Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
(negenhonderdenzeven euro).
Rechtbank Den Haag
Op 25 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. De zaak betreft de asielaanvraag van verzoeker die door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling is genomen, omdat België verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreesde dat zijn aanvraag niet tijdig zou worden behandeld.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Hij overwoog dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet, omdat een andere lidstaat verantwoordelijk is. De rechtbank heeft besloten de behandeling van het beroep aan te houden, omdat er vragen zijn gesteld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de opvang van niet-kwetsbare alleenstaande mannelijke asielzoekers in België. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vereiste onverwijlde spoed aanwezig was, omdat het beroep hoogstwaarschijnlijk niet binnen de overdrachtstermijn kon worden afgehandeld.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker om de uitspraak op zijn beroep in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de minister om verzoeker over te dragen aan België. Daarom heeft hij het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst totdat op het beroep is beslist. Tevens heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.