ECLI:NL:RBDHA:2025:5445

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
C/09/680596 / JE RK 25-302
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige ontwikkelingszorgen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 maart 2025 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om een minderjarige onder toezicht te stellen. De Raad maakte zich ernstige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die al meer dan twee jaar niet naar school gaat en een geïsoleerde leefsituatie heeft. De kinderrechter heeft de feiten en de argumenten van de Raad en de gecertificeerde instelling in overweging genomen. De gecertificeerde instelling was van mening dat een ondertoezichtstelling contraproductief zou zijn, gezien de korte tijd tot de meerderjarigheid van de minderjarige en het gebrek aan vertrouwen in hulpverlening. De kinderrechter concludeerde dat, hoewel de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige ernstig zijn, de ondertoezichtstelling niet de juiste oplossing biedt. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen, met de hoop dat de minderjarige en zijn moeder vrijwillig hulp zullen zoeken om de situatie te verbeteren. De kinderrechter heeft ook een persoonlijke brief aan de minderjarige geschreven om hem te informeren over de beslissing en de zorgen die er zijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/680596 / JE RK 25-302
Datum uitspraak: 12 maart 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 20 februari 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 12 maart 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] , namens de Raad;
- [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen mening gegeven.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door
[naam 4].
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen tot de datum waarop hij meerderjarig wordt, te weten [dag] 2025, en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De Raad maakt zich ernstig zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] gaat al ruim twee jaar niet naar school waardoor hij een leerachterstand heeft opgelopen. Hij heeft geen netwerk en komt nauwelijks buiten. [minderjarige] heeft, behalve contact met zijn broers en de moeder, geen fysiek sociaal contact met anderen. De Raad maakt zich zorgen over de geïsoleerde leefsituatie van [minderjarige] , zijn sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. De moeder stimuleert hem onvoldoende om zich ergens voor in te zetten, iets te ondernemen en om zijn schoolgang op te pakken. De Raad uit zorgen dat [minderjarige] van de moeder heeft geleerd om spanningen te vermijden. Hierdoor wordt hij bekrachtigd in zijn gedrag en wordt zijn patroon niet doorbroken. De Raad vindt het belangrijk dat de moeder hulpverlening ontvangt waarbij ze als gezaghebbende ouder de regie over het gedrag van [minderjarige] terugpakt. Gelet op de leeftijd van [minderjarige] en de beperkte tijd die nog resteert voordat hij meerderjarig wordt, is het belangrijk dat al het mogelijke wordt ingezet om verdere ontwikkelingsachterstand tegen te gaan. De Raad geeft aan dat er een mogelijkheid is dat dit niet lukt, maar dat het belangrijk is dat het geprobeerd wordt. Daarom verzoekt de Raad om de ondertoezichtstelling uit te spreken tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige] .

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen van de Raad, maar het verzoek niet. De gecertificeerde instelling is in maart 2024 betrokken geweest naar aanleiding van de Jeugdbeschermingstafel die toen had plaatsgevonden. Er is toen geadviseerd om [minderjarige] aan te melden voor behandeling bij [instelling] . Dit is echter niet gebeurd. Tijdens datzelfde overleg is aangegeven dat het niet helpend is om [minderjarige] te dwingen om hulpverlening te volgen, omdat hij voortdurend in de strijd zit. De gecertificeerde instelling is dan ook van mening dat hulpverlening vanuit het gedwongen kader geen baat zou hebben. Daarnaast wordt [minderjarige] binnen vijf maanden meerderjarig wat betekent dat er binnen zeer korte tijd hulpverlening dient te worden opgestart, wat in praktijk vrijwel onmogelijk is. Daarbij merkt de gecertificeerde instelling op dat [minderjarige] moeite heeft met het vertrouwen van anderen. Het zal tijd kosten voordat [minderjarige] een betrokken hulpverlener vertrouwt. En indien er gestart wordt met hulpverlening en hij een hulpverlener vertrouwt, zal deze zich moeten terugtrekken op het moment dat de ondertoezichtstelling afloopt. De gecertificeerde instelling wil voorkomen dat dit het vertrouwen van [minderjarige] in anderen nog verder beschadigt.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter overweegt het volgende. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] heeft een geïsoleerde leefsituatie. Hierdoor heeft hij een achterstand in zijn sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling opgelopen. Hij verblijft veel op zijn kamer, komt nauwelijks buiten en heeft geen andere sociale contacten naast zijn gezinsleden. [minderjarige] komt ook niet toe aan de ontwikkelingstaken die passend zijn bij zijn leeftijd. Daarnaast is het zorgelijk dat hij al geruime tijd niet naar school gaat waardoor sprake is van een leerachterstand. Het is belangrijk dat hij zijn schoolgang weer oppakt om een startkwalificatie te behalen. De Raad heeft het verzoek ingediend in de hoop dat [minderjarige] door de ondertoezichtstelling weer gemotiveerd wordt om in beweging te komen. Ter zitting is door de gecertificeerde instelling gesteld dat een ondertoezichtstelling mogelijk juist contra productief werkt bij [minderjarige] . [minderjarige] zit voortdurend in de strijd, is mensenschuw en heeft geen tot weinig vertrouwen in anderen. De kinderrechter ziet hierdoor, ondanks het feit dat zij de ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] deelt, onvoldoende meerwaarde in de ondertoezichtstelling. Daarbij speelt de zeer korte periode tot aan de meerderjarigheid van [minderjarige] een rol, omdat de kans klein is dat er daadwerkelijk hulpverlening zal zijn opgestart voor het einde van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter hoopt dat [minderjarige] en de moeder hulpverlening vanuit het vrijwillig kader zullen gebruiken om de huidige situatie te veranderen en de zorgen weg te nemen. Dit betekent dat het verzoek wordt afgewezen.
5.2.
De kinderrechter heeft [minderjarige] een brief geschreven, welke apart aan [minderjarige] is gestuurd. Volledigheidshalve wordt de tekst van deze brief hier weergegeven.
Beste [minderjarige] ,
Op woensdag 12 maart 2025 was er op de rechtbank Den Haag een zitting over een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om jou onder toezicht te stellen. Ik ben de kinderrechter die op die dag sprak met vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Jeugdbescherming west (de organisatie waar jeugdbeschermers werken). De rechtbank had jou uitgenodigd om jouw mening hierover te geven, maar je was er niet. Je moeder was ook niet bij de zitting. Ik vind het belangrijk om je te laten weten wat ik heb beslist en waarom. Ik hoop daarom dat je deze brief zult lezen of dat je moeder deze brief aan jou zal voorlezen.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft geschreven en tijdens de zitting ook verteld waarom ze zich zorgen over je maken. Het ging onder andere over het feit dat je al ruim twee jaar niet naar school gaat en dat je ook weinig naar buiten gaat en eigenlijk bijna alleen maar contact hebt met je moeder en je broers. Ik ben het met de Raad voor de Kinderbescherming eens dat die situatie niet goed is en ik maak me dus ook zorgen over je. Het is belangrijk dat kinderen naar school gaan zodat ze dingen leren om later zelfstandig te kunnen zijn. Ook is het fijn dat kinderen op school contact kunnen hebben met andere mensen, want ook daar leren ze van. Sowieso leren mensen van contacten met andere mensen en daarnaast kan contact met anderen ook fijn en leuk zijn.
Voor jou lijkt het moeilijk te zijn om naar te school te gaan en contact te hebben met anderen. De Raad voor de Kinderbescherming weet eigenlijk niet goed waarom dat zo is en ik weet het daarom ook niet. Ik had daar graag met je over gepraat. Ik denk namelijk dat jij met hulp wel weer naar school zou kunnen gaan. En dat het makkelijker voor je zou kunnen worden om naar buiten te gaan en contact met anderen te hebben. Ik vind het daarom jammer dat ik daarover niet met je heb kunnen praten.
Tijdens de zitting heb ik met de vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming en de vertegenwoordigers van Stichting Jeugdbescherming west ook gepraat over de vraag of er een ondertoezichtstelling moet komen. Door een ondertoezichtstelling zou er een jeugdbeschermer komen die hulp voor jou en je moeder kan inschakelen ook als jij en je moeder dat niet willen. Dat kan tot je achttiende verjaardag. Ik heb besloten dat er geen ondertoezichtstelling en dus ook geen jeugdbeschermer komt. De reden daarvoor is dat ik niet verwacht dat er in de maanden totdat je achttien wordt nog veel zal veranderen door een ondertoezichtstelling. Dat is omdat de tijd maar kort is en ook omdat ik denk dat het niet zal helpen als er hulp komt terwijl je dat niet wil. Er komt dus geen ondertoezichtstelling.
Dat betekent niet dat ik me geen zorgen meer over je maak. Ik gun je namelijk dat je toch nog een tijdje naar school zal gaan en dat het makkelijker voor je zal worden om naar buiten te gaan en contact met anderen te hebben. Ik gun je dus eigenlijk een leven zoals jouw broers dat ook hebben. Ik hoop daarom dat jij en je moeder toch contact zullen hebben met mensen die jou kunnen helpen. Dat kunnen bijvoorbeeld mensen van het wijkteam zijn. Zij kunnen samen met jou en je moeder kijken hoe ze jouw situatie kunnen veranderen. Ik hoop dat je toch nog eens wil proberen om met iemand te praten. Je moeder kan daarvoor contact opnemen met het wijkteam.
Veel succes [minderjarige] , ik hoop dat je dromen voor de toekomst uitkomen.
Met vriendelijke groet,
de kinderrechter

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025 door mr. C.L. Strop, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 31 maart 2025 .
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.