ECLI:NL:RBDHA:2025:5259
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging op basis van middelenvereiste en belangenafweging
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiser, een Syrische minderjarige, had een aanvraag ingediend om bij zijn vader in Nederland te verblijven. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen op basis van het niet voldoen aan het middelenvereiste, zoals vastgelegd in de Vreemdelingencirculaire. De rechtbank heeft vastgesteld dat de referent, de vader van eiser, niet voldoet aan de financiële eisen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op deze regels rechtvaardigen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 21 januari 2025, waarbij de gemachtigde van eiser, de referent en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet in aanmerking komt voor een mvv. De belangenafweging op basis van artikel 8 van het EVRM is in dit geval in het nadeel van eiser uitgevallen, omdat de minister heeft kunnen stellen dat het belang van de Nederlandse staat zwaarder weegt dan het belang van eiser om in Nederland gezinsleven uit te oefenen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van intensief gezinsleven en dat de minister de relevante feiten en omstandigheden correct heeft betrokken in zijn afweging.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag door de minister rechtmatig is. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe en is openbaar gemaakt op 3 maart 2025.