ECLI:NL:RBDHA:2025:490
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en afwijzing van voorlopige voorziening
Op 16 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL24.48781 en NL24.48782, waarbij het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd werd beoordeeld. Eiser, van Turkse nationaliteit, had zijn aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie had deze niet in behandeling genomen op basis van de stelling dat Duitsland verantwoordelijk was voor de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat eiser op of omstreeks 9 december 2024 met onbekende bestemming was vertrokken en dat zijn gemachtigde op 30 december 2024 had aangegeven geen contact meer te hebben gehad met eiser. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank deed uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 en artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).