ECLI:NL:RBDHA:2025:5197

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
09/006532-25 en 13/340110-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging door middel van braak met vrijspraak voor inbraak

Op 21 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging en inbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal in vereniging door middel van braak, gepleegd op 5 september 2024 in Hamm, Duitsland. De verdachte en zijn mededaders hebben een grote hoeveelheid elektrisch gereedschap en een kluis met inhoud weggenomen van de Firma Werkzeugfachhandel Sievers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De benadeelde partij, Festool Nederland, werd niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen het ten laste gelegde feit en de vordering. De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verlengd met één jaar, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich samen met anderen had georganiseerd om de inbraak te plegen, wat de ernst van het feit vergrootte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de inbraak, omdat de bewijsvoering onvoldoende was om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/006532-25 en 13/340110-23 (tul)
Datum uitspraak: 21 maart 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 7 maart 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Schiphuis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. I.A.C. van Mulbregt naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 september 2024 te Hamm, althans in Duitsland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (grote) hoeveelheid (elektrisch) gereedschap en/of een kluis met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Firma Werkzeugfachhandel Sievers en/of [naam 1] en/of [naam 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 september 2024, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) een (grote) hoeveelheid (elektrisch) gereedschap en/of een kluis met inhoud, althans een of meer voorwerpen,
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
2
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning, te weten [adres] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), sieraden, een riem, een zonnebril, een bandana, een tas en/of sleutels, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen.
Op 14 augustus 2023 heeft de aangever aangifte gedaan van woninginbraak. Door het opsporingsteam zijn camerabeelden uitgekeken die zijn opgenomen in de portiek en de lift van de flat aan de [straatnaam] te Den Haag (de woning van de aangever). Door drie verbalisanten is de verdachte herkend als een van de mannen die op de camerabeelden te zien is. Verbalisant [verbalisant 1] heeft beschreven dat hij de verdachte ambtshalve herkent aan de stand van zijn ogen, zijn opvallend brede wenkbrauwen, zijn platte neus en opvallend dikke lippen. Verbalisant [verbalisant 2] herkende de verdachte ambtshalve aan zijn ogen, zijn oogopslag en de vorm van zijn gelaat. Verbalisant [verbalisant 3] herkende hem ambtshalve, uit de jeugdcriminaliteit, aan zijn blik en ogen. De verdachte heeft het ten laste gelegde steeds ontkend.
De rechtbank stelt voorop dat behoedzaamheid moet worden betracht bij het toekennen van bewijskracht aan herkenningen wanneer deze de enige bewijsmiddelen zijn die de betrokkenheid van een verdachte bij het ten laste gelegde kunnen aantonen, zoals hier het geval is. De noodzaak van behoedzaamheid geldt te meer als herkenningen plaatsvinden op basis van één en dezelfde foto – een still – waarop de verdachte een bivakmuts draagt die het gezicht voor een groot deel bedekt.
De rechtbank twijfelt er niet aan dat de verbalisanten die zeggen de verdachte op de foto te herkennen hun waarnemingen naar eer en geweten hebben gedaan. Aan de bevindingen van de verbalisanten komt echter onvoldoende overtuigingskracht toe, nu slechts een zeer beperkt deel van het gezicht zichtbaar is op de foto. Met name zijn niet bedekt de ogen, neusbrug en een beperkt deel van de rest van het gelaat. Nu aan de herkenningen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende overtuigingskracht toekomt en in het overige bewijsmateriaal onvoldoende ondersteuning is te vinden voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak, kan niet met een voldoende mate van zekerheid geconcludeerd worden dat het verdachte is die op de foto is te zien. Omdat de betrokkenheid van de verdachte niet buiten redelijke twijfel is, moet hij van feit 2 worden vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024288601, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 657).
1. Een geschrift, te weten een Strafanzeige, gedateerd 5 september 2024 voor zover inhoudende (p. 420-425):
[afbeeldingen verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 7 maart 2025, voor zover inhoudende:
Ik ben op 5 september 2024 betrokken geweest bij het vervoeren van goederen van Arnhem naar Den Haag en bij het bemiddelen voor een opslagplek. Ik wist dat het niet pluis was, want zij hadden mij ook benaderd voor deze inbraak. Ik ben de avond van tevoren met een auto – een Daewoo – naar het benzinestation in Gouda gereden, waar ook het rode busje was. Ik heb de volgende ochtend het rode busje, dat uit Duitsland kwam, bestuurd vanaf Arnhem. De hoofdhuurder van de opslagbox kan mensen toevoegen die een account kunnen aanmaken om toegang te krijgen tot de box. Dit heeft hij gedaan en aangekomen bij de opslagbox had ik dus toegang. Ik heb ingelogd en de spullen uit het busje in de opslagbox gezet. Hier zat ook een kluis bij. Voor dit alles kreeg ik €250,-.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgemaakt op 17 september 2024, voor zover inhoudende (p. 302-353):
In de opslagruimte 0511 werd op donderdag 5 september 2024 een grote hoeveelheid van diefstal afkomstige goederen aangetroffen. Ik bekeek de logboekgegevens van het account van de huurder van de eerdergenoemde opslagruimte. Een huurder kan ook een zogenoemde 'gedeelde gebruiker' aanmaken in deze applicatie, daarmee wordt een ander geautoriseerd voor het openen of vergrendelen van het pand of een van de opslagruimten. Ik zag dat de volgende gedeelde gebruikers zijn aangemaakt:
Op 19 mei 2024:
[verdachte]
Op 2 augustus 2024:
[verdachte]
Op 5 september 2024 om 07.06 uur:
[naam 4]
De inbraak in een winkel in het Duitse Hamm, die de aanleiding was voor dit
onderzoek, vond plaats in de nacht van 4 op 5 september 2024. [naam 4] is de naam van een bekende Amerikaanse MMA-vechter, zodoende is het vermoeden dat de aangemaakte gedeelde gebruiker niet onder zijn echte naam is vastgelegd. Ik zag dat deze gedeelde gebruiker om 07.16 uur opslagruimte 0511 ontgrendelde. Het tijdstip van het openen van opslagruimte 0511 komt overeen met de camerabeelden. Daarop is te zien dat op 5 september 2024 om 07.11 uur de rode Citroen Jumpy voorzien van kenteken [kenteken] het pand binnenrijdt. Vervolgens is te zien dat verdachte [verdachte] goederen uit dit voertuig los
tdie overeenkomen met de goederen die in Duitsland werd weggenomen. De goederen die uit Duitsland werden weggenomen werden later die dag aangetroffen in opslagruimte 0511.
4. Het proces-verbaal van bevindingen , opgemaakt op 20 september 2024, voor zover inhoudende (p. 569-572):
De gestolen goederen werden teruggevonden in garagebox nummer 0511. Er zijn camerabeelden gevorderd.
2024-09-05. Ik zag om 07:11:40 uur dat het rolluik omhoogging en een roodkleurige Citroen, met kenteken [kenteken] , naar binnen reed. Twee mannen liepen vanaf buiten het pand in. Ik herkende deze mannen als [naam 5] en [naam 6] . De bestuurder van het voertuig herkende ik als [verdachte] . Via de geopende zijdeur zag ik [naam 6] en [verdachte] voorwerpen uit de bus halen en op plateauwagen0l neerlegde. Ik zag dat op de plateauwagen meerdere objecten lagen. Ik zag [verdachte] vanaf de achterzijde van het voertuig met de plateauwagen0l in de richting van de locatie van box nummer 0511. Omstreeks 07:25:09 uur zag ik [naam 5] en [verdachte]
meteen grote, vierkante witkleurige kast, bedekt met een verhuiskleed, op de plateauwagen in de richting van garagebox 0511 lopen. Mij is bekend dat dit de kluis betreft die uit de gereedschapswinkel in Duitsland was weggenomen.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgemaakt op 17 september 2024, voor zover inhoudende (p. 281-301):
Ik was belast met het onderzoek naar de GPS-gegevens van het voertuig voorzien van kenteken [kenteken] . Ik zag dat het voertuig op 4 september geparkeerd stond. Ik zag dat het voertuig vervolgens zeventien minuten reed en zich vervolgens tussen 23.02 en 23.16 uur op het terrein van Shell tankstation 'De Andel' in Gouda bevond. Ik zag dat het voertuig tussen 23.16 en 02.05 uur over de A12 naar het Duitse Hamm reed. Ik zag dat het voertuig tussen 02.05 uur geparkeerd stond op de Von-Ketteler-Strasse in Hamm. Deze straat bevindt zich op 400 meter afstand van de winkel Sievers aan Hammer Strasse 44, dit betreft de winkel waaruit in de nacht van 4 op 5 september een grote hoeveel gereedschap werd weggenomen. Ik zag dat het voertuig tussen 03.49 en 04.10 uur opnieuw geparkeerd stond ter hoogte van de winkel Sievers aan de Hammer Strasse. Ik zag dat het voertuig om 04.10 uur weer begon te bewegen en terugreed in de richting van Nederland. Ik zag dat het voertuig tussen 05.45 en 05.47 uur parkeerde achter Shell tankstation 'De Schaars' in Arnhem. Ik zag dat het voertuig vervolgens over de A12 doorreed naar Den Haag en tussen 06.54 en 07.40 uur geparkeerd stond op de Uitenhagestraat in Den Haag. Dit betreft de locatie waar de ingang van lBox Self-Storage zich bevindt, het bedrijf waar de gestolen goederen werden aangetroffen. Deze tijdstippen komen overeen met de beelden van lBox Self-Storage, waarop het voertuig en verdachte [verdachte] werd gezien.
6. Het proces-verbaal van bevindingen​, met bijlagen​​​​​​, opgemaakt op 17 september 2024, voor zover inhoudende (p. 482-496):
Ik was belast met het onderzoek naar camerabeelden, afkomstig van Shell tankstation de Andel, aan de A12 bij Gouda. Naar aanleiding van GPS-gegevens van de huurauto [kenteken] , was gebleken dat het genoemde voertuig in de periode van 4 september 23:05 uur tot 23:16 uur, bij het genoemde tankstation stil stond.
Ik zag op beeld pomp nummer twaalf (12) en dertien (13). Ik zag een roodkleurig en een grijskleurig voertuig staan. Ik zag dat er twee mannen uitstapte
nen dat zij aan de kop van de pomp contact met elkaar zochten. Ik zag dat beide mannen klaar waren met tanken en zag dat zij gezamenlijk richting de shop van Shell liepen. Ik zag dat de man die ik eerder zag weglopen bij het grijskleurig voertuig, door de ingang lopen. Ik herken deze man als [verdachte] . Vanaf minuut 08:39 zag ik dat de tweede man, die ik eerder zag weglopen bij het roodkleurig voertuig, door de ingang lopen. Ik herken deze man als [naam 5] . Het grijskleurige voertuig waarin [verdachte] reed lijkt een Daewoo Kalos. Ik zag in de politiesystemen dat medeverdachte in deze zaak, Melcint [naam 6] , een grijskleurige Daewoo Kalos op
zijnnaam
heeftstaan.
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat met de Citroen Jumpy naar de plaats van het delict in Duitsland is gereden en dat daarmee de gestolen goederen naar Nederland zijn gereden. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte de avond voor de diefstal bij een tankstation in Gouda is geweest. Hij stond te tanken naast een van de personen, [naam 5] , met wie hij samen acht uur later de gestolen goederen weer uitlaadde, terwijl hij reed in de auto van de andere persoon, [naam 6] , die ook de gestolen goederen uitlaadde. [naam 5] reed in Gouda in de Citroen Jumpy.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij na de stop in Gouda is doorgereden naar Arnhem en daar heeft gewacht op het seintje van twee personen die met de Citroen doorreden naar Duitsland, om later weer terug te komen in Nederland. De verdachte heeft naar zijn zeggen in Nederland bij een tankstation in Arnhem op hen gewacht om daar het stuur van de Citroen over te kunnen nemen zodra zij weer in Nederland waren. De rechtbank acht deze door de verdachte genoemde gang van zaken volstrekt onaannemelijk. De verdachte heeft ter terechtzitting eerst verklaard dat hij het stuur moest overnemen, omdat de bestuurders die naar Duitsland waren gereden anders een te lange tijd zouden moeten rijden. Geconfronteerd met de omstandigheid dat ook de auto waarmee de verdachte naar het tankstation in Arnhem zou zijn gereden, terug naar Den Haag zou moeten worden gereden heeft hij verklaard dat hij het stuur over moest nemen om het risico te spreiden. De verdachte heeft de rechtbank niet duidelijk kunnen maken hoe op deze manierrisico kon worden gespreid. Gelet hierop en omdat de verdachte pas op zitting met deze verklaring is gekomen, acht de rechtbank onaannemelijk dat de verdachte in Nederland is achtergebleven en daar heeft gewacht op de terugkomst uit Duitsland van zijn mededader(s).
De rechtbank gaat er op grond van de bewijsmiddelen van uit dat de verdachte mee is gereden naar de plaats van het delict in Duitsland en dat de verdachte en de mededader(s) na de inbraak met de gestolen goederen, die zich in de Citroen Jumpy bevonden, uit Duitsland naar Den Haag zijn gereden. Wat de verdachte in Duitsland feitelijk heeft bijgedragen aan de uitvoering van de diefstal is de rechtbank niet duidelijk geworden. De rechtbank stelt echter vast dat de verdachte wist van de voorgenomen diefstal, betrokken was bij het vooraf organiseren van de opslagplaats om daarin de te stelen goederen te kunnen onderbrengen, dat hij mee is geweest naar de plaats van het delict en vervolgens mee terug is gereden met de buit naar Den Haag en mee heeft geholpen de buit in de opslagbox te stallen. Gelet op deze vaststellingen kan het niet anders dan dat de verdachte en zijn mededader(s) de diefstal gezamenlijk hebben uitgevoerd en dus zo nauw en bewust hebben samengewerkt dat sprake is van het medeplegen van de diefstal. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen kan worden.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 5 september 2024 te Hamm, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een hoeveelheid elektrisch gereedschap en een kluis met inhoud, die aan de Firma Werkzeugfachhandel Sievers toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders (s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de proeftijd te verlengen in de tul-zaak en de verdachte daarnaast af te straffen met een gevangenisstraf. Mocht de vordering tot tenuitvoerlegging wel worden toegewezen, dan verzoekt zij de rechtbank om de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de nog lopende bijzondere voorwaarden, genoemd in het reclasseringsrapport.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft samen met anderen een brutale bedrijfsinbraak gepleegd, net over de grens in Duitsland. Hierbij werden gereedschappen en een kluis met inhoud gestolen, ter waarde van in totaal ongeveer € 50.000,-. De gestolen goederen zijn direct naar Nederland overgebracht en verborgen in een garagebox in Den Haag Dit is een kwalijk feit, dat niet alleen de nodige materiële schade veroorzaakt, maar ook zorgt voor veel frustratie bij de betrokken ondernemer, die aan de afhandeling van dergelijke inbraken vaak veel tijd kwijt is en financiële schade ondervindt die niet beperkt is tot de waarde van de weggenomen goederen. Meer in het algemeen veroorzaken dergelijke misdrijven in de samenleving gevoelens van grote onrust en onveiligheid. De verdachte heeft bij zijn handelen alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin en heeft zich totaal niet bekommerd om de gevolgen voor anderen.
De rechtbank vindt het strafverzwarend dat de verdachte planmatig te werk is gegaan. Hij is immers samen met zijn mededader(s) naar Duitsland gereden om daar in te breken en de buit vervolgens snel over de grens te brengen, waarmee kennelijk beoogd werd de opsporing te bemoeilijken. Ook het feit dat er reeds een opslagplaats geregeld was voor de goederen die een hoge waarde vertegenwoordigen typeert het georganiseerde karakter van deze inbraak.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 februari 2025. Blijkens dit uittreksel is de verdachte sinds 2003 veelvuldig veroordeeld voor soortgelijke feiten. De verdachte liep nota bene op de pleegdatum nog in een proeftijd van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 5 maart 2025, waaruit volgt dat sprake is van problematiek op het gebied van huisvesting, dagbesteding, financiën, gokken, psychosociaal functioneren en van een hoog recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem op te leggen een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig voor het onderhavige delict, omdat er al sprake is van een lopend reclasseringstoezicht. Binnen dit toezicht ziet zij – als de proeftijd met één jaar verlengd wordt – voldoende mogelijkheden om tot gedragsverandering te komen en het risico op recidive te doen verlagen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is bij veelvuldige recidive als uitgangspunt vermeld een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. In dit geval neemt de rechtbank tevens de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden in aanmerking
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden passend en geboden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.

7.De vordering van de benadeelde partij

Festool Nederland heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 6.487,38, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat er geen rechtstreeks verband is tussen het ten laste gelegde en de vordering tot schadevergoeding.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de vordering geen verband houdt met het strafbare feit waarvoor de verdachte zal worden veroordeeld.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 31 januari 2025 gevorderd dat de bij parketnummer 13/340110-23 door de politierechter van de rechtbank Amsterdam op 3 januari 2024 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering tot tenuitvoerlegging in die zin gewijzigd dat dat thans verlenging van de proeftijd wordt gevorderd met één jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij de gewijzigde vordering van de officier van justitie, in het geval de rechtbank tot een veroordeling van de verdachte komt.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank ziet aanleiding om in plaats van de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk strafdeel de proeftijd van de onder parketnummer 13/340110-23 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te verlengen met één jaar. Zoals hiervoor vermeld, adviseert de reclassering in haar rapport van 5 maart 2025 om het reclasseringstoezicht, dat deel uitmaakt van het vonnis van 3 januari 2024, te verlengen voor de duur van één jaar. Dit om gedurende een langere tijd interventies in te kunnen zetten en aldus het recidiverisico te verlagen. De rechtbank neemt dit advies over en zal daarom de proeftijd met één jaar verlengen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals dit ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens gold dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens geldt.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (VIJF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot op heden aan de zijde van de verdachte begroot op nihil;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank te Amsterdam, d.d. 3 januari 2024, gewezen onder parketnummer 13/340110-23, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.M. Meskers, voorzitter,
mr. F. Bouman, rechter,
mr. L.J. van den Herik, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.M. Schuijt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 maart 2025.