ECLI:NL:RBDHA:2025:5427

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
C/09/669390 / JE RK 24-1290 en C/09/678742 / JE RK 25-87
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen na overlijden van de moeder

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, na het overlijden van hun moeder op 30 december 2024. De rechtbank heeft de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd tot 23 juni 2025, waarbij de situatie van de kinderen nauwlettend in de gaten gehouden zal worden. De vader van de kinderen, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft aangegeven dat de kinderen weer bij hem wonen en dat hij blij is met hun terugkeer. De gecertificeerde instelling heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van de oudste minderjarige, [de minderjarige 1], te verlengen voor de duur van een jaar, maar de rechtbank heeft besloten deze machtiging voor een kortere termijn van drie maanden toe te wijzen, om de situatie te monitoren. De bijzondere curator, mr. I.J. Pieters, is opnieuw benoemd om de belangen van de kinderen te behartigen, vooral in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verdere beslissingen nodig zijn met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van de andere twee minderjarigen, aangezien het verzoek daartoe is ingetrokken. De rechtbank benadrukt het belang van ondersteuning voor de vader en de kinderen in deze emotioneel zware periode, en heeft de gecertificeerde instelling en de bijzondere curator opgedragen om regelmatig verslag uit te brengen over de voortgang.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummers: C/09/669390 / JE RK 24-1290 en C/09/678742 / JE RK 25-87
Datum uitspraak: 11 maart 2025
Beschikking van de meervoudige kamer
I. Verlenging ondertoezichtstelling
II. Machtiging tot uithuisplaatsing ( [de minderjarige 1] )
III. Benoeming bijzondere curator
IV. Niets meer te beslissen ten aanzien van de verlenging machtiging tot uithuisplaatsing ( [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] )
in de zaken van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
-
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
-
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] ,
-
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 3] ,
hierna tezamen ook te noemen: de kinderen.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. Looman te Wassenaar.
mr. I.J. Pieters,
hierna te noemen: de bijzondere curator.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 20 augustus 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank mr. I.J. Pieters benoemd tot bijzondere curator over de kinderen en is de zaak (
C/09/669390 / JE RK 24-1290), in afwachting van het verslag van de bijzondere curator, pro forma aangehouden tot 23 maart 2025.
1.2.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 20 augustus 2024;
  • het verzoekschrift tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing met bijlagen (
  • het verslag met bevindingen van de bijzondere curator van 28 februari 2025;
  • de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 5 maart 2025.
1.3.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de bijzondere curator.
1.4.
De rechtbank heeft [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. De kinderrechter, mr. S.J. Huizenga, heeft voorafgaand aan de zitting een gesprek gevoerd met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank – met goedkeuring – samengevat wat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder van de kinderen, [de moeder] , is op 30 december 2024 overleden.
2.2.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.3.
De kinderen wonen bij de vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 maart 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] verlengd tot 23 maart 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 14 november 2024 een machtiging verleend om [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg tot 23 maart 2025.

3.Het verzoek en de gronden

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder ( [de minderjarige 1] ) respectievelijk een voorziening voor pleegzorg ( [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] ) te verlengen voor de duur van een jaar. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Uit de schriftelijke update van 5 maart 2025 blijkt dat de gecertificeerde instelling het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] niet langer handhaaft, omdat zij inmiddels weer bij de vader wonen.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Er is al lange tijd sprake van onrust en onduidelijkheid in het leven van de kinderen. Ook de afgelopen periode is onrustig verlopen. [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] zouden na het overlijden van de moeder bij de familie van moederszijde in [plaats 1] blijven wonen. Dit is echter niet haalbaar gebleken. Voor [de minderjarige 1] was al eerder duidelijk dat dit geen optie zou zijn. Alle drie de kinderen verblijven op dit moment bij de vader. De gecertificeerde instelling meent dat de kinderen daar op dit moment veilig zijn. Het lukt de vader om voldoende sensitief te reageren en aan te sluiten bij wat de kinderen nodig hebben. De vader heeft hard gewerkt om alle praktische zaken te regelen en de woning opnieuw in te richten zodat er plek is voor de kinderen. De gecertificeerde instelling ziet ook dat er veel op de vader afkomt, waaronder de afwikkeling van de nalatenschap. Daarbij maken de spanningen tussen de vader en de familie moederszijde het er niet makkelijker op. Het recente overlijden van de moeder en de veranderingen die er zijn geweest, zijn ingrijpend voor de kinderen. Daarbij komt dat er de nodige zorgen waren over het contact tussen de vader en [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
Een verlenging van de ondertoezichtstelling is nodig om zicht te houden op de ontwikkeling van de kinderen en om de vader te ondersteunen waar nodig. Daarbij zal aandacht blijven voor de rouwverwerking van de kinderen op het moment dat ze daaraan toe zijn. De gecertificeerde instelling vindt het niet passend om de hulpverlening nu al over te dragen naar het vrijwillig kader omdat er veel is gebeurd en de positieve ontwikkeling pas recent is ingezet. Voor [de minderjarige 1] is het van belang dat de plek bij [instelling] in [plaats 2] nog beschikbaar blijft. Het gaat nu goed tussen de vader en [de minderjarige 1] , maar er zijn in het verleden heftige escalaties tussen hen geweest. De gecertificeerde instelling hoopt dat het goed blijft gaan, maar vindt het wel belangrijk dat er een plek is waar [de minderjarige 1] naartoe kan als het niet goed gaat. Daarvoor is een machtiging uithuisplaatsing nodig. [instelling] heeft aangegeven de plek voorlopig vast te kunnen houden voor [de minderjarige 1] . Hij moet wel gemotiveerd zijn om daar meer te verblijven. [instelling] heeft aangegeven hier vóór 1 mei 2025 meer duidelijkheid over te willen hebben, anders zullen zij de plek vergeven aan een andere jongere. Gelet daarop kan de gecertificeerde instelling zich voorstellen dat de machtiging uithuisplaatsing voor kortere termijn wordt toegewezen dan verzocht, waarbij de gecertificeerde instelling wel verzoekt om aanhouding van het verzoek voor het overige.

4.De standpunten van de belanghebbenden

4.1.
Door en namens de vader is geen verweer gevoerd tegen het verzoek. De vader heeft naar voren gebracht dat hij blij is dat alle drie de kinderen weer thuis zijn. De kinderen doen het heel goed en de vader is dan ook erg trots op hen. Er komt veel op de vader af, bijvoorbeeld de afwikkeling van de nalatenschap. De vader vindt het belangrijk dat er rust komt voor het gezin. Mocht de ondersteuning vanuit de gecertificeerde instelling nog nodig worden geacht, dan zal de vader daaraan meewerken. Voor wat betreft de plek voor [de minderjarige 1] bij [instelling] vindt de vader het fijn als die plek voorlopig voor hem beschikbaar blijft. Het is aan [de minderjarige 1] om te bepalen of hij die mogelijkheid wil gebruiken of niet.
4.2.
De bijzondere curator heeft naar voren gebracht dat er de afgelopen periode ontzettend veel is gebeurd. Er waren zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige 1] , de agressieve confrontaties tussen de vader en [de minderjarige 1] , de afwijzing van [de minderjarige 2] in het contact met de vader, en [de minderjarige 3] die er tussenin zat. Uiteindelijk is gebleken dat het overlijden van de moeder tot gevolg heeft gehad dat het contact tussen de kinderen en de vader zich heeft ontwikkeld. Voor de kinderen is hun vertrouwde omgeving en de beschikbaarheid van hun enige ouder belangrijk in hun rouwproces. Inmiddels wonen alle kinderen weer thuis bij de vader. Voor [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] lijkt het perspectief daar ook te liggen. Het verzoek tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing is voor hen dan ook ingetrokken. Voor [de minderjarige 1] is het perspectief nog niet helemaal duidelijk. Zijn perspectief lijkt ook op te schuiven richting de vader. Er is echter ook een plek voor hem beschikbaar bij [instelling] . Het is de vraag hoe de relatie tussen de vader en [de minderjarige 1] zich gaat ontwikkelen als de vader zijn gezag meer moet uitoefenen. De bijzondere curator kan zich voorstellen dat de machtiging uithuisplaatsing voor [de minderjarige 1] in eerste instantie voor een korte periode van drie maanden wordt verleend, zodat er zicht gehouden wordt op de situatie. Verder is de bijzondere curator van mening dat passende begeleiding en ondersteuning op dit moment nog wel geboden is voor het gezin. De vader en de kinderen hebben de afgelopen periode enorme stappen gezet, maar het is wel belangrijk dat er zicht blijft op het gezin om te kijken of het goed blijft gaan. Daarnaast komt er veel op de vader af en hij zou dan ook nog de nodige ondersteuning kunnen gebruiken, bijvoorbeeld ondersteuning vanuit de nalatenschapsdesk. De bijzondere curator is in ieder geval bereid om de kinderen te ondersteunen en begeleiden ten aanzien van hun deel van de nalatenschap. De bijzondere curator heeft daarbij begrepen dat de honden van het gezin op dit moment nog bij de familie van de moeder in [plaats 1] zijn, wat voor veel verdriet zorgt bij de kinderen. De bijzondere curator kan hier mogelijk nog een rol in spelen.

5.De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] voor de duur van drie maanden. [1]
5.2.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Er zijn nog steeds ernstige zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] . Het afgelopen jaar kenmerkte zich door onrust, chaos en instabiliteit. De moeder is kort geleden, op [datum] 2024, overleden. De maanden die daar aan voorafgingen zijn emotioneel zwaar voor hen geweest en na haar overlijden krijgen de kinderen te maken met een groot verdriet, dat ieder van hen op een eigen manier zal ervaren. De periode kort na het overlijden is voor de kinderen heel onrustig verlopen. [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] moesten halsoverkop weg bij de familie van de moeder in [plaats 1] en zijn uiteindelijk teruggekeerd bij de vader. Ook [de minderjarige 1] verblijft inmiddels weer bij de vader. Uit alle berichten blijkt dat in de relatie van de vader met de kinderen, in het bijzonder met [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] , grote veranderingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank vindt dit een mooie ontwikkeling en hoopt dat dit voor alle drie de kinderen een bestendige situatie is. De rechtbank kan er echter niet omheen dat het in het verleden tot heftige escalaties is gekomen tussen de vader en [de minderjarige 1] en dat ook het contact tussen de vader en [de minderjarige 2] moeizaam verliep. Het lijkt erop dat het overlijden van de moeder de vader en de kinderen weer dichter bij elkaar heeft gebracht. De vader doet hard zijn best om er te zijn voor de kinderen en aan te sluiten bij wat zij nodig hebben. De rechtbank begrijpt dat dit voor de vader geen makkelijke taak is en ziet dat daarin bijzonder grote stappen zijn gezet. Aangezien de situatie nog precair is, vindt de rechtbank het wel van belang dat er in ieder geval de komende maanden nog een jeugdbeschermer bij het gezin betrokken blijft die zicht houdt op de ontwikkeling van de kinderen en de vader kan ondersteunen waar nodig. De rechtbank zal het verzoek tot de verlenging van de ondertoezichtstelling voor korte periode, te weten voor drie maanden, toewijzen en het verzoek voor het overige aanhouden. Over drie maanden zal wederom naar de situatie van de kinderen worden gekeken en moet blijken of een verdere voortzetting van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. In dat kader verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk een week voor de volgende zitting een schriftelijke update aan de rechtbank en de belanghebbenden te zenden waarin in ieder geval wordt opgenomen of het restant van het verzoek wordt gehandhaafd, hoe het met de kinderen gaat en of er nog hulpverlening ingezet moet worden voor de kinderen en/of de vader.
Machtiging tot uithuisplaatsing ( [de minderjarige 1] )
5.3.
De gecertificeerde instelling heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van een jaar. Bij beschikking van 14 november 2024 heeft de kinderrechter een machtiging uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg verleend. De rechtbank begrijpt dat het de bedoeling is om [de minderjarige 1] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een andere categorie en leest het verzoek van de gecertificeerde instelling dan ook zo, dat wordt verzocht om een nieuwe machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De rechtbank is van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.4.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De relatie tussen de vader en [de minderjarige 1] is complex. In het verleden hebben er diverse fysieke escalaties tussen hen plaatsgevonden, waarbij de politie betrokken moest worden en er ook strafrechtelijke procedures zijn geweest. Hierdoor is er ook een periode geen contact geweest tussen de vader en [de minderjarige 1] . Recent is het contact tussen hen weer gestart en zij hebben hier beiden enorme stappen in gezet. Mogelijk heeft het overlijden van de moeder hier een doorslaggevende rol in gespeeld. De rechtbank hoopt van harte dat het goed blijft gaan tussen de vader en [de minderjarige 1] en gunt hen beiden dat [de minderjarige 1] thuis kan blijven wonen in de nabijheid van zijn familie. De rechtbank vindt het wel van belang dat er een uitvalsbasis voor [de minderjarige 1] beschikbaar blijft, voor het geval het even minder gaat thuis. Die uitvalsbasis heeft [de minderjarige 1] nu bij [instelling] in [plaats 2] . Het was de bedoeling dat hij hier in januari 2025 naartoe zou gaan, maar dit is door het overlijden van de moeder op een laag pitje komen te staan. De komende tijd moet uitwijzen of het wenselijk én nodig is dat [de minderjarige 1] (meer) bij [instelling] gaat verblijven. Daarvoor is het noodzakelijk dat een machtiging tot uithuisplaatsing wordt verleend, waarbij de rechtbank benadrukt dat de machtiging gebruikt kán (en niet moet) worden. De rechtbank heeft ter zitting begrepen dat [instelling] de plek niet eindeloos kan vasthouden voor [de minderjarige 1] en dat er vóór 1 mei 2025 meer duidelijkheid moet zijn over het verblijf van [de minderjarige 1] daar. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de machtiging uithuisplaatsing voor kortere termijn toe te wijzen en het verzoek voor het overige aan te houden. De rechtbank sluit daarbij aan bij de termijn van de lopende ondertoezichtstelling en verleent de machtiging dus tot 23 juni 2025. Vóór die datum zal een nieuwe zitting gepland worden. Daarbij verzoekt de rechtbank de gecertificeerde instelling in de schriftelijke update, genoemd onder 5.2, tevens op te nemen of het restant van het verzoek tot de machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] wordt gehandhaafd of niet.
Benoeming bijzondere curator
5.5.
Bij beschikking van 20 augustus 2024 heeft de rechtbank een bijzondere curator voor de kinderen benoemd. De bijzondere curator heeft de opdracht gekregen om, als onafhankelijke partij, onderzoek te doen naar de vraag waar de kinderen na het overlijden van de moeder het beste kunnen wonen en wat de kinderen nodig hebben om zich verder te kunnen ontwikkelen. Daarbij heeft de rechtbank er op gewezen dat het de bijzondere curator vrij staat om andere bevindingen onder de aandacht van de rechtbank te brengen, die van belang zijn voor eventuele beslissingen van de kinderrechter over een eventuele verlenging van de ondertoezichtstelling. De bijzondere curator heeft van zijn bevindingen schriftelijk verslag gedaan op 28 februari 2025. De rechtbank constateert dan ook dat de bijzondere curator bovengenoemde opdracht heeft vervuld en dat zijn werkzaamheden uit hoofde van deze benoeming daarmee zijn geëindigd.
5.6.
De rechtbank ziet evenwel aanleiding om
mr. I.J. Pietersop grond van artikel 1:250 lid 1 BW opnieuw te benoemen als bijzondere curator voor de kinderen. De rechtbank doet dit ambtshalve. De bijzondere curator krijgt daarbij de opdracht om de stem van de kinderen in en buiten rechte vertegenwoordigen en daartoe rechtshandelingen verrichten. Daarbij ziet de rechtbank in het bijzonder een taak voor de bijzondere curator weggelegd bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder. De stappen die de vader daarin zal nemen hebben direct gevolgen voor de kinderen en zij zullen daarbij vertegenwoordiging en hulp nodig hebben.
De rechtbank begrijpt verder uit de stukken en hetgeen op zitting is besproken, dat er in de familie onenigheid is over de honden. De honden van het gezin zijn op dit moment bij de familie van de moeder en zij weigeren de honden terug te geven aan de kinderen. De kinderen hebben hier erg veel verdriet van, omdat de honden hen juist veel steun kunnen bieden in deze moeilijke periode. De rechtbank ziet ook daar een taak voor de bijzondere curator, om hierin te bemiddelen en te communiceren met de familie van de moeder om tot een oplossing over de honden te komen. Het staat de bijzondere curator vrij om andere bevindingen onder de aandacht van de rechtbank te brengen, die van belang zijn voor eventuele beslissingen van de rechtbank over mogelijke verlenging van de ondertoezichtstelling van alle drie de kinderen en machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] .
5.7.
Mr. I.J. Pieters heeft zich ter zitting bereid verklaard om die taak op zich te nemen en zal hiertoe door de rechtbank worden benoemd. Daarbij merkt de rechtbank op dat de bijzondere curator wordt benoemd voor alle drie de kinderen afzonderlijk, wat met zich brengt dat er meerdere rechtsbelangen spelen. De rechtbank verzoekt de bijzondere curator om
‘de leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’in acht te nemen en verslag te doen van de bevindingen. De rechtbank wijst de vader en de gecertificeerde instelling erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator gegeven instructies gevolg te geven.
5.8.
De rechtbank bepaalt dat de benoeming van de bijzondere curator geldt voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 23 juni 2025. Van zijn bevindingen dient de bijzondere curator uiterlijk een week voor de nader te bepalen zitting schriftelijk verslag te doen aan de rechtbank, de gecertificeerde instelling en de vader. Dit verslag zal op de vervolgzitting over de eventuele verlenging van de ondertoezichtstelling van alle drie de kinderen en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] worden besproken.
Niets meer te beslissen ten aanzien van de verlenging machtiging tot uithuisplaatsing ( [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] )
5.9.
Nu de gecertificeerde instelling het verzoek tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] heeft ingetrokken, stelt de rechtbank vast dat zij daarover geen beslissing meer hoeft te nemen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] , [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] tot 23 juni 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 11 maart 2025 tot 23 juni 2025;
6.3.
stelt vast dat er niets meer te beslissen is ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 2] en [de minderjarige 3] ;
6.4.
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator ten aanzien van de bij beschikking van 20 augustus 2024 verstrekte opdracht als beëindigd;
6.5.
benoemt tot bijzondere curator:
mr. I.J. Pieters, kantoorhoudende te Leiden;
over de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats] ,
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] ,
  • [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2014 in [geboorteplaats] ,
6.6.
verklaart de beslissingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting,
gelegen vóór 23 juni 2025;
6.8.
gelast de griffier tegen voornoemde zitting op te roepen:
  • de gecertificeerde instelling;
  • de vader;
  • de advocaat van de vader: mr. J. Looman;
  • de bijzondere curator;
  • [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] voor een kindgesprek.
6.9.
verzoekt de gecertificeerde instelling én de bijzondere curator om
uiterlijk een weekvoorafgaand aan de voornoemde zitting een schriftelijke update respectievelijk een verslag van bevindingen bij de rechtbank in te dienen en aan de overige partijen te zenden.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2025 door mr. M.H. Rochat, mr. S.J. Huizenga en mr. E. van Die, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 27 maart 2025.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.