ECLI:NL:RBDHA:2025:5076
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 19 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot vergoeding van proceskosten door de minister van Asiel en Migratie. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Jansen, had een beroep ingediend omdat de minister niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Op 14 januari 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat verzoekster het griffierecht van € 187,- niet had betaald, ondanks dat zij op 13 januari 2025 een aangetekende brief had ontvangen waarin dit werd verzocht. De rechtbank concludeert dat het niet betalen van het griffierecht een voorwaarde is voor toegang tot de rechter en dat het verzoek om proceskostenvergoeding pas kan worden beoordeeld als aan deze voorwaarde is voldaan. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot vergoeding van proceskosten niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 19 maart 2025, en verzoekster heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht voor deze zaak, gezien de duidelijke ontvankelijkheidskwestie.