ECLI:NL:RBDHA:2025:5116
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure inzake asielverzoek
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld dat door verzoeker is ingediend in het kader van zijn bezwaar tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Het besluit, genomen op 5 januari 2024, verklaarde het bezwaar van verzoeker ongegrond. Verzoeker heeft echter geen beroep ingesteld tegen deze beslissing op bezwaar, wat een belangrijke voorwaarde is voor het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.
De voorzieningenrechter legt uit dat een verzoek om een voorlopige voorziening alleen kan worden gedaan als er een bezwaar- of beroepsprocedure aan de gang is. Aangezien verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 21 november 2024, wordt niet voldaan aan het vereiste van formele connexiteit. Dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet ontvankelijk is. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en verklaart het verzoek niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, in aanwezigheid van griffier mr. S. Berendsen, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.