ECLI:NL:RBDHA:2025:5128
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.A. Bouter - Rijksen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake toelating tot Nederland na afwijzing verblijfsvergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die in het bezit was van een verblijfsvergunning regulier, had op 25 februari 2025 een aanvraag tot verlenging van deze vergunning ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Hiertegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt en op 11 maart 2025 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend, omdat zij vreesde dat zij bij terugkeer naar Nederland niet zou worden toegelaten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen connexiteit was met de lopende bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet betrekking had op het geschil in de bezwaarschriftprocedure, maar op een feitelijke mededeling van de Koninklijke Marechaussee dat verzoekster bij terugkeer de toegang tot Nederland zou worden ontzegd. Dit viel buiten de reikwijdte van de bezwaar- of beroepsprocedure. De voorzieningenrechter benadrukte dat het treffen van een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er een lopende bezwaarprocedure is tegen hetzelfde besluit. Aangezien dit niet het geval was, werd het verzoek afgewezen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.