Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
2.
CELLTRION HEALTHCARE NETHERLANDS B.V.,
1.NOVARTIS A.G.,
2.
GENENTECH INC.,
mr. Van Wijngaarden voornoemd, mr. C.A. van Staveren, mr. E. Zalewska,
mr. N.M.C. Steurrijs en mr. P.A.M. van Hengel, advocaten te Den Haag.
1.De procedure
- de verbeterde versie van de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, tevens incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid, van 8 april 2023 van Novartis, met producties GP1 t/m GP19,
EP33 t/m EP41,
GP27 t/m GP29,
- de akte van 5 februari 2025 van Celltrion,
NetherlandsBV kan worden gelezen (zie hiervoor op pagina 1).
2.De feiten
Zuid-Koreaans biofarmaceutisch bedrijf dat gespecialiseerd is in onderzoek naar en ontwikkeling van biosimilars van antilichamen en nieuwe biofarmaceutica. Celltrion BV is ook onderdeel van dit concern.
Process for concentration of antibodies and therapeutic products thereof”. EP 248 is verleend op 18 januari 2023 op een aanvrage van
8 september 2005, waarbij een beroep wordt gedaan op prioriteit van US 609092 P van
9 september 2004 (hierna: de prioriteitsdatum ) en van US 220362 van 6 september 2005.
EP 248 is van kracht in onder meer Nederland en verloopt op 8 september 2025.
divisional) van EP 2 292 636 (hierna: EP 636). EP 636 is een afsplitsing van EP 1 786 830 (hierna: EP 830), ingediend als PCT-aanvrage
WO 2006/031560 (hierna: WO 560). Van EP 636 zijn ook afgesplitst de octrooien
EP 4 104 859 en EP 4 108 259.
Kilburn & Strode LLP. In de oppositieprocedure is een mondelinge behandeling gepland van 1 tot en met 3 april 2025. In een bij de oproep voor die mondelinge behandeling gevoegde
preliminary opinionvan 2 september 2024 heeft de oppositiedivisie (OD) van het Europees Octrooibureau (EOB) voorlopig geoordeeld dat de conclusies van EP 248 zoals verleend geldig zijn en de opposities moeten worden afgewezen.
Stable isotonic lyophilized protein formulation”, aangevraagd op 23 juli 1996 en gepubliceerd op 13 februari 1997. WO 801 doet een beroep op prioriteit van US 08/508,014 van 27 juli 1995 en US 08/615,368 van 14 maart 1996. WO 801 is aangevraagd door Genentech Inc.
WO 02/304463 A2 (door partijen aangeduid als Genentech II, hierna: WO 463), voor “
Reduced-viscosity concentrated protein formulations”, aangevraagd op 4 oktober 2001 en gepubliceerd op 18 april 2002. WO 463 doet een beroep op prioriteit van US 60/240,107 van 12 oktober 2000 en US 60/293,834 van 24 mei 2001. WO 463 is aangevraagd door Genentech Inc.
High concentration antibody and protein formulations”, aangevraagd op
24 maart 2004 en gepubliceerd op 28 oktober 2004. WO 658 doet een beroep op prioriteit van US 60/460,659 van 4 april 2003. WO 658 is aangevraagd door Genentech Inc.
Application for provisional measurestegen Celltrion Inc ingediend bij het Unified Patent Court, Local Division Düsseldorf (hierna: UPC). Zij vorderde - kort gezegd - als voorlopige maatregel een verbod om inbreuk te maken op conclusie 1 van EP 248, in het bijzonder in de vorm van Omlyclo, in alle landen aangesloten bij de Agreement on a Unified Patent Court (UPCA), met uitzondering van Nederland en Malta [2] . In een parallelle procedure heeft Novartis vorderingen ingediend tegen diverse Celltrion vennootschappen gevestigd in verschillende Europese landen.
Ordervan 6 september 2024 heeft het UPC de vordering van Novartis afgewezen. Daartoe is - kort gezegd - onder meer geoordeeld dat, hoewel Omlyclo gebruik maakt van de technische leer van EP 248, er onvoldoende bewijs is voor (omstandigheden die wijzen op) een dreigende inbreuk.
3.Het geschil
- primair: het Nederlandse deel van EP 248 te vernietigen,
- subsidiair: voor recht te verklaren dat
- ongeoorloofde toegevoegde materie bevat omdat - kort gezegd - de aanvrage
WO 560 ziet op een werkwijze en geen basis biedt voor een farmaceutische formulering (als zodanig) en de in conclusie 1 geclaimde farmaceutische formulering (als zodanig) en geen basis biedt voor conclusies 2 tot en met 6,
- voor recht te verklaren dat de Omlyclo formulering inbreuk maakt op EP 248,
4.De beoordeling
gold standardgenoemd - zijn in de rechtspraak van de Kamers van Beroep bij het Europees Octrooibureau (EOB) diverse criteria ontwikkeld voor de toetsing van nieuwheid in specifieke situaties [8] , die ook wel in nationale jurisdicties, waaronder Nederland, worden toegepast. Partijen hebben zich op dergelijke criteria beroepen. Hierbij geldt echter dat deze criteria slechts hulpmiddelen zijn en dat uiteindelijk doorslaggevend is of, in de specifieke omstandigheden van het geval, aan de eis van een directe en ondubbelzinnige openbaarmaking (de
gold standard) is voldaan.
p. 67, bovenaan, van WO 658, hieronder (opnieuw) afgebeeld:
Excipients/Ranges”. Novartis betwist dit omdat volgens haar - kort gezegd - nog een keuze moet worden gemaakt voor het type polysorbaat en omdat een bereik (
range) niet alle daartussen gelegen waarden openbaart.
WO 658.
‘Description of the Related Art’, direct na het inleidende ‘
Field of the Invention’en voor het kopje
‘Summary of the Invention’wordt immers uitdrukkelijk
(‘incorporated by reference’)naar deze documenten verwezen:
Polysorbates” (meervoud), waaruit de vakpersoon zou kunnen afleiden dat de openbaarmaking meerdere vormen van polysorbaat omvat. Hier komt bij dat in alle voorbeelden van WO 658 polysorbaat 20 [10] is gebruikt en dat in die voorbeelden dan wel de beschrijving van de bijbehorende figuren, wanneer aanvankelijk “polysorbate 20” wordt genoemd, dit verder in dezelfde alinea ook als “polysorbate” wordt aangeduid [11] . Dat, zoals Novartis heeft aangevoerd, WO 658 op p. 47 (onder “
Lyophilized Formulations”) en p. 51 (“
onder Liquid Formulations”) ook algemene beschrijvingen geeft van geschikte polysorbaten: “
Exemplary surfactants include nonionic surfactants such as polysorbates (e.g. polysorbates 20 or 80)” en “
suitable non-ionic surfactants include polysorbates (20, 40, 60, 65, 80, etc.)”, zal de vakpersoon niet afhouden van deze logische en onmiddellijk uit de context volgende interpretatie van de specifieke openbaarmaking in de tabel bij voorbeeld 2 op p. 67. De rechtbank gaat er voorts vanuit dat de vakpersoon dit bereik van 0.01%-0.1% polysorbaat 20 rechtsonder in de tabel zal lezen als een variatie op de formulering linksonder in de tabel.
Summary of the Invention” op p. 2:
Summary of Liquid Formulations”.
(‘at least’)0.01% polysorbaat essentieel is voor het verminderen van de vorming van deeltjes onder stresscondities. Daarnaast is vermeld dat vergelijkbare resultaten zijn waargenomen voor geconcentreerde E25 formuleringen. De vakpersoon zal deze - algemeen geformuleerde - gevolgtrekkingen breder zien dan alleen betrekking hebbend op de specifiek genoemde E26 formuleringen met succinaat en trehalose of een enkele formulering met E25. Dat leidt hij niet alleen af uit de tekst, maar bijvoorbeeld ook uit de tabel op p. 67 van WO 658, waarin het bereik voor polysorbaat 20 in de verschillende formuleringen hetzelfde is.
critical micelle concentration, CMC) van surfactants. Hij weet daarom dat het toevoegen van een surfactant, zoals polysorbaat 20, boven de CMC alleen nog tot de vorming van micellen leidt en geen aanvullend effect zal hebben. Hij weet met andere woorden dat de werking van een surfactant tegen aggregatie bij een zekere hoeveelheid boven de CMC een plateau zal bereiken. De vakpersoon wist op de prioriteitsdatum dat de CMC van polysorbaat 20 rond de 0.06 mg/ml ligt, hetgeen overeenkomt met 0,006%. Hij zou dan ook verwachten dat vanaf een zekere waarde boven die CMC een plateau zou worden bereikt en dat waarden daarboven even goed zouden werken.
zou doendan wel welke concentratie hij
zou kiezenna kennisneming van WO 658 is evenwel relevant voor de vraag naar inventiviteit van EP 248 en niet voor de vraag naar nieuwheid. Voor die laatste vraag is alleen relevant wat WO 658 aan de vakpersoon
openbaarten dat betreft in dit geval elk van de tien waarden tussen 0.01% en 0.1%, waaronder 0.04%. Bovendien geldt dat de vakpersoon in voorbeeld 2 van WO 801 leest dat de waarde van 0.04% (evenals die van 0.08%) in WO 801 voor verschillende formuleringen met rhuMAb E25 is gebruikt en dat in een specifiek voorbeeld van een voor subcutane toediening geschikt geachte formulering van rhuMAb E25, 0.04% polysorbaat 20 is toegevoegd om aggregatie tegen te gaan. Ook in WO 463 leest de vakpersoon (in voorbeelden 3 en 4) dat concentraties van 0.03% en 0.05% polysorbaat 20 zijn gebruikt in diverse formuleringen met rhuMAb E25. Ook hier geldt dat geen sprake is van een ongeoorloofde combinatie, maar van een vaststelling van de wijze waarop de vakpersoon de specifieke openbaarmaking in de tabel op p. 67 van WO 658 begrijpt.
lumpsumte zijn, met inbegrip van verschotten, nakosten en griffierechten [13] . De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5.De beslissing
mr. dr. ir. C. Schüller en in het openbaar uitgesproken op 26 maart 2025.