In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 maart 2025 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2008, op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden. De ouders van de minderjarige zijn met elkaar gehuwd en hebben het ouderlijk gezag over haar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de minderjarige, die in de thuissituatie zelfbepalend en externaliserend gedrag vertoont. Dit heeft geleid tot spanningen tussen de minderjarige en haar ouders, die zich overbelast voelen en niet in staat zijn om de situatie te verbeteren. De Raad heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar, wat door de kinderrechter is toegewezen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de ouders en de minderjarige hulp nodig hebben en dat een jeugdbeschermer betrokken moet worden om toezicht te houden op de ontwikkeling en opvoedsituatie van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.