In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van de ouders om de ondertoezichtstelling van hun minderjarige kind op te heffen. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. P.F.D.P. de Milliano, hebben verzocht om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing in te trekken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders sinds 10 december 2024 weer voor hun kind zorgen, nadat het kind eerder in een (crisis)pleeggezin en een gezinshuis was geplaatst. De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren gevoerd, waarbij de ouders, hun advocaat, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De kinderrechter heeft de ontwikkeling van het kind en de thuissituatie beoordeeld en geconcludeerd dat de ouders in staat zijn om de zorg voor hun kind op zich te nemen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling opgeheven, omdat de gronden daarvoor niet langer aanwezig zijn. De kinderrechter heeft ook de machtiging tot uithuisplaatsing als vervallen beschouwd, omdat deze niet meer ten uitvoer is gelegd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.