ECLI:NL:RBDHA:2025:5454

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
SGR 24/3494
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen toekenning ZW-uitkering en toerekening aan werkgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een B.V., tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres betwistte de toekenning van een Ziektewet (ZW)-uitkering aan een ex-werknemer, die per 11 september 2023 recht had op deze uitkering. Eiseres stelde dat de eerste ziektedag van de ex-werknemer niet binnen het dienstverband viel, omdat hij zich pas op 22 maart 2023 ziek had gemeld en na een re-integratietraject op 28 augustus 2023 weer hersteld was. De rechtbank oordeelde echter dat de eerste ziektedag, zoals vastgesteld door de bedrijfsarts en de verzekeringsarts, wel degelijk binnen het dienstverband viel. Eiseres had niet aangetoond dat deze beoordelingen onjuist waren. De rechtbank concludeerde dat de ZW-uitkering en de uitvoeringskosten terecht op eiseres verhaald werden. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3494

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. van der Voet),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: M.A. Brouwer).

Inleiding

In het besluit van 22 november heeft verweerder bepaald dat [naam] (de ex-werknemer) per 11 september 2023 recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
In het besluit van 22 november 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald de gevalsbehandeling van de ZW-uitkering van de ex-werknemer over te nemen en de ZW-uitkering per 11 september 2023 aan de ex-werknemer uit te betalen, waarbij verweerder de ZW-uitkering en de uitvoeringskosten op eiseres zal verhalen.
In het besluit van 6 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben S. Duygulu (bestuurder van eiseres), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiseres is eigenrisicodrager voor de ZW-uitkering. De ex-werknemer is op 16 april 2021 bij eiseres in dienst getreden als uitzendkracht. Eiseres en de ex-werknemer zijn op 8 augustus 2023 een vaststellingsovereenkomst overeengekomen waarin is bepaald dat de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden eindigt per 8 september 2023 wegens verschillen in inzicht van de werkzaamheden, welke zodanig onoverbrugbaar zijn dat van verdere vruchtbare samenwerking tussen eiseres en de ex-werknemer geen sprake meer kan zijn. De ex-werknemer heeft deze vaststellingsovereenkomst op 9 september 2023 herroepen. Vervolgens is de ex-werknemer per 18 september 2023 in dienst getreden bij [bedrijfsnaam] B.V. voor de duur van vier weken. De arbeidsovereenkomst tussen de ex-werknemer en [bedrijfsnaam] B.V. is van rechtswege geëindigd op 15 oktober 2023.
Gronden van eiseres
2.1
Eiseres voert aan dat de ex-werknemer niet ziek was per 1 maart 2023. De ex-werknemer heeft zich op 22 maart 2023 ziekgemeld, maar na het volgen van een re-integratietraject is hij op 28 augustus 2023 weer hersteld gemeld. Op de zitting heeft eiseres verteld dat deze hersteldmelding mondeling is gedaan, maar dat uit de administratie volgt dat de ex-werknemer na deze datum weer volledig heeft gewerkt en niet meer als arbeidsongeschikt staat aangegeven op de urenlijst. De ex-werknemer heeft daaropvolgend twee weken voltijds gewerkt bij eiseres. Na afloop van het dienstverband met eiseres is de ex-werknemer werkzaam geweest bij [bedrijfsnaam] B.V. en heeft zich niet ziekgemeld. Volgens eiseres is de ex-werknemer dan ook arbeidsgeschikt bij haar uit dienst gegaan. Er is volgens haar dan ook geen sprake van arbeidsongeschiktheid die aan haar kan worden toegerekend. Volgens eiseres heeft verweerder onvoldoende onderzoek verricht naar de eerste ziektedag van de ex-werknemer en of sprake is van een aaneengesloten ziekteperiode. Door verweerder is totaal geen rekening gehouden met hetgeen zich na de ziekmelding heeft voorgedaan. De datum eerste ziektedag lijkt volledig gebaseerd te zijn op de enkelzijdige mededeling van de ex-werknemer. Omdat de ex-werknemer arbeidsgeschikt uit dienst is gegaan had verweerder de eerste ziektedag moeten vaststellen op een datum na de beëindiging van het dienstverband met [bedrijfsnaam] B.V., of in ieder geval op een datum die niet aan eiseres valt toe te rekenen.
2.2
Eiseres betoogt verder dat zij niet alleen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit over het verhalen van de ZW-uitkering, maar dat zij ook bezwaar heeft gemaakt tegen de toekenning van de ZW-uitkering. Beide besluiten zijn van dezelfde datum en hebben hetzelfde kenmerknummer. De toerekeningsbeslissing kan namelijk niet zonder de toekenningsbeslissing bestaan zodat verweerder redelijkerwijs had begrijpen dat het bezwaar ook gericht is tegen de toekenning.
2.3
Eiseres voert ten slotte aan dat het bestreden besluit op de verkeerde grondslag is genomen omdat in het besluit artikel 63e van de ZW is genoemd en dat artikel ziet op het verhaal van ziekengeld aan een werknemer die een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet ontvangt. Daarvan is hier geen sprake.
Standpunt van verweerder
3.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de ex-werknemer per 1 maart 2023, dan wel per 23 maart 2023 ziek is. Op 15 september 2023 heeft de ex-werknemer zich bij verweerder ziekgemeld. In de door verweerder verstuurde vragenlijst heeft de ex-werknemer aangegeven dat zijn eerste ziektedag 1 maart 2023 is. Uit de gegevens van de bedrijfsarts blijkt dat de werknemer zich ziek heeft gemeld met ingang van 23 maart 2023. Uit het spreekuurrapport van de bedrijfsarts van 29 augustus 2023 volgt dat de eerste ziektedag 23 maart 2023 en dat de situatie van de werknemer onveranderd is. De bedrijfsarts geeft aan dat de ex-werknemer is hervat in aangepaste werkzaamheden voor 5 x 6 uur, wat voor hem het maximale is. Ondanks dat er een verschil van mening is over de datum van de eerste ziektedag, valt de eerste ziektedag wel in het dienstverband bij eiseres. Eiseres heeft niet aangetoond dat de ex-werknemer hersteld is op 28 augustus 2023. Dit betekent dat de ZW-uitkering en de uitvoeringskosten op eiseres verhaald moeten worden. Volgens verweerder heeft eiseres alleen bezwaar gemaakt tegen het toerekeningsbesluit en niet tegen het toekenningsbesluit.
3.2
Verweerder geeft verder aan dat eiseres terecht heeft opgemerkt dat in het bestreden besluit ten onrechte artikel 63e van de ZW is genoemd. Volgens verweerder is dit een kennelijke verschrijving en had dit artikel 63a van de ZW moeten zijn. Verweerder verzoekt de rechtbank om toepassing te geven aan artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Beoordeling door de rechtbank
4.1
Tussen partijen is in geschil of eiseres ook bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 22 november 2023 waarin aan de ex-werknemer een ZW-uitkering is toegekend. De rechtbank vat het betoog van eiseres zo op dat zij de eerste ziektedag van de ex-werknemer betwist en dat die eerste ziektedag niet alleen van belang is voor het toerekeningsbesluit, maar ook van belang is voor het toekenningsbesluit.
4.2
In het bezwaarschrift van 1 december 2023 staat het volgende:
“In uw brief dd 22-11-2023 geeft u aan dat u de gevalsbehandeling van de ziektewetuitkering van de heer [naam] overneemt.
In een eerder stadium hebben wij aangegeven dat dit niet juist is. Dhr. [naam] heeft per 15/9 een contract getekend bij [bedrijfsnaam] . Dit is dus zijn laatste werkgever.
Bijgaand vind u een ondertekende versie van dit contract, en een copy van de door u verstuurde brief.
Ik teken dan ook bezwaar aan tegen de beslissing van het UWV in deze zaak.”
4.3
De rechtbank is van oordeel dat eiseres met het bezwaarschrift van 1 december 2023 enkel bezwaar heeft gemaakt tegen het toerekeningsbesluit van 22 november 2023. Eiseres verwijst in het bezwaarschrift namelijk alleen naar het besluit waarin staat dat verweerder de gevalsbehandeling van de ZW-uitkering overneemt en dat staat alleen in het toerekeningsbesluit. Dat het toerekeningsbesluit en het toekenningsbesluit hetzelfde kenmerknummer hebben, maakt dit niet anders. Deze grond slaagt niet. De rechtbank geeft verweerder (ten overvloede) mee dat in het toekenningsbesluit staat dat de ex-werknemer tot 9 september 2023 bij eiseres in dienst was, maar – zoals ook in 1 is vastgesteld – heeft de ex-werknemer op 9 september 2023 de vaststellingsovereenkomst herroepen, zodat hij ook na 8 september 2023 bij eiseres in dienst is gebleven.
5. Over de grond van eiseres dat het bestreden besluit op de verkeerde grondslag is genomen, stelt de rechtbank vast dat het bestreden besluit een kennelijke verschrijving bevat voor zover daarin is vermeld dat het besluit is genomen op grond van artikel 63e van de ZW. Uit de gronden van eiseres volgt dat bij haar geen misverstand bestaat om welke reden het bestreden besluit is genomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat toepassing van artikel 6:22 van de Awb een te zwaar middel is gelet op de bijbehorende vergoeding van proceskosten en griffierecht. Deze grond slaagt niet.
6.1
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de eerste ziektedag van de ex-werknemer valt binnen het dienstverband van eiseres. De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat de ex-werknemer bij verweerder heeft aangegeven dat hij sinds 1 maart 2023 ziek is. In het dossier zit een e-mail van de ex-werknemer aan eiseres van 1 maart 2023 waarin hij aangeeft dat hij zich ziek meldt wegens last van zijn heup. De bedrijfsarts heeft in de probleemanalyse van 4 april 2023 als eerste ziektedag van de ex-werknemer 23 maart 2023 aangegeven. In de spreekuurrapportage van 29 augustus 2023 geeft de bedrijfsarts aan dat de situatie van de ex-werknemer onveranderd is, dat de belastbaarheid niet is verbeterd en dat de beperkingen onverminderd aanwezig zijn. Verder staat in deze rapportage dat de ex-werknemer in aangepaste werkzaamheden voor 5 x 6 uur is hervat, wat in deze fase het maximale lijkt.
6.2
Eiseres heeft op 17 februari 2025 aanvullende stukken in het geding gebracht waaronder een urenlijst waaruit volgt dat de ex-werknemer van 18 september 2023 tot en met 15 oktober 2023 40 uur per week heeft gewerkt. Dat de bedrijfsarts op 29 augustus 2023 heeft aangegeven dat de ex-werknemer heeft hervat in aangepaste werkzaamheden voor 5 x 6 uur en dat dit voor hem het maximale is, klopt dus niet met de praktijk. Volgens eiseres is de ziekmelding van de ex-werknemer op 15 september 2023 niet te verklaren omdat hij daarna nog fulltime werkzaamheden heeft verricht bij [bedrijfsnaam] B.V. Op de zitting heeft de bestuurder van eiseres verteld dat eiseres onderdeel uitmaakt van een grote uitzendorganisatie en dat in het geval van arbeidsongeschiktheid altijd wordt gekeken of in de grotere organisatie werk aangeboden kan worden dat beter passend is. Dat is hier ook gebeurd bij de ex-werknemer. Na het re-integratietraject is hij als begeleider en opleider van intern personeel aan de slag gegaan bij [bedrijfsnaam] B.V., omdat zwaar lichamelijk werk niet (meer) bij hem paste. Eiseres heeft benadrukt dat de ex-werknemer niet ziek uit dienst is gegaan bij haar en dat sprake is van nieuwe arbeid bij [bedrijfsnaam] B.V.
6.3
De rechtbank is van oordeel dat de eerste ziektedag van de ex-werknemer 1 maart 2023, dan wel 23 maart 2023 is, maar hoe dan ook binnen het dienstverband met eiseres valt. De rechtbank acht hierbij de oordelen van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts van doorslaggevend belang. Zoals in 6.1 al is weergegeven volgt uit de spreekuurrapportage van de bedrijfsarts van 29 augustus 2023 dat de belastbaarheid niet is verbeterd en dat de beperkingen onverminderd aanwezig zijn. Door de verzekeringsarts van verweerder is de plausibiliteit van de ziekmelding van de ex-werknemer per 1 maart 2023 akkoord bevonden. Eiseres heeft niet met (medische) stukken onderbouwd dat de beoordelingen van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts onjuist zijn. Dat de ex-werknemer van 18 september 2023 tot en met 15 oktober 2023 bij [bedrijfsnaam] B.V. heeft gewerkt, maakt dit niet anders. De rechtbank begrijpt dat het dienstverband bij [bedrijfsnaam] B.V. nieuw overeengekomen arbeid is, waarbij rekening werd gehouden met zijn beperkingen. De bestuurder van eiseres heeft immers zelf aangegeven dat zwaar lichamelijk werk niet meer bij de ex-werknemer paste en de rol die hij bij [bedrijfsnaam] B.V. had was dat niet. Dit volgt ook uit een telefoonnotitie van een medewerker van verweerder van 8 december 2023 waarin de ex-werknemer aangeeft dat bij de werkzaamheden bij [bedrijfsnaam] B.V. rekening werd gehouden met zijn klachten en beperkingen. Dat de ex-werknemer dus na zijn dienstverband bij eiseres bij een andere werkgever heeft gewerkt, maakt dit niet anders omdat hij nog steeds arbeidsongeschikt was voor zijn eigen werk bij eiseres. De inkomsten die de ex-werknemer uit dit dienstverband heeft ontvangen zijn – zo blijkt uit een brief van verweerder van 22 november 2023 – ook gekort op de ZW-uitkering van de ex-werknemer. Dat uit het urenoverzicht dat eiseres heeft ingebracht volgt dat de ex-werknemer vanaf 28 augustus 2023 niet meer “loon arbeidsongeschiktheid” uitbetaald heeft gekregen maar “loon normale uren”, maakt dit ook niet anders omdat dit administratieve gegevens zijn en uit de beoordelingen van de bedrijfsarts en de verzekeringsarts wat anders blijkt.
6.4
De rechtbank merkt op dat eiseres in beroep een door de ex-werknemer ondertekende brief van 14 mei 2024, gericht aan verweerder, in het geding heeft gebracht waarin het volgende staat:
“Op 22 november 2023 heeft het UWV beslist dat ik vanaf 1 maart 2023 onafgebroken ziek
ben geweest en dat 1 maart 2023 als datum eerste ziektedag voor de aan mij toegekende ZW-uitkering heeft te gelden.
Ik wil u er graag op wijzen dat dit niet correct is. Op maandag 28 augustus 2023 ben ik
namelijk hersteld gemeld en nadien heb ik mijn werkzaamheden op normale wijze uitgevoerd. Ik heb daarna ook nog een ander dienstverband gehad, waar ik ook onafgebroken de overeengekomen arbeid heb uitgevoerd. Helaas ben ik op 15 oktober 2023 weer ziek geworden.
Mijn werkgevers in die periode kunnen het voorgaande ook onderschrijven. Ik verzoek u
om mijn datum eerste ziektedag te wijzigen van 1 maart 2023 naar 15 oktober 2023.
Graag ontvang ik hiervan een bevestiging.”
6.5
Verweerder geeft aan deze brief nooit te hebben ontvangen. Hij heeft hiervan pas kennis genomen uit de stukken in het dossier van de rechtbank. De rechtbank laat in het midden of bedoelde brief daadwerkelijk door de werknemer aan het Uwv is verzonden. De rechtbank acht het geenszins aannemelijk dat de inhoud van die brief juist is. De ex-werknemer was namelijk op 28 augustus 2023 niet arbeidsgeschikt, dit omdat - zoals in 6.1 is overwogen - uit het spreekuurrapport van de bedrijfsarts van 29 augustus 2023 (een dag later) volgt dat de ex-werknemer op die datum nog steeds arbeidsongeschikt was. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze brief dan ook niet tot een ander oordeel leiden.
Conclusie
7. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht heeft bepaald dat de ZW-uitkering en de uitvoeringskosten op eiseres verhaald zullen worden.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 april 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.