Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de zorgregeling en het gezag over een minderjarig kind, geboren in 2018. De moeder had verzocht om wijziging van de omgangsregeling die was vastgesteld in een eerdere beschikking van 16 juli 2020. De vader verzocht om gezamenlijk gezag over het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen, wat noodzakelijk is voor gezamenlijk gezag. De communicatie tussen de ouders is ernstig verstoord, wat de rechtbank heeft doen besluiten het verzoek van de vader af te wijzen. De rechtbank heeft de ouders doorverwezen naar ouderschapsbemiddeling om de communicatie te verbeteren.
De rechtbank heeft ook de voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind voorlopig bij de vader zal verblijven, met een regeling voor het halen en brengen. De ouders hebben op de zitting een voorlopige omgangsregeling overeengekomen, die in het belang van het kind is. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders zich inspannen voor de ouderschapsbemiddeling en dat de omgangsregeling wordt nageleefd. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. C. Witteman, bijgestaan door griffier mr. P.M.A. van Oosten.