Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2025 in de zaak tussen
[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres
de minister van Asiel en Migratie
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
heeft) gedaan;
van het Vb 2000)heeft gehouden;
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 26 maart 2025, wordt het beroep van eiseres tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.M. van der Marel, heeft tegen de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. R.R. de Groot, een beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 25 februari 2025 de zaak behandeld. Eiseres betoogt dat het besluit van de minister in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, omdat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar haar persoonlijke situatie en standaard tekstblokken heeft gebruikt zonder inhoudelijke motivering. Eiseres stelt dat zij illegaal werkzaam was in Nederland, maar dat de minister geen rekening heeft gehouden met haar aanvraag voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) en de schrijnende situatie in de zorgsector. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat er een onttrekkingsrisico bestaat. Eiseres heeft niet betwist dat zij Nederland niet op de juiste wijze is binnengekomen en dat zij zich aan het toezicht heeft onttrokken. De rechtbank concludeert dat de minister in beginsel gehouden was om een inreisverbod op te leggen en dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend.