ECLI:NL:RBDHA:2025:4971
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg op 23 februari 2023 te horen dat haar aanvraag was afgewezen door de Minister van Asiel en Migratie. Hiertegen heeft verzoekster bezwaar aangetekend. Op 19 augustus 2024 heeft de minister het bezwaar afgewezen, wat leidde tot een beroep van verzoekster bij de rechtbank. In het kader van dit beroep heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 13 februari 2025, waarbij verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. J.G. Wiebes, en een tolk, J.M. Boom. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er op 21 maart 2025 al een uitspraak is gedaan in de aanverwante zaak NL24.35952, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Het verzoek om voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.