van 11 december 2024, in werking getreden op 14 december 2024, een Besluit- en Vertrekmoratorium [1] (BVM) heeft ingesteld voor vreemdelingen uit Syrië. Dat betekent dat op het moment dat eiser beroep instelde, de minister niet meer kon beslissen op zijn aanvraag. Ook om die reden voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Met het BVM voor vreemdelingen uit Syrië heeft de minister de beslistermijn voor lopende asielaanvragen verlengd tot ten hoogste 21 maanden. Dit betekent dat eiser na het verstrijken van
21 maanden na de aanvraag, dus na 11 juni 2025, de minister in gebreke kan stellen. Dat is anders wanneer het BVM eerder eindigt dan 11 juni 2025. In dat geval kan eiser de minister na het eindigen van het BVM in gebreke stellen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Besluit van 11 december 2024 tot het instellen van een besluitmoratorium en een vertrekmoratorium voor vreemdelingen afkomstig uit Syrië (