In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind. De moeder heeft het ouderlijk gezag over het kind, dat geboren is in 2018, en de vader heeft het kind erkend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om met de moeder te communiceren en samen beslissingen te nemen, wat noodzakelijk is voor gezamenlijk gezag. De rechtbank heeft het verzoek van de vader afgewezen, omdat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. De rechtbank heeft de moeder aangespoord om open te staan voor hulpverlening om de communicatie te verbeteren.
Daarnaast heeft de rechtbank een omgangsregeling vastgesteld. De vader zal wekelijks op woensdag de minderjarige uit school ophalen en terugbrengen. Zodra de vader een eigen woning heeft, zal de omgangsregeling worden uitgebreid naar om de week een weekend bij de vader. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld, waarbij de vader vanaf 28 februari 2024 € 207,- per maand zal betalen, en zodra hij een eigen woning heeft, € 156,- per maand. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.