ECLI:NL:RBDHA:2025:5144
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Oostenrijk
Op 27 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer NL25.2308. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van de Turkse verzoeker om een voorlopige voorziening afgewezen. De verzoeker had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar de Minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 17 maart 2025, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De minister was vertegenwoordigd door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
In de uitspraak van dezelfde dag, onder zaaknummer NL25.2307, heeft de rechtbank al uitspraak gedaan op het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening daarom afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, in aanwezigheid van mr. H.A. van der Wal, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.