ECLI:NL:RBDHA:2025:5119
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 26 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die bezwaar had gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning door de minister van Asiel en Migratie. De aanvraag was afgewezen op 23 januari 2025, waarbij de minister had bepaald dat de verzoeker Nederland diende te verlaten en terug te keren naar Turkije. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I. Özkara, heeft om een voorlopige voorziening gevraagd, omdat hij spoedeisend belang had bij het verzoek, gezien de dreigende uitzetting.
De voorzieningenrechter heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechter heeft vastgesteld dat de minister zich op 3 maart 2025 niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening, voor zover dit betreft het niet uitzetten van de verzoeker totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat de uitzetting van de verzoeker achterwege blijft totdat op het bezwaar is beslist.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de minister de proceskosten van de verzoeker, ter hoogte van € 907, dient te vergoeden, evenals het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing, conform artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).