ECLI:NL:RBDHA:2025:5083
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D. van Elp, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar door de Minister van Asiel en Migratie. De minister had op 9 april 2024 beslist op de aanvraag van eiseres voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiseres was van mening dat de minister niet tijdig had beslist op haar bezwaar tegen dit besluit, wat aanleiding gaf tot het indienen van beroep.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. Eiseres had verzocht om vrijstelling van griffierecht, wat door de rechtbank werd verleend, omdat zij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldeed. De rechtbank heeft vervolgens de procedure rondom het indienen van beroep tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar uiteengezet, inclusief de vereiste ingebrekestelling.
De rechtbank concludeerde dat de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar was opgeschort, waardoor de beslistermijn eindigde op 10 december 2024. Eiseres had de minister op 2 december 2024 in gebreke gesteld, maar op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken. Hierdoor was het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft het beroep van eiseres dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier, en is op 20 maart 2025 openbaar gemaakt.