ECLI:NL:RBDHA:2025:5409

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
C/09/675052 / FA RK 24-7836
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van overlijden na vermissing van schip op de Caraïbische zee in 1974

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verklaring van overlijden van een persoon die sinds 1974 vermist is. Het verzoekschrift, ingediend op 21 oktober 2024 door de verzoeker, die wordt bijgestaan door advocaat mr. G.P. Raats, betreft de vermissing van de [de vermiste], die op 11 augustus 1974 om 05.30 uur Nederlandse tijd op de Caraïbische zee zou zijn overleden. De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een instemmingsverklaring van de zus van de vermiste, die in Portugal woont, en een schriftelijke conclusie van de officier van justitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vermiste, die als matroos op een Nederlands schip voer, vermoedelijk overboord is geslagen tijdens hevige weersomstandigheden en sindsdien niet meer is aangetroffen. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het overlijden van de vermiste als zeker kan worden beschouwd, gezien de lange periode van meer dan vijftig jaar waarin hij niet is gezien en de omstandigheden van zijn vermissing. De rechtbank heeft op basis van artikel 1:426, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek geoordeeld dat het verzoek gegrond is en heeft de verklaring van overlijden toegewezen. De beschikking is uitgesproken op de openbare zitting van 11 maart 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-7836
Zaaknummer: C/09/675052
Datum beschikking: 11 maart 2025

Verklaring van overlijden

Beschikking op het op 21 oktober 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker] ,

verzoeker,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. G.P. Raats in Utrecht,
betreffende de vermissing van:

[de vermiste] ,

de vermiste.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de zus] ,

de zus,
wonende in Portugal.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief van 10 december 2024 namens verzoeker, met de instemmingsverklaring van de zus;
  • de schriftelijke conclusie van de officier van justitie van 30 december 2024.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank zal verklaren dat:
[de vermiste], geboren op [geboortedatum] 1949 in [geboorteplaats] , Kaapverdië,
op 11 augustus 1974 om 05.30 uur Nederlandse tijd op de Caraïbische zee is overleden.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De rechtbank is op grond van artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegd van de voorliggende verzoeken kennis te nemen en past bij gebrek aan nadere conflictregels het Nederlandse recht toe.
Inhoudelijke beoordeling
Volgens artikel 1:426, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan, indien het lichaam van een vermist persoon niet is kunnen worden teruggevonden doch, alle omstandigheden in aanmerking genomen, zijn overlijden als zeker kan worden beschouwd, de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie of van iedere belanghebbende verklaren dat die persoon is overleden, indien:
de vermissing heeft plaatsgevonden in Nederland;
de vermissing heeft plaatsgevonden tijdens een reis met een in Nederland thuisbehorend schip of luchtvaartuig;
de vermiste Nederlander was;
e vermiste zijn woon- of verblijfplaats had in Nederland.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek – kort gezegd – het volgende ten grondslag gelegd. De vermiste was werkzaam als matroos op internationale zeeroutes op vrachtschepen. Hij voer als laatste op het schip ‘ [naam schip] ’, dat onder de Nederlandse vlag voer van Baltimore, de Verenigde Staten, naar Cristóbal, Colón, Panama. Verzoeker neemt aan dat de vermiste tijdens deze zeeroute overboord is geslagen van het campagnedek, vanwege de hevige weersomstandigheden in de nacht van 10 op 11 augustus 1974 op de territoriale wateren van Panama. Vermiste is niet meer aangetroffen op het schip en verondersteld wordt dat de vermiste het op open water met de gestelde weersomstandigheden niet heeft kunnen overleven. Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft verzoeker een “Note of protest” overgelegd, welke op 14 augustus 1974 is afgegeven door de consul van het Koninkrijk der Nederlanden in Colón, Panama. In dit document wordt door de kapitein van het schip ‘ [naam schip] ’ verslag gedaan van de vermissing en de gedane zoekpogingen. De zus van de vermiste, het enige gezinslid dat naast verzoeker nog in leven is, heeft een instemmingsverklaring ondertekend.
De officier van justitie is van mening dat het overlijden van de vermiste als zeker kan worden beschouwd. De vermiste is al meer dan vijftig jaar vermist. Sinds augustus 1974 is hij niet meer gezien en zijn lichaam is nooit aangetroffen. Daarnaast is er een verklaring van de kapitein van het schip ‘ [naam schip] ’ over het moment waarop de vermiste vermist is geraakt, de nadien ondernomen zoekacties en het feit dat de overlevingskansen van de vermiste op nihil werden ingeschat. Het Openbaar Ministerie acht het gelet op deze feiten en omstandigheden zeer onwaarschijnlijk dat de vermist nog in leven is. Het Openbaar Ministerie concludeert daarom tot toewijzing van het verzoek.
Gelet op het vorenstaande, kan – alle omstandigheden in aanmerking genomen – vastgesteld worden dat het overlijden van de vermiste [de vermiste] voornoemd, op de wijze zoals weergegeven in het verzoekschrift als zeker kan worden beschouwd.
Het verzoek is gegrond op artikel 1:426, eerste lid onder B BW en kan worden toegewezen zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart dat op 11 augustus 1974 omstreeks 05.30 uur Nederlandse tijd op de Caraïbische zee is overleden:

[de vermiste] ,

geboren op [geboortedatum] 1949 in [geboorteplaats] , Kaapverdië.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, rechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 11 maart 2025.