ECLI:NL:RBDHA:2025:5367

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
C/09/681647 / JE RK 25-428
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met zorgen over ontwikkeling en verblijf

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2018. De minderjarige heeft in de afgelopen jaren veelvuldig van woonplek gewisseld, waarbij zij verbleef in hotels en vakantieparken, zowel in Nederland als in het buitenland. Dit heeft geleid tot zorgen over haar cognitieve ontwikkeling en sociaal-emotionele welzijn. De moeder van de minderjarige, die geen vaste woon- en verblijfplaats heeft, vertoont een patroon van het vermijden van contact met instanties, wat het voor hulpverleners moeilijk maakt om ondersteuning te bieden.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige op 13 maart 2025 voorlopig onder toezicht is gesteld en dat het verzoek om een voorlopige voogdijmaatregel is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de zitting op 20 maart 2025 was de moeder afwezig, ondanks dat zij op de hoogte was van de zitting. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad en de gecertificeerde instelling over de ontwikkeling van de minderjarige onderschreven en geconcludeerd dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging is. De kinderrechter heeft daarom besloten om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen tot 13 juni 2025 en haar uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening voor dezelfde periode.

De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft het verzoek om een voorlopige voogdijmaatregel afgewezen, omdat eerst geprobeerd moet worden om contact met de moeder te herstellen voor praktische regelingen. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 27 maart 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/681647 / JE RK 25-428
Datum uitspraak: 20 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij de beschikking van 13 maart 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 13 maart 2025 tot 27 maart 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 13 maart 2025.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] , namens de Raad;
- [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is niet verschenen. De rechtbank stelt vast dat de moeder op de hoogte was van de zitting en dat zij te kennen heeft gegeven niet te willen komen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft in een pleeggezin.

3.Het verzoek

3.1.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek gewijzigd, in die zin dat primair wordt verzocht om een voorlopige voogdij maatregel uit te spreken. Subsidiair verzoekt de Raad [de minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen voor de (resterende) duur van drie maanden en om een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen voor de duur van voorlopige ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad maakt zich ernstig zorgen om de ontwikkeling van [de minderjarige] . [de minderjarige] en de moeder wisselen regelmatig van woonplek, zowel in binnen- als buitenland. [de minderjarige] bevindt zich in een sociaal isolement. Ze heeft enkel contact met de moeder en de oma. [de minderjarige] heeft niet of nauwelijks contact met andere volwassenen of leeftijdsgenoten. [de minderjarige] gaat al lange tijd niet naar school. Daardoor heeft ze een cognitieve achterstand heeft opgelopen. In de periode 9 juli 2024 tot 22 januari 2025 heeft [de minderjarige] onder toezicht gestaan van Jeugdbescherming Overijssel. De ondertoezichtstelling is afgesloten vanwege onuitvoerbaarheid naar aanleiding van de verhuizing van de moeder naar België. De moeder ontwijkt en vermijdt contact met instanties en heeft een patroon waarbij ze steeds op de vlucht slaat (naar het buitenland) voor instanties en hulpverlening. Hierdoor wordt het regelen van praktische zaken om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] weg te nemen onmogelijk. De Raad vindt een voorlopige voogdij maatregel dan wel een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk, vanwege de onveilige situatie waarin [de minderjarige] zich bevindt.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De uithuisplaatsing van [de minderjarige] verliep rustig waarbij de moeder tijdens het afscheidsgesprek aangaf blij te zijn dat er iets zou gaan gebeuren. Diezelfde dag heeft de moeder telefonisch contact gezocht waarbij ze aangaf heel boos te zijn en benoemde dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] gebaseerd was op onjuistheden. De moeder is sindsdien niet meer bereikbaar. De gecertificeerde instelling benoemt dat dit het regelen van praktische zaken, zoals het inschrijven van [de minderjarige] op school, het opstarten van hulpverlening of het maken van medische afspraken, belemmert. [de minderjarige] verblijft inmiddels bij de tante waarbij gezien wordt dat ze in deze korte tijd al een aantal positieve stappen heeft gezet.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting heeft de kinderrechter het ernstige vermoeden dat de ontwikkeling van [de minderjarige] acuut en ernstig wordt bedreigd. Aan de voorwaarden voor een voorlopige ondertoezichtstelling wordt dus voldaan. [1] Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding dat [de minderjarige] uit huis wordt geplaatst. [2]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [de minderjarige] . De afgelopen jaren is [de minderjarige] vaak verhuisd, waarbij ze met de moeder verbleef in hotels en vakantieparken. Daarbij heeft [de minderjarige] de afgelopen jaren nauwelijks onderwijs gevolgd waardoor sprake is van een cognitieve achterstand. Ook bestaan er zorgen over haar sociaal-emotionele ontwikkeling. [de minderjarige] heeft geen contact met leeftijdsgenoten en spreekt alleen met de moeder en de oma. Daarnaast zijn er zorgen gemeld over verwaarlozing en kindermishandeling. Bij de moeder lijkt sprake te zijn van een patroon waarbij ze contact met instanties vermijdt en alsmaar op de vlucht lijkt te zijn. Het is voor de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] noodzakelijk dat dit patroon wordt doorbroken. Gelet op de onveilige situatie waarin [de minderjarige] zich bevindt, de afwijzende houding van de moeder tegenover (hulpverlenende) instanties en het vluchtgedrag van de moeder vindt de kinderrechter een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing (voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk. De kinderrechter stelt [de minderjarige] voorlopig onder toezicht tot 13 juni 2025 en machtigt de gecertificeerde instelling om [de minderjarige] uit huis te plaatsen tot 13 juni 2025.
5.3.
Ter zitting is door de Raad verzocht om een voorlopige voogdij maatregel uit te spreken. De kinderrechter ziet daar op dit moment nog geen aanleiding. Voorlopige voogdij is een zeer verstrekkende maatregel. Het is belangrijk dat eerst gepoogd wordt om nogmaals in contact te komen met de moeder om praktische zaken voor [de minderjarige] te regelen.Dit betekent dat het verzoek wordt afgewezen.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing om de machtiging tot uithuisplaatsing af te geven uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [de minderjarige] voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Overijssel met ingang van 27 maart 2025 tot 13 juni 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 27 maart 2025 tot 13 juni 2025;
6.3.
verklaart de beslissing onder 6.1. en 6.2. uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2025 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 27 maart 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 en 1:257 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW).