Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verklaring van overlijden van een persoon die sinds 1974 vermist is. Het verzoekschrift, ingediend op 21 oktober 2024 door de verzoeker, die wordt bijgestaan door advocaat mr. G.P. Raats, betreft de vermissing van de [de vermiste], die op 11 augustus 1974 om 05.30 uur Nederlandse tijd op de Caraïbische zee zou zijn overleden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een instemmingsverklaring van de zus van de vermiste, die in Portugal woont, en een schriftelijke conclusie van de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vermiste, die als matroos op een Nederlands schip voer, vermoedelijk overboord is geslagen tijdens hevige weersomstandigheden en sindsdien niet meer is aangetroffen. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het overlijden van de vermiste als zeker kan worden beschouwd, gezien de lange periode van meer dan vijftig jaar waarin hij niet is gezien en de omstandigheden van zijn vermissing. De rechtbank heeft op basis van artikel 1:426, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het verzoek gegrond is en heeft de verklaring van overlijden toegewezen. De beschikking is uitgesproken op de openbare zitting van 11 maart 2025.