ECLI:NL:RBDHA:2025:4956
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oordeel over ontvankelijkheid van beroep tegen ophouding op grond van de Vreemdelingenwet
Op 3 maart 2025 is eiser, een vreemdeling, opgehouden door de ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen, op basis van artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, hoewel eiser schriftelijk gronden had ingediend. De minister van Asiel en Migratie was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank overweegt dat partijen het erover eens zijn dat het beroep ontvankelijk is, aangezien artikel 93 van de Vw 2000 een zelfstandig beroep tegen de ophouding mogelijk maakt. Eiser betwist echter dat er bewijs is van de strafrechtelijke heenzending en vraagt om feitelijke onderbouwing van het tijdstip waarop hij is heengezonden.
De rechtbank concludeert dat uit het proces-verbaal van ophouding blijkt dat eiser op 3 maart 2025 is overgenomen en opgehouden na een strafrechtelijke heenzending. De rechtbank oordeelt dat het strafrechtelijk traject op dat moment is geëindigd en dat de ophouding rechtmatig was. Het beroep wordt ongegrond verklaard, er is geen recht op schadevergoeding en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Pruijn, griffier, en is openbaar gemaakt op 27 maart 2025.