ECLI:NL:RBDHA:2025:5398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
C/09/675769 / FA RK 24-8230
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gezamenlijk gezag en vaststelling zorgregeling na wijziging omstandigheden

Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de zorgregeling en het gezag over een minderjarig kind, geboren in 2018. De moeder had verzocht om wijziging van de omgangsregeling die was vastgesteld in een eerdere beschikking van 16 juli 2020. De vader verzocht om gezamenlijk gezag over het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen, wat noodzakelijk is voor gezamenlijk gezag. De communicatie tussen de ouders is ernstig verstoord, wat de rechtbank heeft doen besluiten het verzoek van de vader af te wijzen. De rechtbank heeft de ouders doorverwezen naar ouderschapsbemiddeling om de communicatie te verbeteren.

De rechtbank heeft ook de voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij het kind voorlopig bij de vader zal verblijven, met een regeling voor het halen en brengen. De ouders hebben op de zitting een voorlopige omgangsregeling overeengekomen, die in het belang van het kind is. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders zich inspannen voor de ouderschapsbemiddeling en dat de omgangsregeling wordt nageleefd. De proceskosten zijn gecompenseerd, en de rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. C. Witteman, bijgestaan door griffier mr. P.M.A. van Oosten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummers: FA RK 24-8230 (bodemzaak) en FA RK 24-8232 (223 Rv)
Zaaknummers: C/09/675769 (bodemzaak) en C/09/675771 (223 Rv)
Datum beschikking: 7 februari 2025
Gezag, omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv

Beschikking op het op 11 november 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. D.Z. Peters in Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.D. Balesar in Heerhugowaard, gemeente Dijk en Waard.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 13 december 2024, met bijlage, namens de moeder;
  • het verweerschrift, met zelfstandige verzoeken, namens de vader;
  • het verweer op de zelfstandige verzoeken, namens de moeder.
Op 10 januari 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

  • De moeder en de vader hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
  • [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] .
  • De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] belast.
  • Bij beschikking van 16 juli 2020 van deze rechtbank– voor zover hier van belang –:
  • is aan de vader vervangende toestemming verleend – voor zover partijen er niet in slagen de erkenning samen te regelen – tot erkenning van [de minderjarige] ;
  • is bepaald dat [de minderjarige] bij de vader zal zijn het eerste, derde en vierde weekend van elke maand, van vrijdag 18.00 uur tot zondag 16.00 uur, waarbij de vader [de minderjarige] ophaalt en terugbrengt bij de moeder (met uitzondering van het vierde weekend, dan zal de moeder [de minderjarige] op zondag bij de vader ophalen);
  • zijn partijen doorverwezen naar de voor hen bekende mediator om te trachten hun geschil ten aanzien van de kinderalimentatie – en de verdere invulling van hun ouderschap – door middel van mediation tot een oplossing te brengen.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt wijziging van de beschikking van 16 juli 2020, in die zin dat zij nu verzoekt, zowel in de bodemprocedure als bij wijze van voorlopige voorziening, de huidige omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] op te schorten en een begeleide omgangsregeling vast te stellen via een professionele instelling gedurende vier uur per twee weken, althans een frequentie en duur die de rechtbank passend en juist acht, althans (subsidiair) de omgangsregeling te wijzigen in die zin dat de vader [de minderjarige] haalt en brengt, dan wel een zodanige beslissing te nemen omtrent de omgangsregeling die de rechtbank passend en juist acht, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de vader zelfstandig:
  • partijen te belasten met het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] ;
  • te bepalen dat [de minderjarige] om de week een weekend bij de vader zal verblijven, van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] op vrijdag naar de vader brengt en de vader [de minderjarige] op zondag naar de moeder terugbrengt;
  • dan wel te beslissen zoals de rechtbank in goede justitie juist acht,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
Op grond van het eerste lid van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Nu de rechtbank in de bodemprocedure een beslissing neemt over hetzelfde onderwerp dat in de voorlopige voorzieningenprocedure voorligt, zal de rechtbank het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen bij gebrek aan belang.
Gezag
De rechtbank zal het verzoek van de vader om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten afwijzen om de volgende redenen. Hoewel uitgangspunt van de wetgever is dat gezamenlijk gezag in het belang van een kind is, is voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag nodig dat de ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren en dat zij samen beslissingen kunnen nemen. Daartoe zijn de ouders op dit moment niet in staat. Gebleken is dat er tussen de ouders sprake is van ernstig verstoorde communicatie, onder andere doordat zij elkaar over en weer veel verwijten maken. Daarbij komt dat de vader op de zitting heeft aangegeven geen informatie met de moeder te delen, waaronder het feit dat hij in juli 2024 is verhuisd van [plaats 1] naar [plaats 2] . Hoewel de rechtbank de ouders hierna zal doorverwijzen naar een traject ouderschapsbemiddeling, verwacht de rechtbank niet dat er op korte termijn verbetering zal komen in de huidige situatie. Wanneer de verstandhouding en communicatie tussen de ouders is verbeterd, kan de vader indien hij dat wenst opnieuw een verzoek voor gezamenlijk gezag indienen.
Omgangsregeling
Ontvankelijkheid
De rechtbank is gebleken dat na de vaststelling van een omgangsregeling bij beschikking van 16 juli 2020 de omstandigheden zijn gewijzigd, alleen al omdat [de minderjarige] toen twee jaar was en nu zeven jaar is, hetgeen rechtvaardigt dat wordt gekeken of de toen vastgestelde zorgregeling nog steeds in het belang van [de minderjarige] is.
Inhoudelijke beoordeling
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. De vader heeft [de minderjarige] sinds 21 september 2024 niet meer fysiek gezien. Hij heeft haar wel op twee momenten, met Kerst en nieuwjaar, via videobellen gesproken. Iedere ouder beschuldigt de andere ouder ervan de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling niet goed na te komen.
Op de zitting zijn de ouders een voorlopige omgangsregeling overeengekomen. De rechtbank zal deze regeling in het belang van [de minderjarige] als voorlopige regeling vastleggen. De ouders zijn het niet eens geworden over de definitieve omgangsregeling, per wanneer die ingaat en wie daarbij haalt en brengt. De rechtbank zal vaststellen dat twee maanden na de start van de voorlopige regeling, de regeling zoals de vader heeft verzocht als definitieve regeling ingaat. Daarbij zal de rechtbank vaststellen dat de omgang op de woensdagen, zoals in de voorlopige omgangsregeling is overeengekomen, in de definitieve regeling zal doorlopen. De rechtbank is van oordeel dat er op basis van de stukken en dat wat op de zitting is besproken onvoldoende aanleiding is om een begeleide omgangsregeling vast te stellen, zoals de moeder verzoekt. De moeder heeft zich niet inhoudelijk verweerd tegen het verzoek van de vader en de rechtbank acht deze tweewekelijkse weekendregeling en daarbij om de week omgang op de woensdag in het belang van [de minderjarige] .
Met betrekking tot het halen en brengen overweegt de rechtbank als volgt. Ten aanzien van de weekendregeling zal de rechtbank vaststellen dat de moeder [de minderjarige] op vrijdag naar de vader brengt en dat de vader haar op zondag terugbrengt. Aangezien de vader inmiddels dichter bij de moeder woont en de moeder op de zitting heeft aangegeven dat er daardoor waarschijnlijk financiële ruimte is om meer bij te dragen aan het halen en brengen, acht de rechtbank het redelijk dat de ouders hier een gelijkwaardig aandeel in hebben. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat de moeder op vrijdag [de minderjarige] naar het huis van de vader in Den Haag brengt. Van de moeder kan niet worden verwacht dat zij [de minderjarige] steeds naar een andere plek moet brengen. Dat betekent dat in het geval de vader op vrijdag om 18:00 uur ergens anders dan thuis is, hij zelf [de minderjarige] bij de moeder zal moeten halen. Met betrekking tot de woensdagen zal de rechtbank vaststellen dat de vader het halen en brengen voor zijn rekening neemt.
Gelet op de hierboven weergegeven ernstig verstoorde communicatie tussen de ouders en het gegeven dat zij beiden de eerder vastgestelde omgangsregeling niet altijd hebben nageleefd, is op de zitting met de ouders gesproken over deelname aan het traject ouderschapsbemiddeling.
Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling / parallel (solo) ouderschap. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per email verzonden naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal deze beschikking per post zenden aan Kenniscentrum Kind en Scheiding.
Omdat de rechtbank een eindbeschikking zal wijzen, zal de rechtbank niet de zogenoemde ‘lus’ naar de Raad opnemen indien het traject niet heeft geleid tot een positief resultaat. Dat neemt niet weg dat de rechtbank ervan uitgaat dat de ouders zich in het belang van [de minderjarige] tot het uiterste zullen inspannen voor het ouderschapsbemiddelingstraject.
De rechtbank wijst beide ouders verder op het belang van het naleven van de omgangsregeling met de bijbehorende tijden. Het is belangrijk, met name voor [de minderjarige] , dat zij niet zelf van de tijden afwijken, behalve wanneer dit in overleg met de hulpverlening is.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van 16 juli 2020 van deze rechtbank – :
*
stelt vast dat de minderjarige:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] ;
voorlopigbij de vader zal zijn:
  • met ingang van 18 januari 2025: om de week op zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur;
  • met ingang van 22 januari 2025: om de week op woensdag uit school tot 17.30 uur, in de weken dat er school is,
waarbij geldt dat de vader [de minderjarige] haalt en brengt;
*
stelt vast dat [de minderjarige] bij de vader zal zijn, met ingang van 22 maart 2025:
  • om de week een weekend van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de moeder [de minderjarige] op vrijdag naar het huis van de vader brengt als de vader thuis is, en de vader [de minderjarige] bij de moeder zal ophalen als hij niet thuis is, en de vader [de minderjarige] op zondag naar de moeder terugbrengt;
  • om de week op woensdag uit school tot 17.30 uur, in de weken dat er school is, waarbij de vader [de minderjarige] vaan school haalt en bij de moeder brengt;
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[de moeder] , (de moeder)
wonende op de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats 1] ,
en
[de vader] , (de vader)
wonende op de [adres 2] , [postcode 2] in [woonplaats 2] ;
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar: Kenniscentrum Kind en Scheiding, Albertus de Oudelaan 1, 2273 CW Voorburg;
*
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 7 februari 2025.