ECLI:NL:RBDHA:2025:5306

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
C/09/680819 / JE RK 25-323
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een kinderbeschermingszaak

Op 13 maart 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor vijf minderjarigen, die onder toezicht zijn gesteld. De gecertificeerde instelling, Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, verzocht om de bestaande regeling te wijzigen, omdat de huidige omgangsregeling van eens per week voor twee uur negatieve effecten op de kinderen had. De ouders, die zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland zijn, voerden verweer tegen dit verzoek en stelden dat de kinderen goed reageerden op de omgang met hen. De kinderrechter oordeelde dat er voldoende zorgen waren over het gedrag van de kinderen na de contactmomenten, waaronder angst en onrust, en dat het noodzakelijk was om de frequentie van de omgang te verlagen naar eens per drie weken voor anderhalf uur. De kinderrechter verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 27 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/680819 / JE RK 25-323
Datum uitspraak: 13 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2019 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2020 in [geboorteplaats 2] (België),
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2021 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 4] 2022 in [geboorteplaats 3] (Ierland),
hierna te noemen: [minderjarige 4] ,
[minderjarige 5], geboren op [geboortedatum 5] 2023 in [geboorteplaats 4] ,
hierna te noemen: [minderjarige 5] ,
hierna ook tezamen te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland, feitelijk verblijvende in België
advocaat: mr. A.T. Bol te Rotterdam,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 25 februari 2025;
  • de door de gecertificeerde instelling ingediende aanvullende stukken, ontvangen op 7 maart 2025;
  • de door de advocaat van de ouders ingediende stukken, ontvangen op 10 maart 2025;
  • de pleitnotitie van de advocaat van de ouders, die ter zitting aan de kinderrechter is overgelegd.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders (via digitale verbinding);
- de advocaat van de ouders;
- [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] .
2.3.
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] verblijven in gezinshuizen.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 oktober 2024 [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] onder toezicht gesteld tot 23 september 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 oktober 2024 een machtiging verleend [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] , [minderjarige 4] en [minderjarige 5] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 23 juni 2025.
2.6.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 6 december 2024 de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld:
De kinderen en de ouders hebben eens in de week voor de duur van twee uur begeleid contact.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de door de kinderrechter op 6 december 2024 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen in die zin dat de kinderen eens per drie weken voor de duur van anderhalf uur begeleide omgang met de ouders hebben, waarbij de gecertificeerde instelling de regie heeft over het contact. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Bij beschikking van 6 december 2024 is vastgesteld dat de kinderen eens in de week voor de duur van twee uur begeleid contact hebben met de ouders. Er wordt gezien dat tijdens de contactmomenten de ouders zich op een laagdrempelige manier positioneren ten aanzien van de kinderen. De ouders volgen de kinderen tijdens het bezoek en dragen zelf geen spel of activiteit aan bij de kinderen. Na het bezoek hebben de kinderen meer bevestiging nodig en zoeken zij de veiligheid van de gezinshuisouder(s) op. Ook reageren de kinderen feller en negatiever op elkaar en laten daarbij terugval zien in hun gedrag. [minderjarige 5] huilt en gilt veel na het bezoek en kan aan haar haren gaan trekken. [minderjarige 3] kan zichzelf pijn gaan doen en hij laat opstandig gedrag zien. [minderjarige 4] valt na het bezoek terug in het spreken van klanken of een enkele keer één woord gespreken. De kinderen slapen slecht en onrustig na de omgangsmomenten. Zij slapen lastiger in, worden ‘s nachts wakker en hebben op die momenten de nabijheid van de gezinshuisouders nodig. De gezinshuisouders geven aan dat het vier tot vijf dagen duurt voordat de kinderen weer rustig zijn en weer ontspannen slapen. De gecertificeerde instelling erkent dat de rapportages van Care4All over het algemeen positief zijn. Echter, laten de kinderen een heftige reactie na de contactmomenten zien die een aantal dagen voortduurt. Dit is bij alle kinderen te zien. Hierdoor kunnen de kinderen de eerste vier dagen na het contactmoment niet tot ontwikkeling komen. Daarnaast hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de jeugdbeschermer en gezinshuisouders zorgelijke uitspraken gedaan over seksueel grensoverschrijdend gedrag van de ouders naar de kinderen toe. Ook hebben [minderjarige 1] , [minderjarige 4] en [minderjarige 3] seksuele gedragingen getoond. De gecertificeerde instelling staat in contact met politie zodat dit nader wordt onderzocht. Naar aanleiding van de beschikking van 6 december 2024 heeft de gecertificeerde instelling de kinderen en de ouders aangemeld voor een NIKA-traject bij iHub. Op 27 januari 2025 ontving de gecertificeerde instelling een afwijzingsbrief voor het NIKA-traject. Volgens iHub is er onvoldoende transparantie en medewerking van de ouders en de bezoekmomenten leveren nu een te grote spanning op bij de kinderen. Het contrast tussen wat de kinderen laten zien voor, tijdens en na de contactmomenten en in de uitspraken die zij op verschillende plekken doen (school, huidige gezinshuis en bij LJ&R) en wat de ouders aangeven over de kinderen is dusdanig groot dat er onvoldoende vertrouwen is in een NIKA-traject.
3.3.
Gelet op het voorgaande verzoekt de gecertificeerde instelling een wijziging van de zorgregeling en vindt zij dat de frequentie verlaagd moet worden naar één keer per drie weken begeleide omgang voor de duur van anderhalf uur. Hierdoor krijgen de kinderen de tijd en ruimte om na het contactmoment zich te herstellen en toe te komen aan hun ontwikkeling. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling om de regie voor het wijzigen van de contactmomenten bij de gecertificeerde instelling te leggen.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de ouders is verweer gevoerd tegen het verzochte. Bij beschikking van 6 december 2024 is besloten dat een betekenisvolle contactregeling in het belang van de kinderen is en dat dit op termijn zou moeten worden uitgebreid. Nu, drie maanden laten, doet de gecertificeerde instelling een nieuw verzoek tot wijziging van de contactregeling op nagenoeg dezelfde gronden. De gecertificeerde instelling beroept zich op een verslag van iHub waaruit zou blijken dat er zorgen zijn over het gedrag en uitlatingen die de kinderen doen. De datum van dit verslag is niet duidelijk en het is ook niet duidelijk of er gebruik is gemaakt van enig meetinstrument of ander onderzoek naar de oorzaak van de gedragingen en uitlatingen van de kinderen. Uit de verslagen van Care4All blijkt dat er warm en liefdevol contact is tussen de ouders en de kinderen. De kinderen reageren enthousiast op de ouders en duidelijk is dat zij rustig worden als de ouders er zijn. Deze verslagen laten een ander beeld zien dan het verslag van iHub en het roept aldus vragen op omtrent de gestelde rebound van de kinderen na de contactmomenten van de ouders. Dit geldt ook ten aanzien van de uitspraken die de kinderen doen, die tot op heden niet zijn onderzocht. De ouders hebben daaraan toegevoegd dat de ouders ook zorgen hebben over het gedrag dat zij hebben laten zien en de uitspraken die zij hebben gedaan. Dit doen de kinderen namelijk niet bij de ouders. De kinderen hebben daarbij aangegeven dat zij dit van de gezinshuisouders moesten zeggen. Daarbij moeten de uitspraken van de kinderen met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, gelet op de leeftijd van de kinderen. Het is wellicht ook een stukje loyaliteit naar de gezinshuisouders toe en daar moet rekening mee worden gehouden. De ouders hebben ter zitting toegelicht dat zij open staan om met de politie in gesprek te gaan en zij achten het nodig dat er onderzoek wordt gedaan naar het gedrag van de kinderen en de uitspraken die [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben gedaan. Daar komt bij dat de vastgestelde contactregeling de ontwikkeling van de kinderen zou belemmeren, terwijl uit de verslagen blijkt dat de kinderen wel degelijk een groei doormaken. Als iets de kinderen zou hebben belemmerd dan zouden dat de overplaatsingen van de kinderen in de afgelopen periode zijn geweest. De kinderen zijn plots weggehaald bij de ouders en hebben een steeds veranderde omgeving ervaren en duidelijk is dat dit veel met een kind doet. De toelichting van Care4All dat de aanwezigheid van teveel volwassenen bij de contactmomenten voor te veel prikkels zorgt voor de kinderen, lijkt in ieder geval een van de oorzaken van de negatieve verslagen van iHub te zijn geweest. De reacties van de kinderen op de ouders tijdens contactmomenten duiden er juist op dat – mede gelet op het doel van terugplaatsing – dat deze omgang in het belang van de kinderen is en er niet moet worden overgegaan tot het terugschroeven daarvan. Het is belangrijk dat de contactmomenten blijven en mogelijk worden uitgebreid en dat er duidelijke vaste momenten worden afgesproken. Het terugschroeven van de contactmomenten is gelet op de recente verslagen, niet in het belang van de kinderen. Het is juist nodig om stappen te zetten zodat er aan een terugplaatsing van de kinderen bij de ouders kan worden gewerkt. De advocaat verzoekt dan ook om het verzoek af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:265g, eerste lid, van het BW kan de kinderrechter op verzoek van de gecertificeerde instelling voor de duur van de ondertoezichtstelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
5.2.
De kinderrechter stelt voorop dat het beperken van contact tussen ouders en kinderen een inbreuk betekent op het recht op eerbieding van het gezinsleven (family life) als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze inbreuk mag niet verder gaan dan in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Hoe ver de beperking kan gaan, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Nadat een kind uit huis is geplaatst, rust er een grote verantwoordelijkheid op een EVRM-verdragsstaat om het bezoekrecht van een ouder met het kind te waarborgen.
5.3.
De rechtbank moet beoordelen of het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de zorgregeling met de ouders wordt gewijzigd. Op grond van hetgeen is aangedragen en ter zitting is toegelicht, is de kinderrechter van oordeel dat die noodzaak aanwezig is. Bij beschikking van 6 december 2024 is door de kinderrechter in deze rechtbank een zorgregeling vastgesteld die inhoudt dat de kinderen eens per week voor de duur van twee uur begeleid contact hebben met de ouders. De kinderrechter had geoordeeld dat het in belang van de kinderen is dat zij betekenisvol contact hebben met de ouders en dat door middel van het NIKA-traject een beter beeld van de opvoedvaardigheden kon worden verkregen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het NIKA-traject geen doorgang kon vinden. De reden hiervoor is dat het contrast tussen wat de kinderen laten zien voor, tijdens en na de bezoeken en de uitspraken die zij op verschillende plekken hebben gedaan en wat de ouders aangegeven over de geschiedenis van de kinderen, dusdanig groot is dat er geen vertrouwen is in het NIKA-traject.
5.4.
De kinderrechter constateert dat er in de afgelopen periode veel is gebeurd en de kinderen veel hebben meegemaakt, waaronder ook verschillende overplaatsingen. Hoewel uit de verslagen van Care4All blijkt dat sindsdien de contactmomenten goed verlopen en de kinderen blij zijn om de ouders te zien, is rondom het contact met de ouders sprake van zorgelijk gedrag bij de kinderen. Vanuit de gecertificeerde instelling, de gezinshuisouders en de betrokken hulpverlening, waaronder een gedragswetenschapper en een orthopedagoog, zijn ernstige zorgen geuit over de uitlatingen die de kinderen hebben gedaan en het gedrag dat zij hebben vertoond na de contactmomenten met de ouders. Zo hebben de kinderen na de contactmomenten meer bevestiging en veiligheid van de gezinshuisouder(s) nodig en laten zij negatief gedrag zien jegens elkaar. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] trekken hun nagels tot korte lengte en bij hen komen veel herinneringen naar boven en zij vertellen daar gedetailleerd over. [minderjarige 5] gilt en huilt veel en kan aan haar haren trekken na het contactmoment. [minderjarige 3] doet zichzelf pijn, vertoont opstandig gedrag, probeert het eten van de andere kinderen af te pakken en zoekt de grenzen van andere kinderen op. [minderjarige 4] valt na het contactmoment terug in het spreken van klanken of enkele keer één woord. Daar komt bij dat de kinderen onrustig en slecht slapen na de contactmomenten, waarbij zij ’s nachts herhaaldelijk wakker worden en nabijheid van de gezinshuisouder(s) nodig hebben. De kinderen hebben vier tot vijf dagen nodig om weer tot zichzelf te komen en stabiliteit te ervaren. Dit heeft tot gevolg dat de kinderen in deze ‘herstelperiode’ niet of nauwelijks toekomen aan hun hun ontwikkeling. Daarnaast vindt de kinderrechter het zeer zorgelijk dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op onder andere 20 januari 2025 bij zowel de jeugdbeschermer als bij de gezinshuisouder(s) uitspraken hebben gedaan over seksueel grensoverschrijdend gedrag. Naar aanleiding van deze uitspraken heeft de gecertificeerde instelling een melding gemaakt bij de politie. Ondanks dat het onderzoek van de politie nog loopt en nog niet duidelijk is wat de uitkomst hiervan is, vindt de kinderrechter het zeer zorgelijk dat de kinderen deze uitspraken doen.
5.5.
De kinderrechter is, gelet op het gegeven dat de kinderen al langere tijd zorgelijk gezag vertonen rondom de omgangsmomenten met de ouders, van oordeel dat het noodzakelijk is dat de frequentie van het contact tussen de ouders en de kinderen wordt beperkt en onder regie van de gecertificeerde instelling kan worden gewijzigd. De kinderrechter is van oordeel dat de gecertificeerde instelling de noodzaak hiertoe voldoende heeft onderbouwd. De kinderen hebben de afgelopen tijd veel meegemaakt en zij hebben het nodige te verwerken en het is dan ook nodig dat de kinderen rust gaan ervaren om daadwerkelijk toe te komen aan hun ontwikkeling. Het is daarbij is noodzakelijk dat onderzocht wordt waar dit gedrag van de kinderen vandaan komt.
5.6.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat de zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 6 december 2024, wordt gewijzigd in die zin dat de kinderen eens in de drie weken voor de duur van anderhalf uur begeleid contact hebben met de ouders. Daarbij heeft de gecertificeerde instelling de mogelijkheid om de contactmomenten te wijzigen, maar uitsluitend indien en voor zover dit in het belang is van de kinderen.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bepaalt – met wijziging in zoverre van de beschikking van 6 december 2024 – dat:
de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt gewijzigd en bepaalt deze als volgt:
de kinderen hebben eens in de drie weken voor de duur van anderhalf uur begeleid contact met de ouders;
bepaalt dat de regie over de zorgregeling bij de gecertificeerde instelling wordt belegd;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2025 door mr. M. de Kleine, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier, en op schrift gesteld op 27 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.